GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Kleine Studiën

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Kleine Studiën

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

In het vorige artikel wees ik op een serie boekjes, die krachtens de ideeën, welke aan hun bewerking ten grondslag hggen en ook om die bewerking zelf, behandeling verdienden in deze rubriek van ons blad. i

Nog eens moet ik een serie-uitgave aan de orde stellen, maar dan nu van boeken, die rechtstreeks behooren tot het terrein van literatuur en kunst, wijl ze meestendeels een desbetreffend onderwerp verwerken.

Ik bedoel de serie, die de Uitgevers-maatschappij „Holland" aan de markt brengt, keurig uitgegeven boekjes in klein formaat, enkele vellen druks groot en in prijs variëerend tusschen f 1.25 en f2.50. Een verzamelnaam heeft deze serie niet. Elk deeltje staat geheel op zichzelf. Maar ik geloof ze toch onder een op ieder boek passenden titel te kunnen vereenigen, den titel, dien ik boven dit artikel schreef: „Kleine Studiën". Want in beknopten vorm brengen ze alle een beschouwende verhandeling, die berust op bestudeering van de stof in literair-of cultuurwetenschappelijken zin, een studie dus.

Deze serie staat naast de editie „Christelijk Letterkundige Studiën" van dezelfde uitgeef ster. De laatste, die nu reeds tien deelen omvat, brengt in lederen band verschillende opstellen, al dan niet van één auteur. De „Kleine Studiën" zijn afzonderlijke essays, telkens van één Schrijver en over één onderwerp. Maar in kleiner bestek zijn ze toch óók christelijk letterkundige-of cultureele studiën en ze bewijzen mede, dat op het gebied van essay en critiek in onzen kring heel wat arbeid wordt gepresteerd.

Ik noem dit laatste, omdat de erkenning van de waardij van dit werk een van de factoren is, die tot het ontstaan van deze serie hebben geleid.'Van nabij toch weet ik, dat de bedoeling van deze uitgave allereerst is een ideëele, namelijk deze: het onder ons bloeiende essayistische werk, dat uiteraard, als .geleverd in tijdschriften en periodieken, een vluchtig bestaan heeft, een langeren levensduur te verzekeren. Door de uitgave in boekvorm van wat om een of andere reden meer dan momenteele belangstelling verdient, wordt een deel van dezen essayistischen arbeid bewaard niet alleen, maar ook voor ruimeren kring toegankelijk gemaakt. En de vorming van een serie, of wil men, een kleine bibliotheek, opent de geschikte gelegenheid om meer van dit werk te verzamelen èn te verspreiden. Juist ook met het oog daarop is deze wijze van uitgeven gekozen: ze is commercieel niet al te bezwaarlijk en vindt gemakkelijk ingang.

In heel korten tijd is deze serie gegroeid. Begonnen in 1929, telt ze nu reeds 10 deeltjes en een tweetal nieuwe zijn in voorbereiding. Er zit dus actie in deze uitgave. En ik twijfel niet, of ze zal ook levensvatbaarheid blijken te bezitten. Want er is onder ons vraag naar goede literaire en cultureele voorlichting en aan die vraag komt ze op een voortreffelijke manier tegemoet. Wat geboden wordt is meest van actueel belang, behandelt algemeene quaesties of mO'menteel belangrijke bijzondere verschijningen. En de inslag op de verschillende onderwerpen is steeds de positief-christelijke, de principiëele, die onze tijd zoozeer behoeft.

Ik geloof dan ook, dat we in deze cO'Uectie „ELleine Studiën" een fonds bezitten, dat van uitnemende beteekenis is voor allen, die ten dezen belangstelling hebben en dat, meer dan tot nu toe het geval is, deze serie bekendheid en bekendmaking verdient. Vereenigingsbibliotheken b.v. behooren over deze boekjes te beschikken: ze zijn in hun totaliteit> van vormende kracht en zeer dienstig voor aJgemeencultureele ontwikkeling.

