GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Margaretha Meyboom.;†

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Margaretha Meyboom.;†

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog is de tijdschriften-pers niet gereed gekomen met haar „In Memoriam" aan Herman Gorter, of opnieuw gaat door het land de doodsmare van een bekende figuur op literair terrein:71 jaax oud is de vorige week te Rijswijk overleden Margaretha Meyboom, de talentvolle vertaalster van Skandinavische boeken.

Dichteres of romanschrijfster was Margaretha Meyboom niet. Wat ze aan eigen werk publiceerde lag voor het grootste deel niet op-letterkundig gebied, en zelf heeft ze waarschijnlijk veel minder in literairen-, dan in socialen arbeid haar levenstaak gezien. Toch neemt ze in de moderne literatuur een belangrijke plaats in, omdat ze oen taalkuustenares is geweest van bijzonder talent, die het moeilijke werk van vertalen op' de hoogte van literaire productie wist te houden en bij de omzetting uit het oorspronkelijke het karakter der boeken ongeschonden wist te bewaren. En 'tis vooral om die verdienste, dat we de aandacht onzer lezers op haar en haar arbeid vestigen en ook aan haar een , , ln Memoriam" wijden in deze rubriek van ons blad.

Margai'etha Meyboom (geb. 29 Juli 1856) was de dochter van den predikant Dr E. S. P. Meyboom, die in 1855 te Amsterdam zijn intrede had gedaan in de Ned. Herv. Kerk. Aanvankelijk aanhanger van de Groninger richting, werd hij spoedig een der krachtigste pleitbezorgers van het modernisme, dat in het midden der vorige eeuw begon te groeien. Een typische figuur alzoo-uit dien overgangstijd, in wiens werk en leven zich de onzekerheid, die toen op theologisch terrein heerschte, weerspiegelt; die zijn boek over „Het Leven van Jezus" niet kon voltooien, omdat hij, sinds hij het begon, van inzicht was veranderd, en studiën publiceeirde over heidensche gcdsdiensten, wijl hij de kennis omtrent religie niet tot die van het Christendom alleen beperkt wenschte te zien. Maar een man van nohele hoedanigheden, die op zijn gemeente, en vooral op zijn gezin veel invloed , had.

Bezig met de voorbereidende studie over den godsdienst der oude Noren, vertelde de vader 's avonds in zijn gezin, allerlei Noorsche verhalen aan zijn kinderen, en die uiteraard fantastische en speciaal-gekleurde vertellingen deden in Mar­ garetha, toen 15 jaar ongeveer, de belangstelling ontwaken voor Skandinavische boeken. Met behulp van een Deensche grammatica, die ze in haar vaders bibliotheek vond — aldhs vertelde ze in een intemew a, an den journalist Cannegieter — leerde ze zichzelf Deensch en op dezelfde manier wist ze zich ook de elementaire kennis van het Zweedsch te verwerven.

Niet lang duurde het, of ze begon met vertalen, eerst een schets, die als feuilleton in een der bladen werd opgenomen, straks een boek. En gaandeweg gröoide haar b3langsteir.ng in d-e Skandinavische talen tot een liefde, die ze al haar krachten wijden wilde. Ze reisde naar Kopenhagen en nam daar lessen van erkende geleerden, zoo^, dat ze ten slotte de Skandinavische talen volkomen machtig was en de bevoegdhedd verkreeg van beëedigd translatrice.

Haar veelzijdigheid, gevormd in een ontwikkelend gezinsmilieu, en scherpe opmerkingsgave, ' vooral ook haar langdurig verblijf in Denemarken en Zweden, daden haar meer van de Skandinavische landen kennen, dan de talen alleen. Ze leerde het volkskarakter kennen en die eigenaardige sfeer, die ook aan de Skandinavische letterkunde dat onmiddellijk te herkennen en toch moeilijk nader te definiëeren type geeft. Diaardoor was zé in staat Skandinavische boeken in hun eigenlijke waarde te zien, juist als ze in hun mentaliteit veraf stonden van den nederlandschen geest en kon ze „ontdekkingen" doen.

