Het Eerste Nederlandsch Paedagogisch Congres.
Dit Congres, een groote en grootsche onderneming |toorwaar, behoort weer tot het verleden. Nu we er ach-|ir staan, kunnen we een oordeel uitspreken over het •congres, zij het ook, dat natuurlijk niemand een precies overzicht kan hebben over datgene, wat er alzoo is iisgeschied.
Er zijn echter voor ons aan dit congres drie zijden, "die zeker niet te scheiden zijn, maar onderscheiden kunnen we wel.
Dit congres heeft zijn waarde voor de wetenschap.
Er is aan dit congres een kant, die de practijk rechtfétreeks wil dienen.
En de zaak van de beginselen heeft er zeer belangrijke interesse.
Wat de wetenschappelijke zijde van het congres betreft — wel ik wil beginnen met te zeggen, dat één ding me zeer heeft getroffen. En dat was de groote belangstelling bij die inleidingen, die den wijsgeerigen kant van de opvoedkunde betroffen. Bij de inleiding van Prof. Polak b.v. was de toch vrij groote zaal stamp-.^ol, en de meeste aanwezigen schenen er ook nog al wat van te begrijpen, — ze deden tenminste wel alsof. Van ' harte hoop ik, dat deze indruk juist is, dan zullen ze ook bij het debat wel hebben gemerkt, dat de opvattingen ; van Prof. Polak, voor welke groote belangstelling bestond op het congres, toch inderdaad nog verre van af zijn, en dat er nog wel ernstige bedenkingen zijn in te brengen tegen zijn systeem, dat met zooveel optiïnisme en zooveel aantrekkelijke consequentie werd voorgedragen.
Nu bleek er ook echter ten dezen bij sommigen een misvatting te bestaan. Ook de wetenschappelijke. houding brengt mee, dat men belijdenis doet van zijn geloof. Het ïs een enkele van de debaters ér o.a. om te doen geweest, ook Prof. Polak aan te toonen, dat zijn opvatting ter laatster instantie berust op geloof. Dat er nu van dezeii een protest werd gehoord tegen het feit, dat onze Janse van zijn geloof sprak in zijn praeadvies, en dat dit protest nog wel kwam bij den aanvang van het congres, was noch wetenschappelijk noch juist. Evenzeer als een ander het recht had een „beminnelijk anarchisme" voor te dragen, had ook de inleider, die met den he^r Oosterlee onze richting vertegen\yoordigde, het recht zijn christendom te openbaren.
Dit moet ook wetenschappelijk vast staan. Men moge over' den inhoud van de wetenschap het niet eens zijn, ten formeele moet er zooveel overeenstemming zijn, althans vooT zulk een congres, dat men het er over eens is, dat wetenschap zonder het aanvaarden. va, n principia, die tenslotte berusten op een geloof, onmogelijk is. Want de eerste grond voor elk principe is tenslotte het geloof.
En nu stap ik even naar het derde; wanneer we de zaak van dit congres dan ook zien als een zaak der beginselen-strijd, of wil men der uitwisseling* van de beginselen, dan kan niet ontkend, dat er iets in dit congres was, dat aantrok, en tevens iets, dat niet bevredigde. Aantrekkelijk was het, dat vooral de congresleiding ieder de gelegenheid gaf, van zijn opvatting vrij en frank te spreken, en te getuigen van datgene, wat hij wilde naar voren brengen als zijn „geloof". Men kan natuurlijk niet alles zeggen, wat men op het hart heeft ^^-het is ook niet mogelijk, de totaliteit van zijn opvatting op zulk een congres uit te zeggen of uit te beelden, maar er was inderdaad een beminnelijke veelzijdigheid betracht, die de leiding van het congres alle eer aandeed.
Maar absoluut onbevredigend was de gang van zaken, waarbij het kon voorkomen, dat er veel te weinig tijd overbleef voor debat. Dat is nu niet de schuld van de leiding van het congres, noch de schuld van eenig sectie-bestuur, — maar we hebben hier te doen met een min of meer groote mate van vrijmoedigheid van sommige inleiders, die inplaats van de hoogstens drie kwartier, die hen waren toegestaan om te spreken, rustig vijf kwartier pakten, zoodat er voor elk van de debaters twee a drie minuten over bleven om het hunne te zeggen. En dat met het gevolg, dat b.v. Prof. Polak niet de helft van de sprekers ook maar met één woord van antwoord kon dienen. En dat, terwijl ook de inleiding zelve nog feitelijk maar voor twee derde was gehouden, en men het verder maar met de stellingen moest doen. Zie, tegen dezen gang van zaken heb ik 90k uit principieel oogpunt ernstig bezwaar.
Intusschen heeft een congres als dit een geheel eigen type. Men weet, dat men te doen heeft met groote groepen van 'menschen, die héél ver van elkaar af staan, wier overtuigingen zelfs dikwijls diametraal tegenover elkaar staan.
