GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over de Oud-Grieksche Gymnasia.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over de Oud-Grieksche Gymnasia.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

De leiding van de geheele school was wala^schijn^ lijk opgedragen aan den z.g. gymnasiarch. Het merkwaardige van dit ambt was, dat het geen eigenlijk beroep vormde: zooals men voor een jaar tot gemeenteraadslid, stadssecretaris of ontvanger der belastingen benoemd werd, werd men ook tot dit ambt of tot dat van leeraar gekoizen. Hieruit blijkt reeds, dat geenerlei bevoegdheid vereischt werd. Men werd eenvoudig door de volksvergadering gekozen. Hoofdzaak was, dat de gymnasiarch zorgde voor de orde, het lichamelijk welzijn en de ontwikkeling der leerlingen. Men verwachtte echter ook zijn finantiëele medewerking tijdens zijii ambtsjaar bij' het aanschaffen van zalfolie, het organiseeren van wedstrijden en de verfraaiïng van het gebouw. Het eigenaa.rdige is, dat men, wanneer men carrière maakte, niet alleen van lager tot hooger kon opklimmen, maar dat meermalen iemand, die gymnasiarch geweest wa, s en dus het geheele onderwij's geleid had, later b.v. hoofd van de lagere school werd. Zoo de reeds genoemde Zosimos te Priene. Deze heer was eerst stadssecretaris, daarna gymnasiarch. Als zoodanig maakte hij zich verdienstelijk door een groote schenking van zalfolie, die bij' feesten zelfs geparfumeerd was, door betaling van de badkosten van leeraren en leerlingen en verfraaiïng van het gymnasium met twee Hermesbeelden. Het onderwijs zelf bevorderde hij door aanschaffing van nieuwe leermiddelen en aanstelling van een leeraar in de letteren. Om hem nu de gelegenheid te geven ook het lager onderwijs te beweldadigen werd hij tot hoofd der lagere school benoemd.

De leeraren waren meestal vrijfe burgers, die zich vrijwillig voor het ambt beschikbaar stelden en bij plichtsverzaking kregen ze alleen een geldboete. Maar in sommige plaatsen waren er strengere bepalingen. Zoo werden in Stratonikeia de staatsschoolmeesters in de gevangenis geworpen, als ze vergaten aan den stadsraad mededeeling te doen van het overlijden van een leerling. In Pergamum kreeg do gymnasiarch Agias een complimentje, omdat hij de uit andere plaatsen komende leeraren goed behandelde, zoodat ze, wanneer ze in hun vadersteden teruggekomen waren, den lo'f van Pergamum bezongen. Een ideaal-rector was ook Straten in Pergamum, want die zorgde niet alleen_voor den noodigen ernst bij het onderwijs, maar ook voor... tractementsverbetering van de leeraren, of althans voor de juiste uitbetaling van het salaris. In menige stad genoten de leeraren bijzondere privilegies, \yaarv: an het belangrijkste wel was vrijdom van belasting. Het meest treffend uit de waardeering voor den arbeid der leeraren zich in de gedenkteekenen, die voor hen werdenj opgericht. De eenvoudigste vorm daarvan is die, waarop de gestorven Ieera, ar afgebeeld wordt met een rol in de hand en een leerling voor zich, die naar hem opziet. Een treffend 'bewij's van de dankbare liefde der leerlingen spreekt uit een grafrelief ter eere van Hieronymus op Rhodus opgericht. Op de eene afbeelding zien we den leeraiar zitten omgeven door vijf leerlingen, tot wie hij spreekt, en op de andere begeleiden we hem in de onderwereld, waar hij de oorden der zaligen "betreedt. Uit het grafgedicht vernemen we, dat de gestorvene 52 jaar lang les gaf aan de lagere school en een lijst van zijn leerlingen wais in den. grafkelder aangebracht.

Evenals de leerlingen hadden ook de leeraren htm vereenigingen om gezamenlijke besluiten te nemen en hun belangen te behartigen. Zoo werkt in Smyrna zulk een vereeniging mee tot het eeren van ©en medeburger en in Kallipolis schenken de gezamenlijke vereenigingen van leeraren en leerlingen aan den wiskundeleeraar een krans, zeker wegens zijn groote verdiensten. De ambtsplichten van de leeraren waren omschreven in de schoolwet. Tot hun voornaamste verplichtingen behoorde het laifnemen van examens, die yaak gehouden werden om hun ijver te controleeren en dan ook op Chios den veelzeggenden, naam Vian leerarenexamens droegen. Tot de rechten der leeraren behooirde behalve het salaris een deel in de gelduitdeelingen, die soms gehouden werden en bij de schoolwedstrijden viel ook hun soms wel een prij's ten deel; zoo kregen ze b.v. te Priene een kalf.

