GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Ina Boudier-Bakker en baar werk.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Ina Boudier-Bakker en baar werk.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI. (Slot.)

Wat ik tot nu toe in deze artikelenreeks geschreven heb trok zich samen om twee hoofdzaken, die we noodig hebben om het werk van eiken Auteur en dus ook van Mevrouw Boudier—Bakker te verstaan in zijn beteekenis: de bic grafische gegevens en wat daarmee samenhangt en de ontwikkeling vam het Auteurschap. Beide zijn ze verklarende elementen voor het karakter van het werk, onmisbaar, wanneer men zich een oordeel wil vormen, dat gegrond is.

Maar nu is er voor ons nog een derde, belangrijke zaak: de vraag of, en in hoeverre we als christenen de romans van Mevr. BoiUdier—Bakker kunnen waardeeren.

Ik stel deze vraag het laatst aan de orde zeker niet omdat ze de minste in beteekenis is: de quaestie van de waardeering is ten aanzien van de moderne literatuur veel te urgent, dan dat ze in het voorbijgaan of als een aanhangsel te behandelen zou zijn. De aard van het onderwerp brengt echter mee, dat ze het slot van onze bespreking vormt. Immers, willen we over eenig literair verschijnsel een w.aardeeringsoordeel uitspreken, dan dienen we het eerst te kennen. Waardeeren is toetsen aan gestelde normen, in ons geval aan de normen, die het christelijk belijden stelt. En zulk toetsen kan alleen geschieden, als we van het werk zelf, van karakter en ideeën, van vorm en inhoud op de hoogte zijn. Daarom moest eerst behandeld alles wat binnen het bescheiden bestek van een artikelenserie over dat werk zelf gezegd diende te worden en was het. gewenscht elke beginselverklaring achterwege te laten, ook al was er krachtens het momenteele verband wel aanleiding toe. Eerst nu ik aan het eind gekomen ben van de stofbespreking zelf, nu men zich dus naar ik hoop, een beeld vormen kan van het werk als geheel, eerst nu is de vraag naar de waardeeringsmogelijkheid voldoende objectief te stellen en te beantwoorden.

Vast staat daarbij de erkenning van de literaire waarde. Die waarde is er, zelfs in hooge matej, en ze verandert niet door ons waardeeringsoordeel-opprincipiëele gronden. Bij allerlei gelegenheid reeds heb ik dezen eisch van literatuurbeschouwing in onze rubriek voorop gesteld. Erkenning van literaire waarde, als die er is, dient aan critische beschouwing op grond van levensinzicht en levensovertuiging ten grondslag te liggen.

We gaan er dus van uit, dat het werk van Mevr. Ina Boudier—Bakker van uitnemende literaire beteekenis is, dat het behoort tot het allerbeste van wat de nederlandsche literatuur na Tachtig heeft opgeleverd, formeel en materieel. Den naam van „Nederlands beste romancière" heeft Mevr. Boudier—Bakker op grond van de literaire en artistieke kwaliteiten van haar werk volkomen verdiend.

Maar dan, op die basis, de vraag naar de mogelijkheid van waardeering.

Welnu, dan geloof ik niet veel tegenspraak te, zullen ontmoeten, als ik zeg, dat er in wat deze Schrijfster ons heeft geschonken in de breede rij van haar literaire romans, heel veel is, dat op onze waardeering ten volle recht heeft. Als ze wijst op de geestelijke i) armoede van den modernen mensch, op diens levensleegte en zielsbekommering. gaan we geheel met haar accoord. Wat ze met haar fieren waarheidszin weghaalt van onder schooneu schijn en uiterlijken glans is het werkelijke beeld van den hedendaagschen god-loozen mensch. Als ze een groot gebrek aan echte, verwarmende liefde constateert, staair we aan haar zijde: in den steenharden bodem van het moderne leven kan de liefde niet tieren. Als ze pleit voor het gezinsleven als voorwaarde voor levensgeluk en 'de moedertaak als het hooge ideaal voorhoudt aan de vrouwen van dezen tijd, kunnen we niet anders dan daarmede van harte instemmen.

In dit alles kunnen we het werk van Mevrouw Boudier—Bakker zeker waardeeren. Er ligt een veroordeelen in van de moderne levenshouding, die immers voor den christen onaannemelijk is.