Evenmin als ik het mijn taak gerekend heb de respectievelijke deeltjes van de serie „Vrij en Blij" te bespreken, acht ik in dit verband de afzo'nderlijke behandeling van elk dezer „Kleine Studiën" noodzakelijk. (Sommige zijn bovendien reeds bij hun verschijning aan de orde geweest.) Doel van dit artikel is, zooals ook van het vorige, op de serie als geheel te wijzen, op haar bestaan en op haar beteekenis. En bij deze bedoeling is een korte vermelding van de bestanddeelen voldoende.

Ds J. Petri opent de rij met een studie over „Literatuur en Levensverdieping", die wijst op de ideëele waarde der literatuur als element tot levensverdieping, omdat ze inzicht geeft en vergezicht, over de grenzen der dagelijksche dingen doet heenzien en doet schouwen „de verborgen harmonie" van het bestaande.

Ds A. G. Barkey Wolf teekent in ^, S int Franciscus van Assisi" den middeleeuwschen heilige in zijn leven, zijn beteekenis voior het geloof en voor de kunst, ook, al is het in vooruitgeworpen schaduw, voor de hervorming. De kennis omtrent Franciscus acht de Schrijver juist in onzen tijd van groot nut, omdat temidden van „vermechaniseering der natuur en statistische natuurbeschouwing" Franciscus kan zijn , , een fijne geeselaar en een heilzaam paedagoog tot een zuiverder natuursentiment en meer deemoedig broederschapsleven tusschen de menschen", en omdat die kennis verhelderend werken kan op het inzicht in het probleem van Kerk en Kunst.

Dr C. Tazelaar geeft van „A. M. de Jongs Merijntje Gijzen-cyclus" een critische analyse, die, onder erkenning van de literaire qualiteiten, tot de slotsom voert, dat deze roman als tendentieus en gevaarlijk moet worden beschouwd.

M. J. Leendertse brengt in een studie over „Valerius' Gedenck-clanck" aan de hand van citaten en bespreking van fragmenten de lezers nader tO't dit 17e-eeuwsch mo'nument. In een overzicht van het histO'risch gebeuren, waarop deze poëzie betrekking heeft, plaatst hij het werk tegen den achtergrond van den tijd.

Dr J. Haantjes behandelt het „Afrikaans Proza" in eën bespreking van het werk en de beteekenis van de „drie toppen die het landschap van het Afrikaanse proza beheerschen", Jochem van Bruggen, Sangiro (pseudoniem voor A. A. Pienaar) en C. J. Langenhoven. Een oriënteerende inleiding gaat aan deze behandeling vooraf, waarin de Schrijver onderzoekt de oorzaken van de mindere bekendheid van het proza tegenover de poëzie en naast de genoemden andere auteurs stelt als Celliers, SchO'Onees, Malherbe, van den Heever, Meg Ross, Eva Walter, Marie Linde, S. Bruwer, ten bewijze, dat het-proza in de Afrikaansche literatuur zeker een niet onbelangrijke plaats inneemt.

Dr W. J. Kolkert Jr voegt aan de serie toe een studie over „Het Christelijk Middelbaar o nderw ij s in zijn verhouding tot de Nederlandsche Letterkunde". Een breede. 315 principiëele beschouwing gaat vooraf over wezen en doel van christelijk onderwijs in 't algemeen en dienovereenkomstig over de taak van den docent. Dan stelt de Schrijver de ideeën van kunst en schoonheid in Schriftuurlijk licht en toetst daaraan de theorieën der Tachtigers, waarbij hij, waardeerend het goede dat ze bevatten, krachtig positie neemt tegen den geest der Tachtigerskunst. Eindelijk volgt een beknopte, maar heldere uiteenzetting van inhoud en vorm van het letterkunde onderwgs in aansluiting bij de ontwikkelde denkbeelden.

