GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Jezuiet.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Jezuiet.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het is tegenwoordig vrijwel onmogelijk (wat vroeger haast vanzelfsprekend was), dat men, afgaande op den titel van een boek zich eenigert indruk kan vormen omtrent den inhoud. Uit de sfinxige titels der moderne boeken kan zich van alles en allerlei ontwikkelen.

Daarom is het iets, dat onwillekeurig opvalt, als men een boek in handen krijgt, dat in zijn titel: „De Jezuïet", en zijn ondertitel „een verhaal van lijden en strijd uit het leven van Karl Maria von P'eldberg" zoo heelemaal met open vizier komt. En van zoo'n boek herkent men dan ook onmiddellijk het soort. Determineeren is niet noodig, want deze plant is in de fauna van inheemsche literatuur en lectuur een heel gewone.

Toch blijkt bij nader beschouwen, dat men hier te doen heeft met een niet alledaagschen vorm van het soort.

Want vooreerst is het boek niet inheemsch, maar vertaald. De naam van den Auteur: F. G. Freiherr von Reichenberg wijst duidelijk op Duitschen oorsprong 1).

En dan is ook de structuur niet van het gewone type.

In den regel toch verplaatsen deze boeken den lezer naar ^en 16en eeuwschen vervolgingstijd, de bange periode van pijnbanken en martelvuren, van ketterjacht en yervolgingsellende. Daarbij is dan de Jezuïet, waar die optreedt (en haast altijd' zien we zijn gluiperige gestalte) de incarnatie van blind fanatisme, wreedheid, ongevoeligheid, sluwheid, onverzèttelijkheid; - de scherpzinnige pater altijd, maar daardoor als doodvijand van ketters ein ketterij te gevaarlijker. Een, bloedgierige wolf, die vastbijt en niet eer loslaat, tot hij van bloed verzadigd is, een vratig-eerzuchtige, die bij al zijn ijver voor het heil der kerk, allereerst eigen belang op het oog heeft. Bijna vanzelfsprekend verwacht men hier dan ook weer zoo'n ellendelingen-portret: de combinatie „Jezuïet" en „verhaal van lijden en strijd", die men op den omslag van het boek leest, herkent men als do grondtrekken daarvan.

En toch is het niet zoo. De tijd der handeling is een heel andere, dan die der 16e eeuw, en de Jezuïet, die hier optreedt, is ook niet de figuur, waaraan de Schrijver al het zwart van een haat van eeuwen heeft besteed.

De tijd der handeling is een andere. Precies aan te geven is die niet, maar, omdat auto en trein een enkele maal in het boek worden genoemd en - toch de effecten van het verhaal over 't algemeen niet modern zijn, moet die grenzen aan onzen tijd en ongeveer samenvallen met de beginperiode van de 20e eeuw.

En ook de figuur van den Jezuïet is een andere.

Deze, Karl Maria von Feldberg, die in den ondertitel \V^ordt genoemd, is niet een judassige priester, maar een jongen. Zijn vader, de heer von Feldberg, is indertijd met een Protestantsche vrouw getrouwd, om met haar vermogen het majoraatsgoed te Welzau, dat zeer zwaar belast was, weer vrij te maken. Tegenover de strenge geestelijkheid heeft hij deze daad goedgemaakt, door als „huwelijksgift" een belangrijke som aan de kerk te schenken en door in de biecht zijn schuld te belijden. Thans, nu zijn vrouw is overleden wil hij alles goed maken door zijn eenigen zoon aan de kerk te wijden.

Karl Maria heeft in dezen den wil van zijn strengen vader te volbrengen, maar het valt hem den veertienjarige, moeilijk, te scheiden van het oude huis, waar de liefde van zijn overleden moeder nog leeft, en waar Monica is, het nichtje, 't verweesde kind van Mevrouw von Feldbergs zuster, dat ze van klein meisje af tot zich heeft genomen. Samen met Monica is Karl Maria opgegroeid : ze zijn als broer en zuster aan elkaar gehecht. Maar dat is juist de reden, dat de Vader zoo kort na de begrafenisplechtigheid zijn ingrijpend besluit neemt. Want „de Protestantsche en protesteerende geest van de moeder leefde nog sterk in het meisje ....”

