GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Nog een bUdrage tot de cbristelUke Volkslectuur.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Nog een bUdrage tot de cbristelUke Volkslectuur.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het laatsl-ver.-^cheneu artikel van deze rubriek wees ik met een enkel woo'rd op het verdienstelijke van die goede volkslectuur, die de aandacht der lezers vraa, gt voor historische verhalen, en handelde in dat verband over het boek van King-ma.ns „Toen de wolken samenpakten". Daarbij behoorde aan te sluiten een tweede artikel over een dergelijk boek, maar, doordat ik het hoofdartikel in het vorige nummer te verzorgen had, bleef het onafgewerkt liggen. Ik plaats het daarom thans, met de bedoehng, het als vervolg op het bovengenoemde stuk beschouwd te zien.

Met gelijke waardeering, als het boek van Kingmans op grond van zijn stofkeuze en stofbewerking verdient, zou ik melding willen maken van een tweede bijdrage tot de christelijke volkslectuur: „Bar to de D rap eni er sleerling", door , 1. Lens 1).

Een verhaal uit den bloeitijd der Leidsche lakenindustrie" noemt de Schrijver in den ondertitel zijn boek. Het handelt dus over de middenperiode der 17e eeuw, toen de beroemde Leidsche lakennering zich tot grootindustrie had ontwikkeld en de voornaamste bron van inkomsten was der oude sleutelstad, en vertelt van de verhoudingen, die in het drapeniersbedrijf heerschten, de moeilijkheden ook, die de loonstrijd in het lakenweversgilde teweegbracht. De teekening van het 17e eeuwsche I/eiden, waar de heftige godsdiensttwisten van de eerste tientallen jaren der eeuw hun nawerking nog doen gevoelen in het geding der economische vraagstukken, vormt dus de eigenlijke inhoud van dit boek. Deze stof wordt echter in verhaalvorm bewerkt en daarom kiest zich de Schrijver een figunr, die als drapeniersleerling in het bedrijf werkzaam is en wiens geschiedenis den lezer dus vanzelf tof do te behandelen materie 'voert.

Barto de drapeniersleerhng is de aangenomen zoon van den Leidschen wever Sjardijn en zijn degelijke huisvrouw Annemoei. Zij hebben aan de gevreesde pestziekte hun zoontje verloren en, mede ook omdat in het kleinbedrijf van Sjardijn een helpertje onmisbaar is, hebben zij verzocht in aa.nmerking te komen voor de plaatsing in hun huis van een jongen uit het Walenland, De stad Leiden, waar het Waalsche element sterk is en toonaangevend in de lakenindustrie, haalt jaarlijks n, l, Waalsche kinderen binnen de veste, om ze, onder het patronaat van 't stadsbestirur, fn de nëringe te doen opleiden. Een bode trekt dan naar het Luiksche, om daar jongens te zoeken, wier ouders geen bezwaar hebben hen, onder de verzekering van behoorlijke verzorging en opleiding, naar Leiden te zien vertrekken. In den regel komen 't eerst in aanmerking Waalsche weezen, of vondelingen, en zoQi is Barto, die als vondeling bij een oud vrouwtje was uitbesteed (doox de kerk), te Leiden gekomen, waar hij bij Sjardijn is ondergebracht.

Niemand weet, wie Barto eigenlijk is, ook hij zelf niet. Een marskramer heeft hem gevonden, langs den weg, waar hij, klein kind nog, lag naast lu't lijk van een verslagen huisman. En geen ander herkenningsteeken was aan hem, dan de helft van een Brabantsch muntstukje, dat ova een koordje aan zijn hals hing. De marskramer had hem opgenomen, zijn gewonden arm verbonden en hem bij den pastoor van een naburig dorpje gebracht, omdat hij, een zwerver, zelf voor het kind niet zoTgen kon.

De lezer echter is nauwkeurig van de zaak op de hoogte. Want in een breede inleiding vertelt de Auteur, hoe Barto is het zoontje van een adellijke Limburgsche familie, door zijn moeder, toen het gevaar der Pappenheimsche benden zeer nabij kwam, onder de hoede van een ouden knecht gesteld, om hem naar veiliger oorden te brengen. De knecht is echter op zijn naohtelijken tocht door stroopende soldaten overmand en gedood, en omdat in dienzelfden nacht het kasteel is uitgeplunderd en de slotvrouw is omgekomen, is ieder spoor omtrent Barto's afkomst uitgewischt.

Zelf heeft hij slechts heel vage herinneringen aan goede dagen en mooie dingen, maar hij kan ze geen gestalte geven en praat er nimmer over.

In het huis van Sjardijn is hij spoedig een geliefde zoon. Vader Sjandijn leert hem de beginselen van het weverswerk, zooi, dat bij spoedig een bruikbare kracht is en zich verder bekwamen kan. Hij doet hem ook onderwijzen in de „gezoiide leere" en in alles, wat een goed burger behoort te kennen. Barto omgekeerd voelt zich geheel thuis en ziet in vader Sjardijn en Annemoei zijn ouders, in hun dochtertjes hun zusjes.

