GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het begin der Afscheiding in Drenthe.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het begin der Afscheiding in Drenthe.

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Drenthe stond in vroeger eeuwen bekend als een arm land en niemand stelde veel belang in het bezit ervan, omdat het zijne bezitters meer last berokkende dan voordeel aanbracht. Evenzeer was de bevolking arm ten opzichte van het godsdienstig en kerkelijk leven. Wel waren de inwoners in den loop der eeuwen van heidenen christenen geworden en vijf eeuwen later van roomsch protestantsch. Doch deze overgangen waren geen gevolg van innerlijke overtuiging, maar werden meer van buiten opgelegd. Voor de meesten was het godsdienstig leven niet anders dan een dorre formuleering der leer zonder godzaligheid. In het maatschappelijk leven openbaarde zich de volksgeest van het oude heidendom. De zeden waren ruw, de jeugd losbandig en het volk over het algemeen onkerkelijk.

In 1750 begon God te Nijkerk op de Veluwe krachtig door zijn Geest te werken, hetwelk aldaar een geestelijke ontwaking ten gevolge had. Deze beweging zette zich over een groot deel van ons Vaderland voort. Ook Drenthe werd er mede begiftigd en heeft er een rijken zegen van ondervonden. Overal waar zij zich openbaarde werden de kerken getrouw bezocht en zondaars bekeerd. In veler levenswandel kwam een gunstige verandering en de losbandigheid der jeugd verminderde sterk. Deze kwam geregeld ter catechisatie en oefende zich in de kennis van de leer der godzaligheid en de ouden lazen vlijtig de nagelaten geschriften van godzalige leeraai-s.

Eene opwekking is altijd iets dat voorbijgaat. Men moet de vrucht er van afmeten naar den zegen dien zij achterlaat. Ook omtrent deze opwekking moet erkend worden, dat alle bloesems van toen geeu vrucht hebben gezet. Nochtans is zij voor Drenthe ten zegen geweest, want zij heeft gebracht wat vroegere reformaties ontbrak. In de meeste gemeenten bleef een kern bestaan, die hou en trouw aan de oude belijdenis vasthield en zorgde, dat de kinderen daarvan kennis droegen. De tweede helft der 18e eeuw kenmerkte zich door een algemeene verflauwing op godsdienstig gebied. Het schoone goud werd verdonkerd. maar in menige Drentsche gemeente bleven eenigen, al was het dan ook maar eene kleine minderheid, die pal stonden voor de oude en beproefde waar-t' heid. Dit was nog een nawerking van de opwek­ • king van 1750.

Voor 1816 waren de predikanten aan de belij­ 1 denis gebonden. In dat Jaar werden zij van dien band ontslagen en konden leercn wal hen goeddacht. Vele der jonge predikanten loochenden en „ bestreden 'de fundamenleele leerstukken des ge-f; | loofs niet openlijk, maar verzwegen die stelsel-' i matig. De groote massa der hoorders, die van geen i | strenge predikaties gediend was, was hiermede i i; zeer ingenomen. Op vele plaatsen echter waren \. ook nog palstaanders van de gereformeerde waar-| heden. Dezen hadden behoefte aan het woord des i levens en vonden geen voldoening met het lichte i brood, dat de jonge predikanten hun aanboden. | Zij onttrokken zich gaandeweg meer aan de samen-; komsten in hel kerkgebouw en lazen ten huize van één hunner een rechtzinnige predikatie. Dergelijke samenkomsten werden in onderscheiden plaatsen in Drenthe reeds vóór 1834 gehouden. ', ; : M m i K

Met belangstelling sloegen die gezelschapsmenschen het optreden van Ds de Cock van Ulrum gade. Velen onderhielden met hem briefwisseling. L. Dijkstra, een veenarbeider, reisde te voet van Smilde naar Ulrum om Ds de Cock te hooren preeken. Op een doorreis hield deze zich eerst te Assen, en daarna te Smilde op, waar hij met onderscheiden personen in Drenthe kennis maakte. Toen Ds de Cock 14 Oct. 1834 met zijn kerkeraad en bijna geheel de gemeente den band met het Hervormd kerkgenootschap verbrak, waren er ; velen in Drenthe bereid hem te volgen. Deze provincie kwam in den regel ook in het godsdienstige wat achteraan, maar zou nu in de voorste gelederen plaats nemen, want 19 Nov. 1834 werd de tweede kerk der Scheiding onder leiding van Ds de Cock tot openbaring gebracht en dat was te Smilde. Op meerdere plaatsen in Drenthe verlangde men dit, maar omdat Ds de Cock om een verl)oden preek eenige maanden in de gevangenis werd opgesloten moest dit wachten tot hij weer werd losgelaten. V •