Zelf brengt zijn vader hem naar Marienhöh, een internaat van zeer goede reputatie. Want hij wil den jongen vooral ook onttrekken aan den invloed der Protestantsche familie van zijn vrouw. „Ik ben er blij om", zegt'hij, „dat je nu in goede handen komt, m'n jongen. Zoo'n zuiver kathoheke lacht vormt goede katholieken. Net zoo lief wou ik nooit 'n zoon gehad hebben, aJs een, die niet met z'n gansche hart z'n kerk dient. Moge de Moeder Gods je hart bewaren".

Op de strenge kostschool wordt de gansche machtige machinatie te werk gesteld om den irï zijn hart twijfelzieken jongen van het goede ea allejen-zaligmaJkende der katholieke kerk te overtuigen. En dat lukt, zoo goed zelfs, dat Karl Maria als hij met zomervacantie thuis is en hij op een wandeling Monica heeft gekust, zijn jeugd-en jonge liefde voor het meisje als zonde gevoelt en in de biecht belijdt. Hij wil, (maar geheel onder de suggestie van zijn leermeesters) Jezuïet worden. „Z'a Protestants gestorven moeder", aldus gevoelde hij, „kon slechts verlost worden van de verdoemenis, wanneer hij meer deed voor God, dan er van hem geëischt werd". En, na volbracht eindexamen te Marienhöh, gaat hij naar Petrikirch, het seminarium der Jezuïetenorde.

Zoo is Karl Maria von Feldberg de Jezuïet uit dit verhaal! De strengheid van het oude internaat is niets, vergeleken bij die welke op de nieuwe school heerscht. De paters hebben maar één doel en slechts één taak: „te werken aan de zielen der jonge nienschen, om ze alle in één vorm te drukken".

Maar door alles wat hij ziet en hoort, wat hem geleerd wordt en onder de zwaarste bedreigingen wordt opgelegd, woekert de oude twijfel in zijn ziel voort. Monica's invloed heeft nooit opgehouden, is eigenlijk sterker geworden dan vroeger, omdat hij, toen hij nog te-Marieinhöh was, wat hem ovei-het Protestantisme gezegd werd, aan haar had meegedeeld, 't Was ook haar invloed', die hem zijn leermeesters met vragen deed lastig vallen, die hun uiterste woede opwekten. En 'twas juist die woede, die de reactie was op zijn eerlijk gemeende vragen, die den twijfel telkens deed aanwakkeren.

Op de Jezuïetenschool wordt dat erger. Hij is ouder geworden, zelfstandiger in zijn denken, en de geestelijke pressie is veel zwaarder. Maar zijn twijfel kan hij niet uiten, omdat hij weet, dat twijfel in deze omgeving onmiddellijk als waanzin wordt uitgelegd en opsluiting in een krankzinnigeninrichting kost.

In den breede wordt het zielsproces van den jongen geteekend en dat is dan het „lijden en de strijd", waarvan de titel van 't verhaal spreekt.

Het einde valt te voorzien. Een breuk is onvermijdelijk. Als straks de jonge geestelijke uitgezonden wordt, om een proeftijd te gaan doormaken in actieven dienst, bij een pastoor ergens in Beieren, neemt hij in den trein zijn gewichtig besluit. Niet weinig is daarop van invloed de lectuur van een boek, dat Monica hem voor de reis heeft gezonden (weggesmokkeld in - de voering van een koffer) „De Groot-Inquisiteur" van Dostojewski. Volkomen duidelijk wordt het hem, wat hij sinds lang vaag had' gevoeld, dat „ieder woord van de Schrift den

pausentroon maakt tot 'n troontje van menschelijke ijdelheid en onchristelijke heerschzucht".

