GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De „structuur” van den modernen tijd.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De „structuur” van den modernen tijd.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

Onze tijd ontkomt niet aan het eigenaardige, dat iedere periode van cultuurovergang kenmerkt. Nu wil ik hier niet schrijven over het wezen vaiï de cultuur. In dit zelfde nummer wordt daarover in h©t hoofdaxtik©! gesproken. Maar wel willen we het onder de aandacht van onze lezers brengen, dat er bijna over heel de linie in de laatste jaren een vrij st©rke cultuurverschuiving h©eft plaats g©vonden. Ni©t alle©n op h©t platt©land, maar zelfs ook in de groote stad. Het klinkt misschien wat vreemd om dat zoo te zeggen. Men zou verwachten, dat het in de groote steden vanzelfsprekend was. Dit nu is toch niet zoo sterk het geval. Immers het platteland was veel meer voor verandering vatbaar dan de groot© stad, omdat de groote stad reeds veel oudere cultuur had. Maar bleef het type van de groote stad in de 19e eeuw gedurende 40 a 50 jaar ongeveer gelijk, zooals 1' H o u © t opmerkte, in de 20ste eeuw heeft zich het ontwikkelingsproces ook in de groote steden buitengewoon snel voltrokken.

Het is voor de tegenwoordige Amsterdammers bijna niet meer denkbaar, dat de z.g. eilanden in Amsterdam eens een centrum van gereformeerd leven waren. Het is evenmin denkbaar, dat de Jordaan een tijdlang anti-r©volutionaire menschen afvaardigde. En nu weet ik wel, dat de verhuizing hier sterken invloed gehad heeft op de verandering van het type, maar het staat toch ook w©l onomstoot©lijk vast, dat in allerlei kringen een gansch andere instelling op het leven kwam. En stad èn platteland hebben zich vanzelf onderworpen aan het merkwaardige verschijnsel, dat elke cultuurverandering kenmerkt: het verschijnsel van de ontbinding van de verschillende levenskringen.

De eerste levensk'ring nu die er is, is die van het gezin. En indien er een merkwaardig verschijnsel is in d© structuur van den modernen tijd, dan is het h©t verschijnsel van de destructie van het gezin.

Dit verschijnsel van d© g©zinsdestmctie is er geweest in Rome in d© dagen van zijn ondergang. Het is het verschijnsel geweest dat openbaar werd bij het inzinken van d© cultuur in M©xico en Peru. Het is voorzoover we kunnen nagaan altijd één van de eerste cultuurontbindingsverschijnselen geweest.

Nu is het merkwaardig hoe in dezen tijd zoowel d© g.epropageerde idee, als d© ©ischen van het dagelijksch leven de gezinsontbinding bevorderen.

Deze gezinsontbinding valt ons misschien daarom minder op, wijl in het algemeen de natuurlijke verbanden losser gemaakt worden in d©zen tijd.

_ Maar intusschen is het toch wel heel merkwaardig. Immers de fijngevoeligheid is veelszins denorm voor dezen tijd, gelijk we in ©en vorig artikel uiteenzetten. En nu zou men mogen verwachten, dat in onzen tijd die fijngevoeligheid ertoe leiden zou om juist den band tusschen ouders en kinderen, broers en zusters, zoo sterk mogelijk te doen zijn. En dat vooral in ©en tijd waarin men altijd zegt, dat de ouders de groote vrienden van hun kinderen moeten zijn, en dat de kinderen vooral begrepen moeten worden. De houding van de ouders tegenover de kinderen was immers vroeger zoo geh©©l anders dan thans. Een roman als die van Jo van Amm©rs-Küller, „De Opstandigen", spreekt ten dezen klare taal. Men zou zoo verwachten, dat in onzen tijd waarin de kinderen d© ouders „jij en jou" noemen (dit laatste m.i. geheel ten onrechte), de band , toch wel heel sterk zou moeten zijn. En nu is juist het tegendeel waar. Het schijnt wel, alsof d© vad©rs h©t veel drukker hebben dan vroeger ondanks den aehturigen werkdag en ondanks de snelle vervoermiddelen; het schijnt of de kinderen veel meer moeten studeeren dan vroeger, ofschoon ons geslacht werkelijk niet zoo veel meer presteert dan een vorig geslacht, en het schijnt wel, of het conflict in de me©rd©rheid van de gezinnen moet voorkomen.