De voornaamste van die „ontdekkingen" is gewoest Selma Lagerlöf's boek „Gösta Beding". Ze maakte er kennis mee in een Sk'andinavisch leesgezelschap, dat ze met eenige vrienden had opgericht, en verstond vrijwel onmiddellijk de bijzondere waarde van den rpman, juist om zijn specifiek Zweedsch karakter. Aanstonds besloot ze^, het boek te vertalen. Maar toen die moeilijke arbeid gereed vsras, kon ze geen Uitgever vinden. Men hegreep den roman niet en vond die „raar". Eerst na veel moeite slaagde zij er in den Uitgever Becht voor de onderneming te interesseeren. En toen het boek door dezen in druk gegeven was, bleek duidelijk, dat Margaretha Meyboom inderdaad een ontdekking had gedaan. Het wondere Gorta-Berlingverhaal, rnet zijn kavaliers, zijn Ekeby-stichting, zijn Ebba Dohna-, - Anna Stjamhök-, Liliencron-figuren veroverde weldra de harten der Nederlandsche lezers, en Marg. Meyboom's Voortreffelijke, meesterlijk in den toon gehouden vertaling, werd welhaast een boek, dat met scheppingen der eigen letterkunde op één lijn werd gesteld. Er werd over gesproken, over geschreven, veel en breed, over gedacht en, wat den eerst-gevraagden Uitgevers het vreemde en bezwarende had geschenen, het volkomen eigen cachet van 't boek, werd er juist de bekoring van.

Voortaan was het succes van vertalingen der Lagerlöf-boeken verzekerd. Becht kocht het vertaalrecht voor Nederland en droeg de overzetting van telkens nieuwe boeken aan Margaretha Meyboom op. Zoo vertaalde zij de beroemde Christuslegenden, Ingrid, Jeruzalem, Het huis van Liljecrona, de Koninginnen van Kungahalla, e.a. en vond telkens weer dankbare lezers.

Haar naam als vertaalster, men kan gerust zeggen, als kunstenares was gevestigd. Ze werd de erkende autoriteit op het terrein der Skandinavische letteren, ook door vertalingen uit het werk van Björnson, Ibsen, Jonas Lie en door studiën over de artistieke beteekenis daarvan; ze introduceerde hier te lande schrijvers als Bang, GarboTg, Larsen, Egge en werkte mede aan verschillende tijdschriften en periodieken.

Zoo nam ze een goede plaats in in de groeiende letterkundige beweging hier te lande, niet het minst omdat vertalen voor haar geen métier, maar arbeid der liefde was en bleef.

Ook op ander gebied heeft Marg. Meyboom zich bewogen en is ze zeer verdienstelijk werkzaam geweest. Jarenlang was ze een vooraanstaande figuur in de Nederlandsche Vrouwenbeweging en in haar arbeid op sociaal terrein is zij, naar de „Groene Amsterdammer" bij gelegenheid van haar 70en verjaardag schreef „in materiëelen, zedelijken of geestelijken nood velen een tactvolle weldoenster geweest". Voor alles streefde zij naar samenwerking en in onverstoorbaar idealisme bracht zij in dezen belangrijke dingen tot stand: een „Coöperatieve Vrouwenbond", een „Broederschap sfederatie", die ten doel had „geestelijke stroomingen van dezen tijd, die, ieder op eigen manier hulpvaardig, verbroedering trachten te bevorderen, met elkaar in contact te brengen".

Haar meest sprekend werk in dit opzicht is geweest de stichting der kolonie Westerbro te Rijswijk; genoemd met een Deenschen naam en ingericht naar Deensch model, een gemeenschap, „waarin elk naar zijn eigen hoedanigheden en mogelijkheden zijn werk doet voor de groote maatschappij daarbuiten, maar van de vruchten van zijn arbeid slechts zooveel voor zichzelf reserveert, als hij voor zijn persoonlijke behoeften meent noodig te hebben", zooals • zij zelf aan Cannegieter uiteenzette. De grondgedachte van de kolonies in het Gooi werd hier toegepast, „maar met de bezadigdheid en nuchterheid van een degelijke Hollandsche huisvrouw".