Naar de hem gewezen standplaats kan hij niet gaan. Nog minder naar het vaderlijk huis. Dan besluit hij door te reizen naar Breslau, waar .Wonica woont.....

Als zijn vader hoort wat er gebeurd is, verklaart liij hem voor dood. Maar in de liefde van Monica, die straks zijn verloofde wordt, en van een ouden Oom vindt Karl Maria de vergoeding voor deze smart. En hij verklaart „ik heb het geweten, dat •'tleven, hetwelk ik me in Christus heb verworven, me m'n leven kosten zou. Dat wil zeggen, 't leven, dat ik tot nu toe heb geleid, 't leven, waarin ik me vroeger veilig en geborgen voelde. Doch 'tis de moeite waard geweest, om dat kleine offer te brengen. Er blijft zelfs geen bittere smaak van den strijd in m'n gemoed over...."

Het verhaal, dat hier wordt geboden is dus, juist andersom dan gewoonlijk in dit soort van boeken, de teekening van den strijd, dien een Jezuïet te voeren heeft tegen de macht der kerk en de ontleding van het proces van het groeientot een andere, tot de vervloekte Protestantsche levensovertuiging. Wat er omgaat in zijn ziel, de twijfelingen, die hem aanvechten als hij de woorden der Schrift legt naast die van zijn Jezuïetischo voorgangers, de vragen, die in steeds dwingender kracht zijn hart benauwen, 't wordt uitvoerig beschreven , zoo, . dat met feillooze zekerheid het einde een breken met het Jezuïetisme wezen moet.

In dat alles klopt een warme Protestantsche overtuiging, die, als een zeldzaamheid in moderne boeken, goed doet. Maar niet te ontkennen is, dat de inslag van dit boek tendentieus is. De gedetailleerde beschrijving van de Jezuïetische tournamenten, „het steenigen", den boetegordel uit prikkeldraad, de zes experimenten, het overwinningsboekje, de biechtoefeningen, is even zoo vaak felle bestrijding van de Jezuïetische practijken en de gedragingen van de gansche schare van opvoeders, den manusductor, den pater-rector, den noviecenmeester e.d. geven een weinig sympathiek beeld van de gesteldheid hunner ziel. Blijkbaar komt dit boek in zijn oorsprong uit den hoek der Jezuïetenhaters, die in de vorige eeuw, zelfs tot in de Roomsche wereld toe, hun invloed hebben doen gelden. Daarom heeft toch de lectuur van 't verhaal een bijsmaak, al is het, dat we met instemming den gang van het eigenlijk gebeuren volgen. De voorstellingen van Roomsch belijden en Roomsche practijken zijn wel wat te zeer gechargeerd, om het boek objectieve waarde toe te kennen. Het is goed en vlot geschreven, 'tis boeiend en in zijn slof voor ons Protestantsch bewustzijn bevredigend, maar de stemming is eigenlijk meer die van vijandschap jegens het Jezuïetisme dan die van liefde voor het Protestantisme. Aan het boek alszoodanig, literair gezien dus, doet dit schade.

En, eerlijk gezegd, 'thooge woord moet er dan maar uit, wij gelooven, dat er in dezen tijd gevaarlijker vijanden zijn dan de Jezuïeten, vijanden tegen wio een campagne in onze christelijk-protestantsche boeken veel dringender noodig is. Wellicht is in de Duitsche omgeving van den S.cbrijver een zoodanig felle actie niet misplaatst, in ons land moet, en althans in dezen tijd, de frontlijn naar ons inzien anders worden gelegd.


1) Uitg. van G. J, A. Ruys, U, M., Zeist.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

De Jezuiet.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 mei 1929

De Reformatie | 8 Pagina's