GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Skandinavische romans.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Skandinavische romans.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

II. Sigrid Undset, Ma Elisabeth, vertaald door A. en N. Basenau, tweede druk. J. M. Meulenhoff, Amsterdam, 1933.

II.

In het vorige artikel wees ik op de romans van Ingeborg Möller, als nieuwe proeven van het genre familie-historie, dal in de Skandinavische literatuur veelvuldig is. ' I

Een misschien nog meer voorkomend gegeven is „de geschiedenis van een vrouwenleven", d.w.z. de ontledende beschrijving van den strijd tussclicn hart en verstand, die het leven van vele vrouwen zwaar en donker maakt.

Vaak is het tweede gegeven onderdeel van het eerste.

In „De Familie Krusc", „Hallvard Grönvald", „Klaus ' Bjerg en Bodil'", „Het leven geeft en neemt" (van K. Eister), trouwens ook in de romans van Ingeborg Möller, is „de geschiedenis van een vrouwenleven" een van de belangrijkste elementen.

Maar ook komt het in afzonderlijke bewerking voor.

Jane Olerdahl wijdde haar kracht er aan in haar bekende boek „Inger Skram" en ook in „Een uit velen"; N. Johansson deed het in haar verleden jaar verschenen roman „Een die niet welkom was", Sigrid Undset had het als thema van vrijwel al haar vroegere boeken (men denke b.v. aan „De Splinter van den tooverspiegel", „Uni Hjeldi", „Vigdis Gunnai'sdocliter", „Martha Oulie") en greep 't in zijn vollen omvang in haar machtigen romancyclus „Kristin Lavransdochter".

Zooals de Skandinavische familie-roman volgens één type is opgebouwd, zoo is ook de „geschiedenis van een vrouwenleven" veelal van eenzelfde karakter. Hoofdfiguur is de sterke, geestkrachtige vrouw, die in den strijd tusschen hart 'en verstand niet tenondergaat, maar zich boven alle zwarigheden uit worstelt tot een moreele overwinning. Soms is liet de stalende invloed van 't geloof, die haar deze overwinning bereidt (b.v. in „Inger Skram"), soms ook een ijzeren plichtsbetrachting, een plichtsbesef tegenover anderen, dat over eigen wenschen en idealen de meerdere blijft.

En zooals in het wezenlijke van den familieroman een sfeer geschapen is, die aan de onze Terwant is (gelijk ik in het vorige artikel heb uiteengezet), zoo is er ook in dezen roman van het vrouwenleven een kern, die hem boven vele van zijn soortgenooten sympathiek maakt. Zijn accentueereh van plichtsbesef, van beheersching, van offer-bereidheid, doet hem gunstig afsteken tegen de pleidooien voor zelfbeschikkingsrecht, recht op geluk, op liefde, die men in bonte veelheid in de aan­ buiten-en binnenlandsche romanliteratuur treft.

* Hel nieuwste boek van Sigrid Undset, „Ida Elisabeth", is weer een roman van dezen opzet; de onderlitel zegt het al: „roman van kracht en plicht".

Het breed-uitgewerkte verhaal heeft eigenlijk maar één belangrijke persoon: Ida Elisabeth. Op haar valt al het overvloedige licht en de figuren rondom haar bewegen zich altijd in de schaduwen, die dal sterke licht veroorzaakt.

Ze is, na een misstap uit onbezonnenheid, voor een goed deel ook uit onwetendheid tengevolge van een slappe opvoeding, getrouwd met Fritlijof Braatö. Hij is ver haar mindere: een infantielej zorgelooze man, zonder eenige persoonlijke of sociale bcleekenis. Maar ze heeft hem getrouwd, omdat ze den schijn wil redden: dat ze zich eens aan hem gaf moet blijken een daad van liefde igeweest te zijn. Weldra wreekt zich de onwaarachtigheid van dezen stap. Het huwelijk is een mislukking. Zij moei den kost verdienen voor hel gezin, als na heel korten tijd zijn ongeschiktheid hem werkeloos maakt. En niet alleen haar eigen gezin, maar ook dat van haar schoonouders parasiteert op haar flinkheid en werkkracht. De dank , die zij oogst is zijn ontrouw — en dat doet haar besluiten zich verder alleen door 't leven te slaan, als een tijdelijke werkkring hem naar elders doet trekken. Om de kinderen denkt ze niet aan een wettelijke scheiding, hoezeer hij dat heeft verdiend: haar plichtsbesef is sterker dan haar eigenliefde.

Heel haar verder leven blijft dat plichtsbesef haar binden. Als ze straks tot tweemaal , toe in de gelegenheid is een ander huwelijk te doen, de tweede maal zelfs van beide zijden de oprechte liefde spreekt, houdt ze vast aan haar plicht, hoe zwaar ook hel offer is, dat ze daarmee brengen moet. Uit jDlichlsbesef ontvangt en helpt ze haar schoonouders, gaat ze ook naar het sanatorium, waar Braatö stervende is en verzoent zich met hem.

