GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Van niet-verguide waarheden.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Van niet-verguide waarheden.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

D. Hogenbirk Jzn., Zonder Tucht. — J. H. Kok N.V., Kampen.

Van den onder ons welbekenden predikantschrijver D. Hogenbirk is eenigen tijd geleden weer een nieuw boek verschenen.

Ditmaal is het niet een schetsenbundel, maar een doorloopend verhaal, evenals indertijd „De Freule".

Het draagt tot titel „Zonder Tucht" en deze titel wordt, behalve met een verwijzing naar een tekst uit SpreuKen 5, nader verklaard met de toevoeging „een verhaal van huwelijksleed".

Een „Wioord vooraf" doet bovendien de bedoeling kennen, die de Schrijver met dit boek heeft.

„Zooals de ondertitel aangeeft" aldus wordt daar gezegd, „wordt (het) gebrek aan tucht hier geteekend in zijn doodende werking voor het huwelijksleven. De Schrijver voelt zich gedrongen om aan degenen, die zullen blijken den wil en het vermogen te bezitten om dit verhaal te lezen of te hooren lezen, de verzekering te bieden, dat het naar authentieke gegevens is te boek gesteld. Voorts, dat het hem er om te doen is, de lezers, hetzij ze vaders of moeders, zonen of dochteren, dienstbaren of vrijen zijn, liefdevol te waarschuwen voor het inslaan en betreden van wegen, die verre van het pad des levens zijn, zelfs al schijnt het er „soois enkel vroolijkheid en licht. Hij heeft getracht de dingen te zien en te zeggen zooals ze zijn, hetwelk niet alleen bij het hoorfen van preeken, maar ook bij bet lezen van boeken niet voor alle menschen even aangenaam is..."

Deze introductie is duidelijk genoeg, en wie nu Hogenbirk uit een van zijn vroegere boeken kent, het doet er niet toe welk, weet, wat hij te lezen zal krijgen: niet-vergulde waarheden; of anders gezegd: scherpe, geestige, maar intusschen ernstig gemeende en bouwende critiek op „de drassige paden van velerlei mooi-en vroomdoenerij" ...

Het verhaal heeft meer dan één hoofdfiguur.

Allereerst is er Gosewijn Elshout, de dorpsbakker, „een zeer wijs man", over wiens wijsheid, d.i. eigenwijsheid, de Schrijver de fiolen van zijn niet-aflalenden spot uitgiet, heel het boek door. Het „figuur" van dezen eigengerechtigen mensch is erbarmelijk en de wapens der „scherpheid", die de Schrijver in zijn „Woord Vooraf' als mede dienstbaar aan zijn doel heeft aangekondigd, zijn tegen hem gewet.

Ietwat op den achtergrond blijft zijn vrouw, Moeder", maar ze is toch genoeg zichtbaar om em" pooverheid op te merken, pooverheid in haar uiselijk beslaan, dat aan de majesteit van den ijzen man volkomen ondergeschikt is, maar vooral n haar geestelijk leven, dat niet dieper gaat dan en praten over „de goeie God".

Maar weer hoofdpersonen zijn de zoon Albert n diens vrouw Kina.

Ze zijn een paar, dat buiten de dorpstradities om ot stand is gekomen, Rina is een steedsch juffertje mei veel kunsten. Dat blijkt al direct als ze opreden moet als bakkersvrouw, nog erger als hel huwelijk aanvankelijk kinderloos blijft, maar het ergst als een zoon geboren wordt. Van meet aan wordt bet kind zoo schromelijk verwend door de overdadig bezorgde moeder, dat het al tot in den grond bedorven is, voor hel nog een woord zeggen kan. Deze jongen wordt dan de vierde hoofdpersoon; op hem is ook de titel van toepassing.

Want dat „zonder lucht", maar mei veel dwaas gedoe van moeders kant en eigenwijs geblaas van grootvaders zijde, is de samenvatting van zijn levensbeeid.

Op school ongenietbaai-, bovendien dom; te hoog opgevoed (onderwijs in de stad) en daardoor volkomen mislukt, eindelijk in de bakkerij opgenomen, maar nergens toe nul, ten slotte weggeloopen van huis; een onzegbaar verdriet voor zijn zwakke, tobberige moeder, een smaad voor de „brave" familie, ©en ergernis voor iedereen. „Hij zal sterven, omdat hij zonder tucht is geweest en in de gi-ootheid zijner dwaasheid zal hij dwalen."

't Beeld is heel scherp, en door zijn achtergrond van bekrompenheid, vroompralerij, dorpsche kleinzieligheid, geesteloosheid nog scherper.

Maar — ik heb daarover al eerder geschreven ten aanzien van Hogenbirks boeken — de scherpte, de critiek is het ©enige niet. Achter de critiek leeft de bedoeling van den positieven opbouw. Dat blijkt uit de ontwikkeling van de Rina-figuur. Naarmate hel „zonder tuctit" meer in zijn droeve gevolgen openbaar wordt, vallen bij haar de kunsten weg en breekt het diepere, het geestelijke door. Ze gaal haar groote tekortkomingen zien, ze gaat het jammerlijk mislukken van haar kind als noodzakelijk gevolg van haar opvoedingsfoulen verstaan en uil de geestelijke crisis, die daardoor ontstaat, wordt het waarachtig schuldbesef geboren, dat uitdrijft lol gebed om vergeving. En het is een heel andere Rina, die nu van uil de verte! gadeslaat, hoe de vernietiging zich over Goos' leven voltrekt, maar die toch weet, dat hel mogelijk is, dal een zondaar, die zonder tucht is geweest, niet sterft.

Oók dit laatste is een niet-vergulde waarheid, maar nu in den zin van niet met verguldsel overtrokken, die valschen schijn geeft.

Wat-hel uiterlijke betreft is dit boek weer een echt Hogenbirk-boek. De eigen stijl, de bijzondere wijze van zeggen, het aanwende» van Bijbelsch© mldrukkingen, we vinden dat alles ook weer hier, naast de typeering van schijnvroomheid en vormelijkheid. En in lal van fragmenten fonkelt die geestigheid, die Hogenbirks verhalen zoo frisch maakt. Maar in de conceptie zit een zwakke stee: het begin van het verhaal is onevenwichtig wijö en breed tegenover 't slot, dat geweldig compact is. Waar in de eerste honderd bladzijden om zoo te zeggen Goos' leven van uur tot uur wordt geteekend, daar gaal het in de laatste met sprongen van maanden Iegelijk, haast niet meer bij te houdel snel. Hogenbirks kracht ligt trouwens ook niet in de conceptie van het geregelde verhaal, maar in de schetsmatige analyse van menschen en verhoudingen, in de rake teekening van details, niet in het groepeeren, maar in het typeeren.

De romanvorm, die logische opbouw vordert en op ontleding van gebeuren, op actie, is ingesteld, is niet geschikt voor wat Hogenbirk wil: het critisch-didaclisch uitbeelden van vergroeiingen in het geestelijk leven.

Men moet dan ook dit verhaal losmaken van zijn niet-geslaagden vorm; men moet het eigenlijk zien als een tot een eenheid verwerkte verzameling schetsen, die door verbindende elementen tot een verhaal zijn geworden. Dan gaan de treffelijke qualiteiten spreken en dan ziet men, dat het een boek is van gelijke waarde als „Morsdaelsche menschen', „Dienstbaren en Vrijen" e.d., óók van een zelfde positieve bedoeling achter de critiek ein! den spot.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Van niet-verguide waarheden.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 6 oktober 1933

De Reformatie | 8 Pagina's