GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het „krijpen" van teksten.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het „krijpen" van teksten.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Aan het slot van wat ik in ons vorig nummer schreef over de gewpionte, om te spreken van „het krijgen van een tekst", als men bedoelt te zeggen, dat, in een bepaald geval Gods Geest ons kennelijk een of ander Schriftwoord, dat we juist toen noodig hadden, te binnen bracht en geloo^ vig deed aangrijpen, beloofde ik nog opi eenige gevaren te wijzen, die dit spraakgebruik meebrengt.

Ik noemde er reeds enkele.

Ik sprak reeds van de valsche voorstelling, die men zoodoende licht ingang doet vinden, bij' anderen en allengs ooik bij zichzelf, dat het Woord Gods, zooals het in de Heilige Schrift vóór ons ligt, eerst voor ons persoonlijk gaat gelden, als het op' een zeer o-ngewone, onmiddellijke wijze toit ons kwam; van het gevaar, dat men de toepassende', de vertroostende en verzekerende werking des Geestes beperkt tot dit rechtstreeks als uit den hemel ontvangen van een Schriftwoord; en dat men langs dezen weg ongemerkt de deur ope^nzet voor de geestdrijverij, die van niets wil weten dan van het z.g.n. inwendige licht.

Eer ik op nog andere gevaren, die hier dreigen, de aandacht vestig, moet ik, om het hoog belang der zaak, van deze dl'ie nog iets zeggen.

Want ik ben er niet genist op., dat we hier niet te dO'On hebben met vossen, en geen kleine, die hier en daar onder ons den wijngaard des Heeren met groote schade bedreigen.

Wat het eerste aangaat - men bedenke toch, hoe deze voorstelling de majesteit van het Woord onzes Gods aanrandt, en de Schrift, gelijk we haar lezen in ons liiüs en hooren verkondigen iii de samenkomst der Gemeente feitelijk als genademiddel uitschakelt.

Inplaats van de levende Stem onzes Gods, die met een „waar zijt gij? " ons zoekt om te bestraffen of te troosten, om neer te werpen o> f op T; e richten, en al naar we ons onderwerpen of tegen haar in verzet staan, om te worden een reuke des levens ten leven of een reuke deë doods ten doode; in plaats van een steen des aanstoo'ts waarover we struikelen ten verderve of een rotssteen des behouds waaraan we ons oprichten, in plaiats van een vuur dat verzengt en verteert of een vlam, die reinigt en heiligt — wordt de Schrift dan een dood boek, dat ons niets te zeggen heeft, een ziellooze letter, een klank in het ijle,

En zoo weinig als zij èns te zeggen heeft — zóó weinig achten w ij het van onze roeping op' 'haar in te gaan.

Werktuigelijk lezen we haar.

Als iets dat ons niet aangaat laten we haar prediking in de kerk over ons heengaan.

Zij is immers niet voor óns, en wij hebben immers met haar niet van doen, zoolang we haar niet „krijgen". En daarom... De teekening is wat grof.

Zóó r edenee re 11 zullen er wel niet velen. En godvruchtigen, die in eenvoudigheid des harten gaarne spreken van teksten die ze „kregen", bedoelen allerminst dergelijke overleggingen te wekken en te voeden. Maar ik ben overtuigd, dat velen de H. Schrift lezen en de prediking .aanhooren in een zielehouding, die in zulke overleggingen haar achtergrond heeft, en dat het altoos weer hooren van „teksten-krijgen" daar niet onschuldig aan is.

Wat het tweede betreft: dat men "door dat spreken van teksten-krijgen, de voorstelling kan wekken, alsof het toepassende werk des Geestes beperkt ware tot dit rechtstreeks, als uit den hemel ontvangen van een of .andere verzekering of belofte — ik weet, al weer, zeer wel, dat oprechte vromen er 'dit nooit mee zullen bedoelen.

Maar het is weer dat woordje „krijgen", dat hiei; tegen hun bedoeling, bij min-kundigen zoo licht misverstand wekt.

De ervaring is er om het te bewijzen.

Duizenden oprecht-bekommerde zielen hebben jarenlang de vertroostende beloften en verzekeringen Gods in het Evangelie afgewezen, ouder den ban van 'den waan, dat het roof in het heilige zou zijn, ZOO' ze zich een belofte toeëigenden, die hun niet, liefst buiten het lezen of hooren van het Woord om, als een licht uit den hemel in d'e ziel gevallen was, om op éénmaal alle duister te verdrijven.

En er zijn in ons vaderland nog altoos geheele kringen, waarin zulk krijgen van een tekst als keursteen geldt voor echte O'f ingebeelde verzekering.

Men is er gewoO'U aan wie „tot ruimte kwam" aanstonds de vraag te stellen, met welken tekst hij „verzekerd" werd.

Zoo hij het antwoord schuldig blijft, hoort hij zich aanstonds waarschuwen voor „geroofd goed". Is hij in staat een bepaalde belofte te noemen, waarin zijn ziel vertroosting vond, dan worden de wijze waarop en de omstandigheden waaronder hij haar kreeg, aan scherpe kritiek onderwprpen, . en de maatstaf, die daarbij aangelegd wordt, is dan vooral het ongewone.

Zoo versperren menschelijke willekeur en dwaasheid dorstende zielen den weg tot de bron der vertroosting, die de Vader aller barmhartigheid in Zijn Woord zoo vol en rijk voor hen vloeien deed.

Laat ons toezien, dat we door een licht misleidenjd. spraakgebruik aan zoo schrikkelijk bedrijf niet mede schuldig worden.

En wat nu in de derde plaats aangajat, 'dat het spreken van teksten krijgen kan leiden tot geestdrijverij en een zweren bij het inwendige licht —• het is niet moeilijk in te zien, hoe dit bedenkelijke spraakgebruik ook. in dit opzicht gevolgen hebben kan, die het niet bedoelt.

Zeker, het zet de Schrift in zóóver niet op zij, dat het in het eischen van een tekst nog altoos, aan de Schrift blijft binden.

Zelfs schijnt .het 'de Schrift daarmee buitenge-woon hoog in eere te houden.

En toch dingt ze op haar waarde ©n eere niet weinig af.

Welbeschouwd ontzegt ze haar-, gelijk ik reeds zeide, de eere van genademiddel te zijn, of als het haar die eere nog gunt, dan gunt het haar die toch slechts, niet zooals ze vóór qns ligt, in haar organisch geheel, maar, voorzoqver één of ander, op zichzelf staand woord uit haar inhould, middel is om de ziel te bewerken.

En eigenlijk wordt zulk een woord daarbij nog niet eens tot haar inhoud gerekend.

Want zijn waarde en zijn gezag dankt het, bij deze beschouwing niet hieraan, dat het deel van het geschreven Woord Gods is, maar dat het als het ware rechtstreeks uit den hemel kwam.

Alle verband met het geschreven woord, doordat men het b.v. in de Schrift las of uit de Schrift in zijn geheugen opnam, maakt op dit standpunt, streng doorgevoerd, zijn gezag reeds bedenkelijk.

Aan het begin en bij het vervolg van den - weg telt de Schrift niet mee.

Bij den genadearbeid des Geestes in de ziel"deed ze geenerlei dienst. '

Daar stond ze buiten.

En al haar beteekenis komt ten slofte hier op neer, dat ze van achter, in de overeenstemming van het „gekregen" woord met een of anderen tekst, 'dienst doet O'm de uitkomst te verifiëeren. Over nog andere gevaren, die hier dreigen, D.'V. in een volgend nummer.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Het „krijpen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 februari 1927

De Reformatie | 8 Pagina's