GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De laatste van zijn geslacht.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De laatste van zijn geslacht.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Bij den dood van A. Werumeus Buning.)

Bij de herdenking van Hein Boeken, enkele weken geleden, schreef ik dat het geslacht der Tachtigers, waarvan hij vertegenwoordiger was, welhaast tot de historie van onze letterkunde gaat behooren. En door het overlijden van de meeste mannen van Tachtig, èn door de veranderingen, dié zich voltrokken in de opvattingen omtrent schoonlieid en kunst, is de beweging van Tachtig langzamerhand een verschijnsel uit het verleden geworden. . .. .

Heelemaal historisch is dan ook voor ons besef wat aan die beweging voorafging, het veertigersgeslacht met z'n humoristisch-realisme.

't Had zich doen gelden tot diep in de 19e eeuw, maai' voorzoover het toen nog leefde en werkte was het door de Tachtigers geheel verdrongen en tot een voorbijgegane generatie gestempeld. En nu we dus Tachtig als een perfectum gaan zien, is veertig voor ons een phisquamperfectum, in het verleden reeds geëindigd. Wat Beets, Kneppelhout, Yan Koetsveld, Oude Heer Smits. Frangois Haverschmidt e.d. schreven is, naar inhoud en vorm beide, van een anderen tijd, zoozeer historisch, dat we over de critiek van Tachtig heen er de waarde alweer van weten te onderscheiden, zooals dat mogelijk is van een stof, die object is geworden van geschiedkundig onderzoek.

Des te eigenaardiger daarom deed het aan, de vorige week het overlijdensbericht te lezen van een Schrijver, die metterdaad tot dat plusquamperfectum behoorde, Arnold Werumeus Buning. Omdat de richting zoo geheel voltooid-verleden was, rekende men er eigenlijk niet meer mee, dat van het geslacht, dat die richting aanhing, nog een vertegenwoordiger in leven kon zijn. Het cijfer van Werumeus Bunings jarental bracht achter de zekerheid. Hij was bijna 88 jaren oud, en, omdat hij een van de laatste representanten der richting geweest was, optredend in den tijd, toen ze al ver in haar nabloei was gekomen, kon in 1933 werkelijk het veertigers-geslacht nog onder de levenden geleld worden.

Reeds deze omstandigheid — deze curiositeit wilde ik haast zeggen — vestigt onze aandacht op zijn figuur, nu hij is overleden. Maar ook zijn werk verdient die belangstelling. Want niet slechts is met Werumeus Buning de laatste van zijn geslacht — ik bedoel dan zijn schrijversgeslacht — heengegaan, maar ook een Auteur, die een geheel eigen plaats innam en op die plaats geen opvolger heeft gevonden.

Arnold Werumeus Buning, in 1846 te Uithuizen geboren, werd opgeleid voor den militairen zeedienst. Dr Jan ten Brink, die in zijn drie-deelig werk „Geschiedenis der Noord-Nederlandsche Letteren in de XlXe eeuw" de biqgraphieën van verschillenden van zijn landgenooten gaf en daarin ook over Werumeus Buning schreef, vertelt, hoe hij tot die bestemming geti-okken werd door alles wat er nog van zijn grootvader, die zee-officier was geweest, in het ouderlijk huis over was. In 1867 voer hij voor het eerst uit, op een marinezeilschip, en in de Oost-Indische wateren maakte hij vele kruistochten. Meer dan eens ook was hij deelgenoot van een militaire expeditie naar een of andere oproerige streek. Na bijna 10 jaren van actieven dienst moest hij om gezondheidsredenen ontslag nemen, maar hij bleef aan de marine verbonden, zij het dan in een administratieve functie. Zijn belangstelling voor het zeewezen in 't algemeen en voor alles wat daarmee samenhing maakte hem den geschikten persoon voor het directoraat van het Maritiem Museum, dat Prins Hendrik te Rotterdam stichtte. Een reeks van jaren bekleedde hij met groote ambitie die functie, tot zijn leefüjd hem noopte terug te treden.

Werumeus Buning was dus zee-officier. En alszoodanig is hij ook in de geschiedenis onzer letteren bekend geworden. Want toen hij den actieven dienst had verlaten ontplooide zich zijn schrij­ ! verstalent: hij begon te schrijven over wat hij aan boord had beleefd en gezien.

Eigenlijk debuteerde hij als verteller. In de afdeelingen van het toenmaals bloeiende Nut (Maatschappij tot Nut' van het Algemeen) trad hij dikwijls op als spreker en dan waren het dramatische schetsen van het leven aan boord van het oorlogsschip, die hij met geest en levendigheid voor een dikwijls enthousiast publiek voordroeg. Zoo kwam hij er als vanzelf toe, ook over die materie te schrijven en gedurende meer dan 25 jaren publiceerde hij telkens grootere en kleinere verhalen, die aan zijn zeemansherinneringen waren ontleend, of uit de geschiedenis van ons zeewezen waren geput. De titels van deze boeken en bundels spreken van dien inhoud: „Marineschetsen", „Binnen en Buiten boord", „Stuurman Roelof", „Op Zeeroovers uit", of ook: „Afrikaansche reis van De Ruyter", „Onze Marineglorie", e.d.

Maar ze zeggen niet, wat het eigenlijke is van deze verhalen: de frissche typeering van het marine-leven in den trant van het veertigersrealisme.