Voor het verklaren van het verschijnsel van de ontbinding van het gezin kan zeker ook wel als grond genomen worden het feit, dat het gezin door allerlei maatschappelijke verplichtingen van de leden, wordt gedesorganiseerd; ook kan men als grond aannemen de zooveel vrijere levenshouding van ouders en van kinderen jegens elkander en jegens anderen.

Maar toch gelooven we dat hier niet de diepste oorzaak ligt. In de structuur van den moderaen tijd missen we sterk twee saambindende factoren.

Eén factor is die van de eerbied, de andere factor die van het plichtsbewus tzijn. En die twe© samen bonden vroeger in de kringen van saamhoorigheid de verschillende l©d©n sam©n. Dat ©en kind e©rbi©d hebben moet voor zijn vader ©n mo©der - het is allerminst naar den geest van dezen tijd; dat het mogelijk is, dat men uit ©erbied zwijgt of dat men uit eerbeid voor het gezag ook tegen d© felste begeert© in gehoorzaamt en zoo komt tot vervulling van d©n plicht - onz© tijd wil er niet van w©t©n.

Hieruit blijkt hoe weinig werkelijk fijn de vroeger beschreven „fijngevooligheid" is. Echte fijnheid des geestes weet in d© eerste plaats te buigen. Echte karakt©rad©l weet zich te onderwerpen. Maar noch van buigen, noch van ond©rw©rpen wil de moderne tijd weten.

Daarnaast moet een ander verschijnsel worden gesignaleerd. Het is het verschijnsel van de vereering van het uiterlijk. In de dagen van de heerschappij van de echt© ouderwetsche degelijkheid, gold het spreekwoord: „Beter wat in het lijf dan wat om het lijf". En uit die dagen afkomstig is ook het spreekwoord: „Je pronkt van buiten óp, wat van binnen niets is". Helaas kan niet worden ontkend, dat in sommige streken van ons land de geest van veruiterUjldng van de levenswaarden ook in vroeger tijd af en tOi© zich deed gelden. Maar in onzen tijd grijpt di© veruiterlijking in allerlei levensvormen in. We willen nog niet eens spreken over het feit, dat in onzen tijd de kleeding in alle kringen der samenleving, in de steden althans, uiterlijk g e 1 ij k is. Maar wel willen w© er op wijzen, dat allerlei verschijnselen aanwijzen, dat velen de verleiding om boven hun kracht te koopen, niet kunnen weerstaan.. Hoe droevig het ook is dat allerlei verkoopinstellingen specuteeren op deze neiging van de massa: — dat deze speculatie maar al te goed gelukt, wijst op de fouten, die ©r in den volksgeest worden gevonden. Deze fouten in den volksgeest zijn van een niet te onderschatten cultuurpsychologische beteekenis. In twee phasen van het leven komen zij voor. In de kinderlijk© cultuurperiode waarin d© wild© pronkt met glazen kralen over het naakte lijf, en in de periode van de verouderd© cultuur; zooals het kleine kind en de kindsch geworden grijsaard blijde zijn met uiterlijke praal, zoo is ook in een oudere cultuurphase de uiterlijke schijn weer in trek.

Op sommig terrein komt reeds eenige reactie. Het is vooral op het terrein van de gebreveteerde

capaciteiten. Er is een tijd geweest, waarin een bul van een examen alles deed. Die tijd gaat allengs voorbij. Men heeft in verschillende zakenkringen leeren begrijpen, dat het in werkelijkheid niet aangaat om een examenooTdeel voor het practische leven zoo maar aan te nemen. Maar op andere 'gebieden is deze geest nog lang niet overwonnen. De waardeering van het leven naar uiterlijke verschijnselen is nog maar al te veel in trek.

En nu heeft zelfs van deze laatste waarheid de moderne cultuur wéér een stelling gemaakt, die haar uitnemend in "het gevlei komt. Een stelling, die zij uitwerkt op religieus terrein. Immers op dat terrein heet het dan, dat het „op uiterlijke dingen niet aankomt", dat het „hem niet zit" in dit doen en in dat doen. Merkwaardig is, hoe hier dan de „fijngevoeligheid" optreedt als correctrice van het leven, maar dan enkel. met de bedoeling om gezag op te eischen voor een levensinzicht, dat inderdaad dan ook niets uiterlijks heeft om eigen bestaan te bewijzen.

En zoo komen we vanzelf aan de vraag naar de houding van den modernen 'tijd tegenover de religieuze vraagstelling. Want immers juist bij die religieuze vraagstelling aanvaardt men de gedachte, , dat het op uiterlijkheden niet aankomt.