Plicht en kracht, kracht uil hoofde van het zich bewust zijn van den pliclrt, dat is hel thema van dit boek, dat, als al het werk van deze begaafde schrijfster, een bijzonder sterk boek is. Van geven en nemen heelt Sigrid Undset nooit geweten — en daarvan weet ze ook nu niet. De eigen rechten, ofschoon ze evident zijn, de eigen verlangens, al zijn die groot en gemakkelijk en volkomen te bevredigen, blijven ondergeschikt aan den plicht: den plicht, moeder te zijn voor haar twee kinderen. Zelfs de eerlijke bedoeling van den tweeden man die naar tiaar hand dingt, om voor die kinderen goed te zijn, kan haar niet doen besluiten zijn liefde te aanvaarden en haar liefde hem te schenken. Zij behoort aan haar kinderen, en die kinderen hebben recht op haar hééle hart en haar hééle leven.

Uiteraard stelt men dit nieuwe boek naast wat er aan voorafging: de serie romans van vrouwenleven uit de eerste periode der Schrijfster, en de geweldige boeken over Olav Audunszoon en Kristin Lavransdochter van later tijd.

'En dan komt men lot merkwaardige conclusiën. Eenerzijds deze, dal „Ida Elisabeth" direct aansluit bij al de vroegere romans, weer opneemt het daar voortdurend bewerkte gegeven: den strijd tusschen verstand en hart. Geest en sfeer van dit nieuwe boek zijn direct verwant aan die van de reeks eerste-romaus: de tegenwoordige wereld en het moderne denken, die daar grondslag van gebeuren en ideologie waren, zijn ook hier uitgangspunt. De liistorie, die de Schrijfster in Kristin Lavransdochter zoo machtig boeide, schijnt vergelen: het historische beeld, dat ze met zoo geweldige kleuren weergaf, lijkt zijn aantrekkelijkheid te hebben verloren. En, wat nog veel opvallender is, de kracht van haar Roomsch-Katholieke levensovertuiging, die het monumentale was van „Kristin Lavransdochter" en „Olav Audunszoon", oefent hoegenaamd geen invloed. Er is in heel dit lijvige boek geen sprankje van over. Waar gesproken wordt over God en godsdienst is het in negatieven zin. Bitter glimlachend verklaart Ida Elisabeth in een gesprek met dokter Sommervold, dal ze niet gelooft aan God. Godsdienst wordt bij monde van Ida Elisabeth gedefinieerd als „met opzet feiten over het hoofd zien en gelooven aan wal men zich verbeeldt, dat best waar zou kunnen zijn". Over de voorzienigheid. Hemel en hel, óók over het vagevuur, worden een paar hoonende opmerkingen gemaakt en Ida Elisabeth vertelt ergens, dat ze aan haar kennis van den Bijbel gekomen is, omdat een vriendinnetje haar vroeger altijd grinnekend „de leelijke verhalen" uit den Bijbel voorlas, als haar ouders niet thuis waren. Dat is meteen ook ongeveer alles wat ter zake van God en godsdienst in Ijet boek voorkomt.

Aan den anderen kant echter zijn er ook weer lijnen hier in dit boek, die onmiddellijk in hel verlengde van „Kristin Lavransdochter" liggen, en die Ida Elisabeth véél meer daarbij doen aansluiten, dan bij welken anderen vroegeren roman ook. Zoo is het motief: kracht door plichtsbesef hetzelfde als de apotheose van Kristins geschiedenis. Waar Kristin eindigt, na haar moeilijk en geslingerd leven, op het slot van het derde deel, begint Ida Elisabeth: in de aanvaarding van plicht, bij het zich bewust zijn van roeping. In de eerste romans, (Martha Oulie" e.d.) is er wild verzet tegen wat duidelijk plicht zou zijn, hartstochtelijk zich, ondanks alles wat ervan afhouden moest, overgeven aan eigen begeeren. „Kristin Lavransdochter" is ten dezen een kentering en Olav Audunszoon bevestigt dien ommekeer. Hier, in „Ida Elisabeth" is de zelfbeheersching en het zelfoffer volkomen, haast onnatuurlijk-volkomen.

In de tweede plaats is er een opmerkelijk parallelisme tusschen „Kristin" en „Ida Elisabeth". De vrouwenfiguren zijn beide slerk, door lijden geloulerd; Kristins verleider, Teit, en Frithjof Baartö, die onder soortgelijke omstandigheden aan Ida Elisabeth de bruidskrans ontneemt, zijn beiden zwakkelingen; de moederliefde, zoowel bij Kristin als bij Ida Elisabeth, is onverzettelijk; Kristin is in haar moeilijke oogenblikken aan zichzelf overgelaten en ook Ida Elisabeth moet haar strijd alleen strijden. En zoo zijn er meer evenwijdige lijnen te trekken. Maar dan is Kristin de figuur uil het verleden — Ida Elisabeth de gelijke figuur uit het heden. De barre complicaties rondom I{xislin vloeien voort uit het karakter van haar tijd, de verwikkelingen rondom Ida Elisabeth zijn die van

dézen tijd, minder gror"'(aaarom zijn de beschrijvingen van dit boek ook niet zoo realistisch als daar), maar in wezen niet minder benauwend. En dus is „Ida Elisabeth" de duidelijke pendant van „Kristin Lavransdochter".

