GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dè liefde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dè liefde.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Hierin is dè liefde, niet dat wij God liefgehad hebben, maar dat Hij ons heeft liefgehad, en Zijnen Zoon gezonden heeft tot een verzoening voor onze zonden. 1 Joh. 4:10.

Hierin is d è liefde!

. Liefde is er ook op aarde.

Natuurlijke èn geestelijke liefde, en deze ook vereend, verbonden.

Liefde tot elkander, liefde tot de heiligen, èn liefde tot God.

Maar hierin is d è liefde, aller liefde bron en kracht, niet, dat wij liefgehad hebben, dat wij God' liefgehad hebben, maar dat Hij óns liefgehad heeft. Deze is dus nog een andere.

Johannes schrijft van deze liefde als geen ander, waarom hij ook de „Apostel der liefde" woröt genaamd.

Zeker, hij schreef er van uit den Geest — en uit 'den mond zijns Heeren, Die immers tot Nicodemus had gezegd: alzoo lief heeft God de wereld gehad, dat Hij Zijn eeniggeboren Zoon gegeven heeit.

Maar hij schreef er dan toch van met een vaardige pen, want die woorden van Jezus waren gezonken in zijn ziel.

Wie toch heeft als hij dè liefde Gods doorvoeld? In haar de heerlijkheid Gods geschouwd? Wie er zóó van gesproken, van haar gezongen, zeiden wij haast, als hij?

Daarom gaat bet ook boven ons vermogen Jo^ hannes' woorden naar waarde te vertolken, uit te dragen in de gemeenten.

.Wij kunnen hier maar stamelen. 't Heerlijke wezen dier liefde kunnen wij niet peilen, haar hemelschen glans niet doen schitteren.

, Wie kan beschrijven het wezen, de macht, de schoonheid van. de echte liefde; , zooals die zelfs op aarde, in gevallen menschen zich openbaart.

Dichters immers hebben er hun beste gaven aan besteed, om haar schoonheid te bezingen, en denkers hebben er hun beste krachten op beproefd, om haar wezen te peilen. Maax wie was tevreden

over eigen werk, als hij zijn gedachten had gekristalliseerd in het woord?

Wie zou dan peilen het wezen, wie veirtolkeia de lengte en breedte, de hoogte en de diepte van dè liefde van den eeuwigen Ontfermer, uit Wien alle liefde is. Want God is liefde.

Nog eens, wij kunnen hier maar stamelen èn aanbidden.

Maar daartoe is ze ons dan ook geopenbaard, ontdekt voor oog ea hart.

Geopenbaard, ontdekt!

.Wanfc ze was er van alle eeuwigheid.

Want het is niet zóó, dat ze opkwam in den tijd, toen Jezus kwam op aarde, ea verzoening aanbracht in Zijn dood. Of, als Hij ons heiligt door Zijn Geest.

Veel minder, dat ze zou zijn opgewekt door ons, door onze schoonheid, beminnelijkheid of aantrekkelijkheid, die er immers niet was. Of wilt ge, dat ze werd geïnspireerd door onze liefde tot God.

Neen! Omgekeerd! Hij heeft ons liefgehad, met een eeuwige liefde. En onze liefde, zoo zij dan in onze harten wezen mag, als liefde tot God en tot Zijn dienst, is opgewekt door Zijne liefde, door die deugd en door de daad van God', door Zijn Woord en Geest, die Zijne liefde ontdekten aan ons hart, en al weder ontdekken, en doen ervaren, onder de prediking en in het Heilig Sacrament.

Onze liefde is dus niet oorspronkelijk.

Zij is niet de eeuwige liefde. Niet de éérste, niet de hoogste.

Hoogstens is zij wederliefde.

Gods liefde is van eeuwigheid.

Zij is oorspronkelijk.

Zij vindt haar oorsprong in God zelf. In Zijn Wezen, de bron van alle goed.

; Zij is Zijn deugd. Zijne volmaaktheid.

Daarom is zij zelve ook volmaakt, eeuwig ook naar de toekomst. oneindig,

En haar zullen wij zien, opdat wij vertroost zijn, en aanbidden.

Haar, zoo als zij naar ons uitging, toen wij haar smaadheid aandeden, haar verachtten en verwierpen.

Ja, toen toonde zich dè liefde Gods juist in haar wezen, haar echtheid en haar kracht.