En nu is er in zekeren kring wel gezegd, dat het onmogelijk was, aan zulk een congres deel te nemen. Dat begrijp ik niet geheel. Men meende, dat er eerst omtrent de onderscheiden gondbeginselen overeenstemming moest bestaan. Zeker, dat zou juist zijn, wanneer zulk een congres zekere eindconclusies aanvaardde; wanneer men bedoelde tot een resultaat te komen; wan neer men een soort permanente instelling was of werd; of wanneer de bedoeling was een leiding in bepaalde richting te geven. Niets van dit alles is echter aanwezig.
Al verlangen we ook héél sterk naar een christelijk paedagogisch congres, toch kan 't ook wel degelijk zijn nut hebben eens te zien, wat anderen van allerlei richting alzoo denken en doen; en tevens kan het geen kwaad, dat ook anderen eens onze opvatting vernemen. Gewoonlijk zijn v^e daarbij in de tot op zekere hoogte te benijden positie, dat we nogal meevallen. Dit komt uit de minder benijdenswaardige positie, dat men ons nu meestal niet zoo heel hoog heeft; tenminste niet bij de uiterste linkerzij.
Bovendien zou ik kunnen vragen: wanneer men ons zou willen verbieden aan een dergelijk congres mee te doen — hoe staat het dan voor onze menschen met lidmaatschappen van historische genootschappen; met lidmaatschappen van de Koninklijke Academie van Wetenschappen; met deelname aan nationale en internationale medische, psychologische, enz. congressen ?
Natuurlijk staat ieder hier volkomen vrij. Het is ook weer waar, dat er een gevaarlijke kant is aan zulk een congres, wanneer men er niet met een eigen principieel welgefondeerde overtuiging naar toe gaat. En we moeten volkomen billijken de opvatting van hen, die niet verantwoordelijk wilden gesteld worden voor hetgeen alzoo op het congres werd beweerd.
Trouwens, wanneer men mij b.v. verantwoordelijkheid zou willen toedeelen voor hetgeen werd gezegd en gedaan op het congres, dan dank ik daarvoor stichtelijk. Zóó moet men de zaak niet beschouwen. En natuurlijk gaat het den heeren Jonkman en Drewes, Prof. Dr Aalders en den heer Janse en anderen evenzoo.
Een congres als dit is een door onderlinge regeling geschapen gelegenheid om van elkanders gedachten kennis te nemen; om in aanraking te komen met belangwekkende figuren, op paedagogisch erf; om te zien, wd.t men van anderen kan gebruiken, en wat we aan anderen kunnen geven.
Maar de verantwoordelijkheid van hetgeen wordt gezegd ligt alleen bij hem, die het zegt. En slechts moet van te voren vast staan, dat men objectief zijn raeening kan en mag zeggen, en dat men zelf niet zal worden gekwetst, noch dat men anderen zal kwetsen in heilige overtuiging en gevoelen.
En zóó beschouwd zie ik geen gevaar in zulk een congres, noch ook lijkt het me verkeerd aan zulk een beweging mee te doen, mits men zelf een eigen overtuiging op het congres kan presenteeren en representeeren.
En nu de practische gevolgen van zulk een congres. De resultaten.
Och, het wil me voorkomen, - dat die niet zoo maar een, twee, drie zijn aan te wijzen.
Er zijn velen, die hun kennis hebben verrijkt. Er zijn er, die met anderer opvatting winste zullen doen. Er
zijn er die geremd zijn in hun al te groote voortvarendheid, anderen zullen een duwtje gekregen hebben bij al te langzamen tred.
Voor de practijk lijkt me wel het belangrijkste de vermeerdering van de kennis; de gemakkelijke wijze, waarop men die kennis vermeerderen kan; het stellen m"idden in de belangstelling, dit groote onderwerp, : de paedagogiek. ' « Ü p ? ^ » ^ ^ ;
Maar er is — ook dit mag niét worden vergeten; aan dergelijke congi: essen een gevaarlijke zijde. Ze kunnen de oppervlakkigheid in de hand werken.
Prof. Grosheide wees.in 't algemeen op dit gevaar in zijn openingsrede van de vergadering der Ger. predikanten te Utrecht.
Zulk een congres als dit moet prikkel tot studie geven; moet de studie vergemakkelijken. Doet het dit niet en denkt men, dat men er na het aanhooren der onderscheiden referaten al alles van weet, dan vergist men zich. Dan weet men er nog precies onvoldoende van om mee te praten.
En nu kunnen we ook aan den arbeid voor een eigen congres.
Al zal 't ook de vraag zijn, of het gewenscht is, ons congres vrij kort na dit „groote" te doen volgen.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 april 1926
De Reformatie | 8 Pagina's