Met deze laatste conclusie zijn we tegelijk bij de verklaring der tegenstrijdigheden. In een van (Ie recensie-fragmenten uit de Skandinavische pers, [? ie voorin „Ida Elisabeth" staan afgedrukt, wordt gezegd, dat de Schrijfster „het leven weer een smartelijke les (heeft) afgedwongen in den vorm van een veelzijdige en diepgaande teekening van menschen en menschenlevens".

Dit woord nu kan op heel de werkzaamheid der Schrijfster toepasselijk worden gemaakt. Altijd dwingt zij het leven smartelijke lessen af, in „Vigdis Gunnarsdochter" en in „Uni Hjeldi" of „De wijze maagden", evengoed als in „Kristin Lavransdochter" en „Ida Elisabeth". En dan houdt zie zich strikt en onvoorwaardelijk aan de sfeer van den tijd, in welken haar momenteele stof zich voltrekt. In „Vigdis Gunnarsdochter" en „Kristin Lavransdochter" is die een andere, een cultureel en ideologisch geheel andere, dan in „Martha Oulie" of „Ida Elisabeth" — en daarom is de sfeer van de laatstgenoemde ook zoo gansch verschillend van die der eerstgenoemde boeken, daarom zijn geest en vorm, beschrijving en ontleding üok van bijna tegengesteld karakter.

Ik zie dan ook de verandering in godsdienstige mentaliteit in „Ida Elisabeth" ten opzichte van „Kristin Lavransdochter" of „Olav Auduiaszoon" niet als een bewijs van verandering in het godsdienstig denken van de Schrijfster, maar als gevolg van de stof-situatie. Ida Elisabeth, de moderne jonge vrouw, is aan alle hoogere waarden ontgroeid, er boven verheven geraakt, omdat ze er geen baat van heeft gezien. Fel duidelijk zegt ze het: „Beter aan geen Voorzienigheid dan aan een slechte te gelooven", en, sprekend over het geloof van haar schoonmoeder, merkt ze schamper op de eigenaardigheid, dat de God die in Borghild Braatö's hart woont „over het geheel genomen altijd alles hetzelfde vindt als Borghild Braatö". Hier is het moderne scepticisme aan het woord, het gebroken-hebben met God en godsdienst, omdat men er inbeelding in ziet en uit de verwarring en onrechtvaardigheid overal het omgekeerde concludeert dan wat de godsdienst leert en van God wordt gezegd. Daarom is er bij Ida Elisabeth ook geen spoor van schuldgevoel over haar misstap, geen schijn van behoefte aan vergeving. Zonde is er in haar leven niet, want zonde en schuld bestaan voor haar niet. Het diepe, martelende berouw, dat Kristin kende, kwelt haar niet. Ze neemt de dingen zooals ze zijn en zet er haar energie tegenover. In eigen kracht volbrengt ze haar plicht.

Maar dat alles beteekent niet dat het de denkbeelden der Schrijfster zijn, die hier spreken. Zij dwingt slechts aan het leven een les af, hier aan het moderne leven, zooals ze het in „Kristin" deed aan het Middeleeuwsche leven. En haar eigen aandeel in het geheel van beide boeken is, dat ze de karakter-en wilssterke vrouw met sympathie Scgemoetlreedl, hetzij die vrouw krachtig is door godsdienstige, dan wel door humanistische overiuiging.

De vraag blijft nu nog over, hoe we dan met een boek als „Ida Elisabeth" aan moeten. Hoe moet dan het ethisch oordeel luiden?

Ik geloof dat we met „Ida Elisabeth" hebben een proeve van de neo-humanistische romankunst uit de Skandinavische literatuur, zooals we er zoovele hebben ook in de eigen letterkunde. Een boek van idealiteit. Een boek, dat tegenover het egoïstisch en materialistisch drijven van dezen tijd, de zedelijke waarde van plichtsbesef en roepingsbewustheid wil verheffen, dat de tragiek van het ideëele wil doen zien, en die desondanks boven schijnbevrediging en voos geluk verkieselijk acht. Een boek, dat getuigen wil voor kracht uit offerbereidheid in een wereld van slapheid door zelfzucht, voor rust bij aanvaarding in een samenleving van gejaagdheid door overal-zoeken. Maar — in dat alles, hoe edel van bedoelen opzichzelf, een boek dat van ons christelijk belijden ver afstaat, verder dan het rauw-realistische „Kristin Lavransdochter". Want die humanistische idealiteit is verwachting op het menschelijke, is prediking van levensrus t en levensinhoud buiten den Christus om, — is een illusie, die in de donkerheid van den dood eindigt.

Ongetwijfeld is het boek een kunstschepping, ontroerend dikwijls door de zuiverheid van den diep-menschelijken toon.

Stelhg kan het ook moreele winst brengen aan dengene, die leest welk een kracht er ligt in het leven uit het besef van plicht en gewetensinspraak.

Maar in zijn neo-humanistischen rijkdom is het arm.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Skandinavische romans.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1934

De Reformatie | 8 Pagina's