Het ligt niet opi onzen weg de beteekenis van dezen arbeid te behandelen, noch ook de strekking daarvan te toetsen aan critiek. Wie van dit Westerbro-werk meer wil weten, leze het interessante interview van Cannegieter, dat we een en andermaal noemden.

Voor ons heeft momenteel alleen de literaire arbeid van Margaretha Meyboom belang en daaraan wijden we gaarne ©en woord van dankbare hulde.

Want — we zeiden het al — vertalen is een • buitengewoon moeilijk werk, zooi moeilijk', dat we mogen spreken van „de kunst" van vertalen. En slechts heel weinigen van de heel velen, die zich als zoodanig aandienen en de eene na de andere „vertaling" het licht doen zien, verstaan die kunst. Immers, vertalen is niet de woorden ©n zinnen van het buitenlandsche boek omzetten in Nederlandsche. Zulks moge het geval zijn voor hen, die een taal moeten leeren en met behulpi van een woordenboek hun opdrachten trachten te volbrengen, 't is zeker niet, wat van den vertaler van een boek wordt verwacht. We ontkennen niet, dat véle van de luchtige Engelsche en Fransch© romannetjes, die bij hoofen aan de merkt verschijnen, op deze wijze zijn „vertaald", maar hun waarde is dan ook evenredig aan de oppiervlaklfige belangstelling die ze genieten, als trein-of tramlectuur.

Vertalen is geestesarbeid, alléén goed te volbrengen door hem of haar, die zich geheel heeft ingeleefd in de wereld, die dooi de vreemde taal tot uiting wordt gebracht, die niet de vreemde wooa'den en zinnen ziet, maar het geheel, dragend 't karakter van het land van herkomst en weergevend toestanden, verhoudingen, denkbeelden, stemmingen, sfeer van dat land. En dan, daarnaast, moet die vertaler de ©igen taal beheerschen, de juiste Nederlandsche uitdrukking weten te vinden voor wat de buitenlandsche schrijver met zijn woorden heeft bedoeld, dezelfde stijleffecten kunnen bereiken, die de Auteur in zijn taal wist te treffen, de intonatie van het Nederlandsch verstaan, die nabij komt aan de klankenharmonie van het vreemde boek.

In twee werelden moet dus de goede vertaler georiënteerd zijn, zal de omzetting recht doen aan het oorspronkelijke. En over zooveel kennis, zooveel taalgevoel, zooveel artistiek vermogen beschikken slechts weinigen.

Margaretha Meyboiom nu was een van die weinigen. Zfj bezat die kennis, dat taalgevoel, dat talent, die noodig zijn. Zij wist de' sfeer van de Skandanavische boeken zoodanig te behouden, dat een Gösta Berling in zijn Nederlandsche woorden dezelfde bleef idie hij was in zijn Wermlandsche taal en dat Ebba Dohna's ontroerende geschiedenis al het teere en wonderlijk-zoete behield, die ze had. Zij had het vermogen een kunstwerk kunstwerk te laten, omdat zijzelve kunstenares was van het woord. En daarom eeren we in de overleden© een figuur, die in onze eigen literatuur een goede plaats innam, die beteekenis heeft gehad ook voor de eigen letterkunde, omdat ze, als onze oorspronkelijke schrijvers en dichters, de virtuositeit bezat om het fijn-snarige instrument der taal te bespelen, ZOO', als Si Bengkok uit „Orpheus in de dessa", „dat wie het hoort, tevreden wordt van hart.".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

Margaretha Meyboom.;†

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 oktober 1927

De Reformatie | 8 Pagina's