Ds N. Buffinga bundelt in „Religie en Kunst" de artikelen, die hij indertijd in ons blad heeft gegeven. De lezer herinnert zich de kernidee van deze verhelderende studie: dat het Christendom en ook het Calvinisme nooit antipathiek gestaan hebben tegenover de kunst, die immers gave is der gemeene gratie, maar aan den anderen kant voor haar niet buigen als voor een soort rehgie.

Verwant aan Ds Buffinga's onderwerp is dat van W. S. Sevens ma, die in zijn boek (het omvangrijkste van de serie) „Ethisch—Aesthetisch" het vraagstuk van de verhouding tusschen deze begrippen uitvoerig bespreekt. Na een analyse van de ethische en aesthetische verhouding uit psychologisch, formeel en artistiek oogpunt (waarbij hij de bewijzen geeft van verdienstelijke belezenheid) komt de Schrijver tot deze conclusie (p. 92) „dat inderdaad de verhouding tusschen vorm en inhoud als een onverbrekelijke beschouwd moet worden, dat er in den diepsten grond geen disharmonie ooit tusschen wezen en verschijning kan bestaan en we dus steeds van waarheid, goedheid en schoonheid — zoowel in positieven als in negatieven zin genomen — als van een overbrekelijke trias moeten spreken". In een slothoofdstuk geeft dan de Auteur een „toepassing" van zijn stelling (die hij op de basis plaatst van een breede argumenteering) „op de critiek en het religieuze leven".

Eenigszins anders van vorm is het volgende deeltje, waarin Ro€lHoiUwink„Brievenaan een Gevangene" schrijft, gevo-lgd door „Brieven aan een stervende". De inhoud van deze brieven is de vraagstelling omtrent allerlei problemen (Gods liefde, schuld, boetedoening, verantwoordelijkheid), waarop dan langs den weg van filosophisch-religieus beredeneeren een antwoord wordt gezocht. Vooral in het licht der moderne literatuur, die aan deze en dergelijke vragen op suggestieve manier gestalte geeft, is deze fijn-geschreven studie van beteekenis.

De laatste bijdrage tot de serie is een beschouwing van Roel Hou wink over „Krishnamurti", een beschouwing, die tegelijk is een volkomen verwerpen. Over dezen Krishnamurti „een eenzame, tot walgens toe van zijn rol vervulde strO'Oman van amerikanistische religiositeit", wiens leer is „een uit christelijke, bouddhistische en theosophische elementen opgebouwde theorie, die ertoe bestemd is de hoogste geestelijke ervaringen der menschheid genietbaar te maken in een clubfauteuil en bij een aangenaam schemerlicht" luidt de conclusie, dat „hij is een symbool, een symbool voor den weg, dien wij niet moeten gaan: de weg van onszelf naar onszelf: de duistere cirkelgang van den individualistischen, op zichzelf gestelden mensch... Wie meent, dat men God vermag nader te komen door zich te verheffen boven vreugde en smart, ontneemt zich de eenige mogelijkheid om Zijn weg te gaan. Want smal is de weg en eng de poort, die voert tO't Zijn Rijk".

Zoo krijgen we, kortelijk de verschillende deeltjes omschrijvend, een indruk van deze serie en van wat ze brengt. En dan meen ik te mogen herhalen, wat ik boven zeide, dat deze „Kleine Studiën" van uitnemende beteekenis zijn en bekendheid en bekendmaking waard. Natuurlijk kan men met de Auteur van de respectieve bO'ekjes soms van meening verschillen en is er op allerlei detailpunten mogelijkheid van critiek. Maar dat raakt niet de zaak, die ik in dit artikel voorop wilde stellen: de waarde van de serie als fonds van literaire en cultureele studiën in principiëelen geest. Die waarde zal wel niemand betwisten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Kleine Studiën

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 juli 1931

De Reformatie | 8 Pagina's