Wordt dat wezen niet ontsluierd in het woord „welbehagen", waarmede ook Engelen haar bezongen in den zaligen nacht.

„Welbehagen", dat is geen wederliefde, opgewekt door het voorwerp der liefde.

In .j, welbehagen" zit het onverklaarbare, 't vrije. Liefde, ware liefde ook op aarde, is welbehagen, uitverkiezing.

Uitverkiezing, die een buitenstaander vaali: verbaast, en daarom vaak tot critische opmerkingen voert, maar die het voorwerp van die verkiezende liefde tot bewondering of aanbidding leidt.

Nu! Hierin is dè liefde Gods, dat Hij ons heeft liefgehad, met een vrije liefde, uit „welbehagen", zoo juicht Johannes, zoo looft hij 's Heeren deugd en daad.

En zóó vertroost hij zijne broeders, en wekt hij ze tot wederliefde, tot aanbidding op.

Ja, God heeft ons liefgehad, toen wij naar Hem niet vraagden.

Toen wij aan Hem niet dachten. Zelfs toen wij Hem verwierpen.

; Ons, schuldigen en onreinen, melaatschen van den hoofdschedel af, tot de voetzool toe, heeft Hij liefgehad.

En Hij heeft niet gerust in Zijne liefde voor ons, vóórdat Hij het schuldige, het booze, het onheilige uit ons had weggedaan; ons met Hem verzoenend door 't bloed van Zijnen Zoon, ons vernieuwend, heiligend door Zijn Geest.

O, zeker, hot is ons soms te wonderbaar!

Dan zeggen wij in klein geloof, in ongeloof, als van de eeuwige heerlijkheid tot óns gesproken wordt: „'tzal voor mij niet zijn"! Ik kan het niet begrijpen, niet verklaren, daarom neem ik het niet aan.

Neen. Dat kan ook niet. Maar dat móét ook niet.

Met begrijpen zal het niet gaan, neem het onbegrepene aan, n.l. dat God u heeft liefgehad, èn... aanbidt.

Dè liefde is niet dat wij God hebben liefgehad, maar dat Hij ons heeft liefgehad.

En de hoogste, héérlijkste openbaring van die liefde, dat Hij ons Zijnen Zoon gezonden heeft tot een vcrzoeaing voor onze zonden. Als Hij ons den Zoon niet onthield, maar Hèm voor ons overgaf, hoe zal Hij ons mèt Hèm niet alle dingen schenken ?

Ons den Zoon gezonden — van 't Paradijs af aan beloofd — het is het wezen van ons Kerstfeest, als het „in menschen een welbehagen" wordt beluisterd uit Engelenmond, gezien in Bethlehem's stal.

.Ons den Zoon gezonden, en Hèm voor ons overgegeven, Hèm gezonden tot een verzoening voor onze zonden — het is het wezen van ons Paaschfeest.

Vrede door het bloed des kruises.

En op verzoening en vrede volgt gemeenschap met God — het wijst naar het Pinksterfeest.

En die gemeenschap roept om heiliging, spelt de verheerlijking, als Christus wederkomt. Zegt niet de Apostel reeds in het vorige vers: opdat wij zouden léven door Hem. Dat is het eeuwige .leven.

Jubelt daarom de Apostel Paulus niet, dat Gods liefde voor ons bevestigd is in den dood Zijns Zoons? Waarop hij dan laat volgen: zoo zullen wij ook veel meer door Hèm behouden worden voor Zijnen toorn, nadat wij door Zijn bloed gerechtvaardigd zijn! De zaligheid ligt vast in déze liefde.

Daarom zal mijn mond en hart des Heeren lof verkondigen, van nu aan tot in der eeuwigheid, zegt ons Avondmaalsformulier.

Ja daartoe wil de Heere Zijne verlosten brengen, door Zijn Woord en door Zijn Sacrament, waaraan Zijn Geest Zich paart.

Dan wordt het: wij hebben Hèm lief. Die ons eerst heeft liefgehad.

En een iegelijk, die liefheeft, die is uit Goid geboren.

Natuurlijk met de keerzijde: en die niet liefheeft, die heeft God niet gekend.

Want God is liefde.

Zegge dan ons hart, ook na struikeling en val, het Simon Petrus na: Heere, Gij weet alle dingen — Gij weet, dat ik U liefheb.

En toone het ons leven, , ook in de liefde tot de broederen.

Die in dè liefde blijft, blijft in God, en God in hem.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Dè liefde.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's