Ouder geworden, nioet Barto bij een grooteren wever in de leer, om zich voor zijn „meesterstuk" te bekwamen. Daar, in de zaak van Flandrijn, maakt hij den loonstrijd mee door , die in Leiden zoo\'eel beroering brengt. Hij houdt zich daarvan geheel afzijdig, maar de Schrijver vindt in deze verhouding gereede aanleidhig, oam uitvoerig van de gildenoproeren en hun gevolgen te vertellen en zoo zijn eigenlijke stof te behandelen.

Van tijd tot tijd komt ook de marskramer in de stad, die zich tot den jongen altijd aangetrokken gevoeld heeft. Daardoor komen we te weten, wie hij eigenlijk is: een Hollander, in den tijd der Bemonstrantsche woelingen uit de jurisprudentie van Leiden verbannen. En in deze figuur vindt de Auteur weer aanknooping, om van de godsdiensttwisten een beeld te geven en de nog altijd heerschende tegenstellingen te teekenen.

Maat' op een verdienstelijke wijze weet hij toch ook weer deze elementen tot bestanddeelen van zijn verhaal te maken, inzooverre de weverij van Flandrijn en de persoon van den marskramer in Barto's geschiedenis een rol spelen; als'straks de marskramer sterven gaat, vermaakt hij aan Barto zijn geld, voor dezen voldoende om de nering van Flandrijn over te nemen, (waarin geen opvolger is) en zich zelfstandig te vestigen.

Dit middengedeelte is ongetwijfeld het beste van 't boek. Daar ligt werkelijkheid aan ten grondslag en komt de stof, die de Schrijver behandelen wil: 't Leidsche 17e eeuwsche leven met zijn verwikkelingen en verhoudingen, geheel tot haar recht. In den Schout De Bondt b.v. in zijn opvattingen en zijn optreden als handhaver van het wettige gezag, is een goed type geteekend van den 17deii eeuwschen magistraatspersoon; in den gebochelden kroeghouder, een historie-getrouwe handlanger van den Schout. In Pascliier de Fijne en de zijnen is het ondergroaidsche woelen der onderliggende Remonstranten duidelijk afgebeeld, tegenover het strakke beleid der Contraremonstrantsche regeering, en in den marskramer is gestalte gegeven aan de tusschenfiguren, die van alle drijverij afkeerig waren, maar doox het stadsbestuur juist daarom als onbetrouwbaar werden uitgewezen.

De Auteur is er in geslaagd, dit alles tot een goed en reëel geheel te vereenigen, waarbij hij steeds de figuur van Barto centraal heeft weten

te honden en zoo aan zijn beschrijvingen een verhalend karakter heeft gegeven.

De verdere afwikkehng der historie, de ontknooping van 't geheim van Barto's geboorte', is erg roman-aichtig en daaroim minder bevredigend. Bij het schaatsenrijden redt Barto twee jonge dames, die door het ijs gezakt zijn. Met dezen wordt hij naa.r het deftige huis vervoerd, waat ze wonen, en dat bhjkt dan het huis van Biairto's grootmoeder te zijn en een van de meisjes is zijn eigen zuster, die door Brechte, de oude meid' van het kasteel in 't Limburgsche, na, af grootooeder is gebracht, toen het vernielend oorlogsgeweld het gezin uit elkaar rukte. Brechte, die Barto verpleegt, als hij in het huis van zijn grootmoeder te bed ligt, herkent hem aan het muntstuk, dat ze hem zelf heeft omgehangen. De weergevonden kleinzoon wordt dan de echtgenoot van het andere meisje, dat hij redde en komt weer in het bezit van zijn vaderlijk goed.

De toevalligheden, die tot deze gelukkige uitkomst de onmisbare Sjchakels zijn, doen dit slot op, i een heel wat lager plan staan, dan het middendeel van 't verhaal. Maar de compoisitie van het geheel, die nu eenmaal o< p een te ontsluieren geheim rustte, eischte misschien zulk een ontknooping en in een boek, dat een verhaal wil zijn en dus een intrigue bevatten moet, is ze ook niet misplaatst. De historie van Barto's afkomst en ha, ar opheldering brengt wel de spanning, het boeiende in het verhaal, die noodig zijn, om de belangstelling der lezers gaande te houden.

Maar de hoofdzaak, dat althans, waarop de waardeering gegrond is, die we voor dit boek kunnen uitspreken, is de teekening van het Leidsche leven; 't maakt, wanneer men het beschoiuwt als verhaal, den indruk van decoratief, omkleeding, maar er is zooveel aandacht aan besteed, dat het uitkomt als ©en der voorname elementen en de ondertitel wijst uit, dat de Schrijver dat ook heeft bedoeld. In dit middendeel komt trouwens ook bet christelijk karakter van het boek ten volle naar voren en ligt alleen de beteekenis, als historisch verhaal. En de wijze van vertellen is zaoi, dat de jachtige lezer het niet zal overslaan. We kunnen daarom ook van dit boek zeggen, dat het is een goede bijdrage tot de christelijke volkslectuur, 'waard om in breeclen kring gelezen te worden.


1) Uitgeversmaatschappij E. J. Boscli Jbzn, Amsterdam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 mei 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Nog een bUdrage tot de cbristelUke Volkslectuur.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 mei 1927

De Reformatie | 8 Pagina's