Door verschillende gelukkige vondsten is men thans in staat zich een idee te vormen, hoe sommige vakken onderwezen werden. In plaats vaa een bord geliruikte de onderwij'zer scherven of tegels, waar de oefeningen ingekrast werden. Zoo heeft men te Athene een scherf gevonden met een leesoefening: ar bar gar dar er ber ger der enz. Ook gebruikte men voor het eerste leesonderricht wel letters van elpenbeen of bukshont. In kindergraven heeft men vierkante blokjes gevonden met de letters van het alphabeth er opi, zooals onze kinderen het alphabeth opzeggen, dan leerden ze het van achter naar voren en zoo, dat telkens ©en letter van voren naar achter gevolgd werd door een van achter naar voren. Zat dat er voldoende in, dan begonnen ze te schrijVen, eerst de letters, dan de lettergrepen. Ging ook dat goed dan werd een eigenaardige oefening gehouden om de tong los te maken: er werden n.l. eenige lettergrepen aaneen geschreven, absoluut zonder eenige beteekenis, maar zoo, dat de moeilijkste letterverbindingen ontstonden. Een blijkbaar zeer verbreide oefening was deze, dat de leeraar de letters van het alphabeth opschreef onder elkaar en de leerling, die dan aanvulde, hetzij tot gewone woorden, hetzij' tot de namen van beroemde mannen. Dat kan dan nog worden uitgebreid door bij, iedere letter 4'of , 5 namen te vragen. Er is zulk een oefening over, die vijf pagina's vult. Op een andere pag'inai van hetzelfde cahier staat te lezen: „Het belangrijkste levensbeginsel is de wetenschap". Dit is echter blijkens het mooie schrift niet door den knaap, maar door den leermeester geschreven!

Van bijzondere waarde scheen men te achten het inprenten van spreuken en wijze woorden, die meestal in versvorm opgesteld, in groeten getale gevonden zijn. Welke wijsheid de Grieksche schooljeugd te verwerken kreeg, moge blijken uit eenig© voorbeelden. „Hij, die geen onrecht doet, kan leven zonder wet", (met 2 fo^uten, verbeterd door den, leeraar). „Ga steeds te rade bij' een wijzen man en bouw niet klakkeloos op al uw vrienden". (Voorbeeld van den leeraar, tweemaal door den jongen herhaald.) „Doe je best, knaap, anders krijg je klappen". (Voorbeeld van den leeraiar, 4 maal door den jongen herhaald, klaarblijkelijk als strafwerk). Op een zeer veel gehanteerde en dus gesleten houten plank van ongeveer 7 bij 15 c'.M. staat het volgende geschreven: „Al wat leeft, vult zich den buik met voedsel, maar het menschelijk geslacht is onverzadigbaar aan winst; doe je best". Acht wassen tabletten uit Aboesir zij'n gevuld met deze woorden: „Wanneer iemand kwaaid doet en daarbij braaf spreekt, maar zijln buurman krijgt hem iii de gaten, dan verdubbelt dat zij'n slechtheid". Onder een van deze tabletten heeft blij'kba; ar-de knaap zelf geschreven: „De slechtheid mag voor mijh part naar de wip loop en". Hij' had er zeker genoeg van. Elders lezen we het • volgende schrij'fvoorbeeld: „Toen Diogenes (dat is de bekende wijsgeer, van wien men zegt, dat hij' in een ton woonde) eens een vlieg op zijn tafel zag wandelen, z-ei hij: kijk eens, zelfs Diogenes houdt er tafelschuimers op na, "

De leerboeken, waaruit de tegenwoordige jeugd de talen leert, zijn louter lustwaranden vergeleken bij die der oude Grieken. Zoo is er een cahier gevonden, bestaande uit 8 houten plaiukjes, die door zijden draden verbonden zijn. Op een van de bezijden is een kop geteekend, waarschijnlij'k die van den leermeester; maar dait is dan ook de meest poëtische pagina; De eerste '4 bladzijden zijn besciireven mei werkwoorden en de naamvallen, die

daarbij' behooren. Dan komen ellenlange opsommingen van voegwoorden, voornaamwoorden, phonetische opmerkingen en dergelijke geleerdheden. Ongeloofelijk droog. Tocli kende ook het taalonderwijs wel wat anders. Zoo werden de jongelieden soms uitgenoodigd tot het maken van paraphrasen, waarvan er ook een hewaard is, die ik tot slot geet. „Een zoon, zijn eigen vader vermoord hebbend (sic) en de wetten vreezend, vluchtte naar de wildernis en over de bergen trekkend werd hij! achtervolgd door een leeuw en achtervolgd wordend door den leeuw, klom hij in een boom en toen hij' in den boom geklommen was, vond hij daar een slang en terwijl hij naar boven had kunnen klimmen, daalde hij vanwege de slang weer neer... (dan ontbreekt een gedeelte en dan volgt de moraal) een misdaad blijït voor de godheid' niet verborgen".