Inzake van religie begint onze moderne tijd hoe langer hoe meer de structuur van elke oude cultuur aan te nemen. We onderscheiden achtereenvolgens tusschen de verschillende wijzen waarop de religie wordt gedenatureerd.

In de eerste plaats hebben we dan de ethiseering van de religie. De religie gaat op in de zedeleer. Nu eens in de scholastieke uiteenzetting van de feiten, en in een casuïstiek, dan in een „zelf-voldaan" moralisme. Dit is niet enkel een verschijnsel van de oude cultuur. Wel heeft het daar een eigen nuance.

Bij' de jongere cultuur op het platteland groeit uit dit verschijnsel de Farizeërshouding van den enkeling. Bij de oudere cultuur in de stad wordt het moralisme met veel gratie de leverancier van een theorie, waarbij men ongestraft onzedelijk leven kan.

In de tweede plaats vinden we de a e s t h e t i-seering van de religie. Hierbij wordt de religie geheel gesubjectiveerd en gaat zij op in emotie, en worden de grenzen tusschen wat schoon, goed en godsdienstig is, geheel uitgewischt. In het algemeen kunnen hierheen twee wegen leiden. De eerste gaat over de neutraliseering van het gods-"begrip-naar de subjectieve emotie, en de tweede loopt over het subjectieve inzicht naar de subjectieve emotie. Zoo wordt religie alleen maar de naam' voor het meest diepe emotioneele. Jonge menschen komen gemakkelijk onder den invloed van deze gedachte; temeer waar daardoor gediend wordt de practische instelling, dat iets leeren omtrenl religie, in casu catechetisch onderwijs, niet veel zin heeft.

Ten derde valt ons op de s o e i a 1 i s e e r i n g van de religie. De religie wordt in de moderne ctultuur gemakkelijk enkel op het sociale betrokken. Dit komt doordat eenerzij ds de mensch krachtens zijn aanleg intuïtief beleeft de relatie tusschen het religieuze en het zedelijke. Nu is het zedelijke veel meer concreet dan het religieuze. Tot op zekere hoogte kan zélfs gezegd, dat het religieuze zich concretiseert in het ethische. Dit is de gedachte vau de Heilige Schrift: „aan de vrucht wordt de boom gekend", en het is de doorgaande opvatting van de samenleving.

Nu zoekt echter anderzijds het zedelijke een adres. In een tijd, waarin men met al zijn beschouwingen sociaal is .georiënteerd, zal uit den aard der zaak de sociale ethiek de meeste aandacht hebben. Alleen maar, dan is het niet meer juist in deze religie te spreken van sociale ethiek, maar moet het zijn sociale moraal. Sociale ethiek wordt gedragen door een „einheitlich" principe; sociale moraal doet het daar zonder af. Deze sociale moraal wordt dan verder pragmatisch afgenormeerd naar het practische nut.

Alleen wat practisch nut heeft wordt erkend. Zoo wordt een pragmatisch georiënteerd sociaal ideaal het culminatiepunt van datgene, wat als religieus leven in den mensch aanwezig is. Wanneer men op dit standpunt nog van een kerk spreekt, dan doet manj het alleen over de „sociale instelling", die kerk heet.

Ten slotte hebben we de oeoonomiseering van de religie. Deze is een van de eigenaardige vruchten van de oude cultuur, die tegelijkertijd een brug slaat naar een nieuwen vorm van cultuur en naar een nieuwe opleving van het religieuze.

Inamers bet kan niet worden ontkend, dat de tegenwoordige zending steun ondervindt uit de kringen van hen, die persoonlijk het religieuze niet op prijs stellen, die ook feitelijk op al de genoewide terreinen zich afzijdig houden.

De bonding van deze oeconomiseering is niet enkel aanwezig in een omgeving waar bruggen geslagen naoeten worden tusschen stervend en opwakend christendom, maar ook uiteraard in onze eigen omgeving. (Denk aan hetgeen in sommige kringen in 1918 plaats had, toen men de religie een goed middel vond ter bescherming van zijn bezit.)

Wel ligt in al deze onderscheiden eenzijdigheden een kern van waarheid. Immers de harmonisch ontwikkelde religie heeft op zichzelf een tendenz in alle richtingen, die hier als eenzijdige en van hun bron losgemaakte stroomen voorkomen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

De „structuur” van den modernen tijd.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 juni 1930

De Reformatie | 8 Pagina's