Van den toenmaligen predikant te Smilde zei men, dat hij de kerk leeg schreeuwde, omdat er bij de godsdienstoefening vaak meer banken ledig dan bezet waren. Toen de afgescheiden gemeente gesticht was, verblijdde het hem, dat allen die zich daarbij aangesloten hadden, arme menschen waren en niemand van de notabele ingezetenen zich er bij had gevoegd. L. Dijkstra was een arme daglooner, doch goed onderlegd in de kennis der waai'heid en om zijne oprechte vroomheid algemeen geacht. Door zijn invloed werd te Smilde tot stichting eener gemeente overgegaan. Aanstonds traden 75 belijdende lidmaten toe. Dijkstra werd tot ouderling gekozen en na onderzoek van den dubbelen kerkeraad tevens tot. oefenaar. Eenige jaren heeft hij Smilde als zoodanig gediend. Onder zijn dienst bloeide de gemeente. In 1842 is hij predikant geworden. , , 1^ ;

In Dwingelo woonde toen nogal wat vroom volk. Misschien ten gevolge van den arbeid van 'den godzaligen Ds Folmer 1759—1781. Er was toen een predikant, die het deze menschen wel naar den zin wilde maken, maar het onderscheid tusschen Gereformeerd en Remonstrantsch niet kende, zoodoende deed hij dikwerf verdachte uitdrukkingen die enkelen der vromen zoodanig ergerden, dat zij niet meer in de kerk kwamen. Destijds woonde onder Dwingelo Albert Kok, een man van veel invloed en algemeen geacht. In zijn jeugd was hij onderwijzer geweest en werd daarom in de wandeling „Meister Albert" genoemd. Hij was goed met de gereformeerde leer op de hoogte en waarschuwde den leeraar, als deze zijn boekje te buiten ging. Deze beloofde dan beterschapi, maar het was gauw weer vergeten. Lang bleef Meister Albert zijn leeraar trouw tot deze het hem een keer al te bont maakte, toen stond hij onder den dienst verontwaardigd op en verliet het kerkgebouw om er nooit weer in terug te komen. \-

Nadat Ds de Cock uit de gevangenis ontslagen was bezocht hij spoedig Drenthe en onder zijn leiding werden in het voorjaar van 1835 te Dwingelo de ambten ingesteld. Dit was derhalve de tweede uilgeleide gemeente in deze provincie.

In Assen stond destijds D: s Bentheim Reddingius, die in zijn brieven meende te moeten waarschuwen voor de bekrompen denkbeelden der Separatisten. Om deze brieven werd hij door Ds de Cock geducht onder handen genomen. In eigen gemeente ontstond tijdens de bediening van Ds Bentheim Reddingius een gezelschap, dat die belirompen denkbeelden verdedigde en verbreidde. Gezelschap^ pen kunnen nuttig zijn als ze goed geleid worden. Assen bezat in J. H. van Dalen een uitnemen(d leider. Na diens verscheiden traden J. A. Smedes en R. J. Veeninga er meer op den voorgrond. Onder leiding van den laatste en van A. J. Mulder

werd te Assen tot afscheiding besloten. De instel-Hng der ambten moest tot op de komst van Ds de Gock wachten en heeft in het voorjaar van 1835 plaats gevonden. In het begin telde de gemeente 25 belijdende en 11 doopleden.

Te Hooghalen bewoonde J. K. Timmerman een groote boerderij. Naar ik meen was hij in zijn jeugd schoolmeester geweest. De kerkeraad van Beilen had hem aangesteld om in de afgelegen dorpen hulpdiensten te verrichten. Daartoe werd vTijwel hetzelfde van den betrokken persoon gevraagd als tegenwoordig van de godsdienstonderwijzers en hulppredikers. Hij was iemand van den ouden stempel en de geest der verlichting was hem voorbijgegaan. Dit kwam vooral bij zijne oefeningen uit, waiit hij bracht de oude beproefde waarheid ten gehoore, wat in de kerken toen schaars geschiedde. Velen uit andere gemeenten, die voedsel voor hunne zielen begeerden en dat in eigen kerk niet konden vinden, zochten het nu bij den ouden Timmerman. Tusschen hem en Ds de Cock bestond reeds verstandhouding door briefwisseling. Dit had bij Timmerman de gedachte post doen vatten, dat hij bij de Afgescheidenen lieter op zijne plaats zoude wezen dan bij de Hervormden, omdat hij zijn geweten dan lang zooveel geweld niet behoefde aan te doen. Deze overweging bracht hem tot het besluit zich bij de Afgescheidenen te voegen. Toen dit in Halen en Hijken ruchtbaar werd, toonden velen zich bereid met hem lot de Afscheiding over te gaan. In den loop van 1835 werd te Hijken ca. een gemeente gesticht, die Timmerman tot oefenaar benoemde. In 1840 lei hij njet goed gevolg het examen volgens art. 8 K. O. voor predikant af en heeft in dat ambt een kwarteeuw de kerken gediend.

