GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gedurig bij U.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gedurig bij U.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ik zal dan geduriglijk bij U zijn. Psalm 73:23.

Wat wij, in deze dagen vol onrust en geklag, vol moeite en verwarring vooral noodig hebben, is het hart tot God op te heffen en door geloof te zeggen: bij 'ü schuil ik.

Dan alleen kunnen we ons veilig weten en veilig voelen bij onzen trouwen Heere.

In de schaduw zijner vleugelen.

'Onze zwakke handen in zijn sterke rechterhand.

Daarvan spreekt dit woord Gods.

Daarop doelt Asai, als hij zegt: „ik zal dan gedurig bij U zijn; Gij hebt mijn rechterhand gevat.

De laatste verzen van Psalm 73 behooren tot de lievelingsliederen der strijdende Kerk.

Eeuw aan peuw, als het leven moeilijk was, brachten zij troost en rust.

Toch worden de gedachten die er in liggen, niet altijd zuiver gevat. Men neemt ze vaak op den klank af op de lippen.

Zoo b.v. betrekt men de woorden: „'k Zal dan gedurig bij U zijn" dikwijls uitsluitend op de hemelsche zaligheid. Wel weet men dan geen raad met den tweeden regel: „in al mijn nooden, angst en pijn". Nu ja, zegt men, dat is de berijming, die gebrekkig de beteekenis weergeeft.

Doch wie dezen Psalm aandachtig leest, ziet dat de berijming juist is, en de betuiging van Asaf dit leven op aarde betreft. Daarna pas volgt: „en mij hiertoe door U bereid, opnemen in uw heerlijkheid".

Het begin van dezen Psalm getuigt van zwaren zielestrijd, waarin het geloof overwon. Eerlijk vertelt de dichter dat hij in zijn dwaasheid getwijfeld had aan Gods voorzienigheid, en zich door den schijn van den voorspoed der goddeloozen had laten verblinden. Hij zag op de wereldsche menschen, de trotschen en spotters. En hij dacht: dat zijn nu die menschen, van wie God zegt dat ze geen vrede hebben en dwalen in duisternis. Maar ze zijn voorspoedig en machtig; ze worden groot en rijk, terwijl ze toch met den Heere spotten en zijn volk onderdrukken. De vromen daarentegen hebben het juist moeilijk I Hun God, dien ze zoo trouw dienen, schijnt niet naar hen om te zien. Onder dien twijfel ging Asaf gebukt, en hoe meer hij er, bij eigen licht, over nadacht, hoe duisterder alles voor hem werd.

Misschien hebt ook gij in deze tijden bijzonder gepeinsd over de raadselen des levens en gezegd: den spotters gaat het goed en den vromen kwalijk!

Er is maar één weg om uit dit donker probleem uit te komen. Die weg gaat door het heiligdom der goddelijke openbaring. „Totdat ik in Gods heiligdommen inging". Daar schijnt het licht van Zijn Woord over den duistersten levensweg, en doet de nevelen opklaren.

Hier hervond Asaf den weg naar het vaderhart Gods.

Van zijn dwaalweg keerde hij weer.

Beschaamd snikt hij zijn zonde uit bij zijn God en Vader. En hij belooft: nu zal ik nimmermeer van U afdwalen. Ik zal nu gedurig bij U zijn.

Dicht bij U. Daar is vrede, veiligheid, licht. En tegelijk antwoord op de levensvragen. Daar zien we de dingen niet zooals ze schijnen, maar zooals z© z ij n.

Houd mij maar dicht bij U, mijn God, met mijn geloof en vertrouwen, mijn gebeden en gedachten, met mijn vragen en bezwaren, mijn raadselen en donkerheden.

Gedurig bij U, in al mijn nooden, angst en pijn, want het is mij goed, mijn zaligst lot, nabij te wezen bij mijn God.

Dit hebben wij ook noodig in onze bewogen tijden. Donker is de wereld; de raadselen zijn vele.

Als we den weg naar Gods heiligdommen versmaden, komen we er nooit uit; het wordt al duisterder. Licht van menschen baat niet.

Zijt gij met al uw bange twijfelingen wel tot God gegaan?

Misschien ^ijt ge moe van het peinzen; maar nog zonder troost. Waarom versmaadt ge den weg naar het heiligdom, waar de luchter der openbaring schijnt ?

Wij kunnen geen wijs worden uit al de verwikkelingen dezer tijden; velen worden haast wanhopig onder de zorgen.

Doch als w ij het niet weten. God weet het wel.

Zal Hij ons met Christus niet alle dingen schenken ?

Het kruis van Christus is het antwoord.

Wie dit antwoord Gods door genade heeft leeren verstaan, mag zeggen: „het is mij goed nabij God te zijn".

En, op beding van 'sHeeren genade, durft hij ook tot zijn trouwen Bondsgod zeggen: „[k zal dan gedurig bij U zijn".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's

Gedurig bij U.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 januari 1932

De Reformatie | 8 Pagina's