Dat veertigersrealisme was in de zeventiger jaren nog eens weer opgeleefd in den bekenden Spectator-kring, de groep, die het tijdschrift „De Nederlandsche Spectator" redigeerde. Werumeus Buning, die tot dien Spectator-kring behoorde, had daar gezien, hoe de Schrijvers hun kracht zochten in het schilderen van typen van een bepaalde soort, menschen, in wie dat soort gestalte had en die er de eigenaardigheden van vertoonden. De verhalen, die men gaf, waren oin zulke typen gegroepeerd, naar die in het leven rondom voorkwamen. Daarin waren ze dus proeven van realisme. En de inslag van het beschrijven en vertellen was de spottend-komische, die deze auteurs en hun voorgangers van Dickens, Sterne e.a. hadden geleerd. Daardoor was hun realisme humoristisch.

Zulke stof au had Werumeus Buning voor het grijpen.

Gedurende zijn dienstjaren aan boord van allerlei slag van marineschepen had hij onder de schepelingen de echte matroos-typen gevonden, dragers van de oud-hollandsche zeemanstraditie, verweerde, maar trouwhariige kerels, onverschrokken als de omstandigheden diu-f en doorzettingsvermogen vorderden, doch van een bijna sentimenteele weekelijkheid, als ze moeiten van andereo zagen. Hij had ze slechts voor zijn herinnering terug te roepen en ze te plaatsen in hun milieu, dat hij zelf door en door kende, om ze als typen van het soort te doen leven. En aan de gebeurtenissen die hij met hen had doorgemaakt kon hij gemakkelijk het materiaal ontleenen om met die typen als hoofdfiguren verhalen te componeeren naar den smaak van den tijd. En hij had zich slechts te bezinnen op him geestigen volkszin, hun gekruide conversatie en hun wonderlijk-gemengde mentaliteit, om de sfeer te treffen, die dat werkelijkheidsbeeld, dat realisme, humoristisch maakte.

Zoo ontstonden die matroosfiguren, die telkens in deze verhalen terugkeeren, echte typen van het soort, als de Rwjie, de Mottige, bootsman Klabberdos e.d. En omdat de Schrijver, naar Margadant eens opmerkte in „Eigen Haard", „een uitgesproken voorliefde (had) voor kerngezonde, edelhartige karakters" werden ze prachtkerels in hun trouw, hun aanhankelijkheid, hun plichtsbetrachting. Maar ook werden ze humoristisch van kleur, omdat hij ze hun eigen taal deed spreken en hun eigen leefwijze deed volgen.

In de schepping van deze matroos-typen bereikte Werumeus Buning zijn hoogtepunt. Daarin werd hij, naar gezegd is, „De Dickens van onze marineschrijvers". En daarin werd hij ooik een van de karakteristieke vertegenwoordigers van het humoristisch-realisme, van de veertigersrichting, toen deze reeds begon te verwelken.

Ook na Tachtig bleef hij zijn genre getrouw. De geheel veranderde opvatting van realisme deed hem niet van koers wijzigen. In wat hij schreef, toen en vele jaren later, („Jonker Sicco" b.v. en „Onze Marineglorie") hield hij aan de veertigersrichting vast en zelfs de „Marinebilder", die hij voordroeg in Zwitserland na zijn emeritaat als directeur van het Maritiem Museum, waren geheel in den trant van het humoristisch-realisme van zijn Spectator-vrienden.

Zoo was hij, in den tijd dat Tachtig tot perfectum ging worden, inderdaad de man van het plusquamperfectum en alszoodanig zien wij hem, nu hij, hoogbejaard, is gestorven.

Maar in dat plusquamperfecle nam hij een geheel eigen plaats in.

't Is zeker merkwaardig, maar niettemin feit, dat wat eens onze nationale glorie uitmaakte en altijd de nationale belangstelling heeft gehad, het militaire zeewezen, in de nationale literatuur zoo weinig tol zijn recht komt. Marineschetsen zijn er zoo ^oed als niet, noch in het verleden, noch in het heden van onze letterkunde. In het werk van Werumeus Buning echter vormen ze de groote meerderheid: bijna uitsluitend is het marineleven onderwerp van de boeken en bundels. Daarom neemt hij een eigen plaats in; de combinatie zeeofficier-schrijver is trouwens zeldzaam genoeg. En wat hij op die eigen plaats heeft tot stand gebracht geeft hem recht op waardeering, ook nu nog, nu zijn genre geheel tot het voltooid-verledene behoort. De laatste van het geslacht is in zijh beteekenis voor de geschiedenis der literatuur geenszins de minste van hel geslacht geweest.

Deze erkenning heeft hij tot zijn voldoening gevonden, toen hij in 1926 zijn 80en verjaardag vierde. Allerwege in de pers is hem toen hulde gebracht en in de uitgave van een bloemlezing uit zijn werken (ondei-den titel „Een Zeeofficier-oranjeman") is een monument voor hem opgericht, dat zijn naam bewaren zou.

En nu hij is heengegaan zien we dat monument bij zijn graf, met waardeering het uitsprekend dat deze zeeofficier-oranjeman ook is geweest een zeeofficier-schrijver van het ras, dat oiize nationale letterkunde heeft gemaakt spiegel van het nationale leven en de nationale kracht.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

De laatste van zijn geslacht.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 november 1933

De Reformatie | 8 Pagina's