Zoo zou ik kunnen voortgaan nog andere merkwaardigheden te vertellen, die de opgravingen ons geleerd hebben. Maar dit moge volstaan. Er blijkt reeds uit, van hoe groot belang deze vondsten kunnen zijn voor de kennis van het alledaagsche leven, waaromtrent we in menig opzicht door de schrijvers niet zoo goed zijn ingelicht. We betrappen hier de practijk, in wa; t ik vertelde die van het schoolleven, op heeterdaad en daardoor gaat die wereld.van duizenden jaren geleden voor ons leven: we merken, dat die oude Grieken menschen waren van gelijke beweging als wij, al was hun maatschappelijk leven dan ook anders ingericht dan het onze; we zien, dat ook in de practijk van het schoolleven dezeltde moeilijkheden voor leermeesters en leerlingen voorkwamen als bij' ons, en dat er ook in dat opzicht niets nieuws is onder 'de zon.

Dr A. SIZOO.

Hooggeachte Redactie,

Gaa, me zag ik onderstaand schrijven in „De Reformatie" opgenomen. Bij eventueele plaatsing mijn dank.

Tot mijn spijt hebben enkele woorden, in de inleiding tot het Verslag van de Jaarverg. der Vereeniging van Leeraren bij het Chr. ]V[. O., aanleiding gegeven tot ergernis aan den betrokkene. Nader bleek me, niet alleen uit het schrijven van Dr Ma, rmelstein, dat ook anderen het als een 'insinuatie opvatten. Ik heb aan het adres van Dr Waterink iets geschreven, dat op verdachtmalking gelijkt. Dil was verkeerd. Daarom verzoek ik Dr W. mijh excuses te willen aannemen.

Hoe kwam ik er toe, de gewraakte woorden neer te schrijven? Het geschiedde niet in opwinding. Maar toch wel in een eenigszins bittere stemming, die nog niet geheel geweken is. En die stemming heeft Dr W. bij mij (en bij' vele leeraars bij het Chr. M. O.) opgewekt, daar wa, t hi| in „De Reformatie" van 20 Febr. '25 schreef, en niet herriep! Als Dr W. daar beweert, dat er zeer goede uitzonderingen zijn, dan deugt dus ons corps niet. Dat is een harde beschuldiging. JEn wat mij nu vooral ergerde is dit, dat Dr W., die toch óók leeraar was (of nog ^s), zijh bezwaren, zoover ik weet, nooit in onze Vereeniging of ons Orgaan geuit heeft, maar opeens als journalist in zijn blad met zulke zware aanklachten komt.

Dit ter verklaring; niet ter verontschuldiging. Nogeens: het spijt me, dat ik uiting gaf aan minder edele gevoelens ten opzichte van "Dr W.

Verder zal ik op de zaak niet ingaan. Dr W. geeft in „De Reformatie" van 29 Mei j.l. zijn voornemen te kennen, de quaestie in ons Orgaan verder te behandelen.

Daar ben ik blij om. Naar mijh meening had Dr W. daar moeten begiimen. Intusschen zon het mij, en velen, een zeer groot genoegen doen, als Dr W., wat hij in „De Reformatie" van 20 Febr. j.l. schreef, ook in dat blad alsnog herriep. Met de meeste hoogachting.

Uw dw. dn., P. DEN BOER.

Rotterdam, 8 Juni 1925.

Naschrift. Ik ga op dit schrij'ven niet weer in. Daar de heer d. B. het aan den eind-redacteur zond, en het deswege wachtte tot een red.-vergadering, bleef het eenige weken liggen.

Gaarne neem ik het excuus van den heer d. B. aan. Alles is hiermee in orde.

Intusschen schijnt — gelijk mij! uit een correspondentie met dhr Keegstra bleek — een poststuk zoek te zijh geraakt. Daarom ondervindt mijn antwoord in „Ons Chr. M. O." vertraging.

J. W.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over de Oud-Grieksche Gymnasia.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juli 1925

De Reformatie | 8 Pagina's