Maar tegelijk loopt over deze zelfde punten de lijn, die ons van deze verdienstelijke Schrijfster scheidt. Want het standpunt, vanwaaruit zij tot zulk een veroordeelen komt, is geheel humanitair.. Zij ziet deze dingen onder geen ander licht, dan dat van ethisch-sociale levensbeschouwing, van geacheveerde menschelijkheid. Tot den grond van de armoede, dien zij overal opmerkt, van de levensleegte, van de liefdeloosheid, van het koude egoisme, van de verkommering allerwege, graaft zij niet. Dat dit alles voortvloeit uit de losweeking der levensnormen van den eenigen levensgrond: de gebondenheid aan Gods Woord en Wet, ontgaat haar, p, lthans ze doet het niet uitkomen. En die oorzaken liggen juist daar en daar alleen. Niet het humanitaire, maar het goddelijke is het richtsnoer, waarnaar we de dingen meten moeten. We zien dus wel het ziektebeeld van dezen tijd door de Schrijfster aangewezen, maar omtrent de oorzaak worden we niet op het juiste spoor gebracht.

Daarom is ook de remedie, die Mevrouw Boudier—Bakker aangeeft niet die, van welke alleen heil te verwachten is. Als zij bepleit een terugkeeren tot het gezinsleven en tot de moedertaak der vrouw is dat alweer geheel humanitair. Hoe voortreffelijk ook als idee, het is niet gegrond in de erkenning van het huwelijk als goddelijk instituut en niet gebaseerd op de goddelijke bestemming van den mensch. 't Is een verwachting bonwen op den mensch en zijn mogelijkheden tot het goede en niet een terugroepen tot den verlaten weg der goddelijke inzettingen.

En ook als de Schrijfster in haar boeken haar denkbeeld belichaamt^ dat men in aanvaarding van het gewordene zijn levensvrede zoeken moet en vinden zal, is dat iets gehe3l anders, dan de christelijke berusting, die overgave is in geloof, 't Is weer het humanitaire, dat gansch haar geesteshoiuding kenmerkt.

Zoo het standpunt van Mevrouw Boudier—Bakker in zijn essentie beschouwend, komen we tot een antwoord op de vraag naar de waardeeringsmogelijkheid. Dat antwoord zal dan luiden, dat, bij alle erkenning van het vele goede in haar werk, toch de geest daarvan ons niet ten volle bevredigen kan. We missen ten slotte dat, wat naar ons inzicht alleen het leven verrijken en verdiepen kan, ook alleen aan het leven inhoud geeft. En dat gemis doet onze waardeering binnen zekere perken blijven. We zien in Mevrouw Ina Boudier—Bakker een Schrijfster, die veel te zeggen heeft en dat doet op een voortreffelijke, hoogstaande, ook literair hoogstaande manier, maar die niet zegt, wat we hooren willen en hooren moeten, zal het onze volledige instemming kunnen vinden; dat er, geen levensvrede of levensvervulling te vinden is buiten God.

Moeten we dan de romans van Mevr. Boudier— Bakker ongelezen laten?

Neen, dat moeten we niet, zoo tenminste onder die „we" worden verstaan degenen, die tot het zelfkunnen-onderscheiden gekomen zijn. Wat ons tot een afwijzen dwingt van vele moderne boeken, tot een moeten ongelezen laten, is in deze romans vrijwel niet aanwezig. En wel is er, zooals ik reeds zei, veel, heel veel, dat ons cultureel verrijkt en algemeen-vormende, vooral ook, aesthetische waarde heeft. Veehneer dan een: „we moeten niet" zou ik willen zeggen: „we moeten wèl." Maar dan in deze wetenscha, p, dat ze ons niet verder brengen dan tot een humanistisch levensinzicht, fijncultureel zeker, zooals geheel de persoonlijkheid van deze geestes-beschaafde Schrijfster zelf is, maar humanistisch, dat is: niet-evangelisch. En dat ze daarin missen, wat we óók in onze lectuur zoeken.


1) Een onzer lezers stelde mij de vraag, of het niet beter is te spreken van „geestesarmoede"; „geestelijk" verbindt hij aan andere waarden. Dat hangt af van het verband: geestes-, gevolgd door een substantivum, beteekent: van den geest; geestelijk beteekent: betrekking hebbende op den geest. Het laatste is dus ruimer dan het eerste en zal in bepaalde omstandigheden zuiverder uitdrukken wat bedoeld wordt, terwijl geestes-het juiste is als een bezitsverhouding moet worden aangewezen. „Geestelijk" alléén te betrekken op religieuze waarden, maakt het begrip te eng.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

Ina Boudier-Bakker en baar werk.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1931

De Reformatie | 8 Pagina's