In de gemeente Diever was ook een orthodox deel, maai-het behoorde tot de gerusten Zions. Men meende geen reden te hebben zich van de kerk af te scheiden, want de dominee preekte goed rechtzinnig. Wel was er iets in de gemeente, dat niet goed was, niaar dat moest men trachten te overwinnen. Zij wilden de kerk in de kerk hervormen. Dit was een mooi ideaal, maar in het onderhavig geval onuitvoerbaar. Enkelen begonnen dit in te zien, omdat men steeds meer van het voorgestelde ideaal verwijderd geraakte. De leeraar zwenkte naar links. Dit moest men lijdelijk aanzien zonder er iets aan te kunnen veranderen. Nu begonnen voor het diep verval der kerk ook daar de oogeu open te gaan. Een eenvoudig en vroom persoon Harm Knol genoemd was altijd een getrouw kerkganger geweest, maar sinds de frontverandering van den leeraar bleef zijn zitplaats in de kerk ledig. Toen de leeraar hem eens op het pad ontmoette, vroeg deze hem waarom hij niet meer in de kerk kwam? Zijn antwoord was: „Diominé! omdat gij begonnen zijt, de algemeene verzoening te leeren en dat kan mij niet voldoen". Daarop antwoordde de leeraar: „Daarover zal ik van u niet geoordeeld worden", waarop Knol hernam: „zacht wat. Do mine! hebt ge nooit gelezen, dat de heiligen de wereld zullen oordeelen? " Een en ander werkte mede, dat men in Diever kwam waar men eerst niet wilde wezen, want 31 Oct. 1836 werd ook aldaar eene gemeente gesticht.

Behalve de reeds genoemde ontstonden in 1835 gemeenten te Hoogeveen, Koevorden, Meppel, Ruinerwold en Koekange, in 1836 te Beilen, Westerbork, Nijeveen en Zuidwolde, 1837 te Borger, 1838 te Zweelo, 1841 te Emmen, 1845 te Een, terwijl er in die dagen ook nog gemeenten zijn geweest te Norg, Zuidlaren, Steen, Exlo en in beginsel ook te Ruinen. Er waren binnen 10 jaren in Drenthe meer dan 20 gemeenten ontstaan, terwijl er destijds 40 Hervormde waren.

De scheiding in dit landschap was beslist, al wat de gereformeerde belijdenis liefhad ging mede en er bleven hier niet als elders een aantal zoogenaamde waarheidsvrienden achter. De reformatie der 16e eeuw werd hier van buiten opgelegd, maar die van 1834 en daarna kwam uit de bevolking zelf op. Elke plaatselijke kerk had haar eigen geschiedenis en zoodoende iets eigendommelijks en zoo kan ook gezegd worden, dat de Afscheiding in Drenthe een eigen karakter had.

De voormannen der Afscheiding waren één in het noodzakelijke, doch verschilden onderling wel in het niet-noodzakelijke, zoodat zich onder hen verschillende sfroomingen openbaarden.

In Drenthe huldigde men het beginsel, dat bij een gezond gemoedsleven ook verlichte kennis behoort en zocht dit na te jagen. Men beschouwde Ds de Cock als de geestelijke vader en leefde uit de theologie der 17e en 18e eeuw. De reveilstrooiming hield men ten onrechte voor verdacht en men moest daarvan niet veel hebben. Met Ds van Velzen stond men hier op goeden voet, hoewel de verhouding niet bijzonder innig was. Hij leefde meer uit de theologie der 16e eeuw, die dieper dan de latere ploegde, en werd daarom niet altijd goed begrepen. Ook had hij zijn karakter wel wat tegen. Gelukkig dat door de oprichting der Theologische School de verschillende stroomingen in één bedding zijn geleid.

Gedurende de onderlinge verschillen van 1840 '54 weigerden sommige provincies afgevaardigden naar de Generale Synode te zenden. Drenthe vvilde niet scheuren maar vereenigen en vaardigde naar elke synode het noodige aantal af. Al werden soms besluiten tegen den zin van Drenthe genomen dan trok het zich niet terug, maar hielp die uitvoeren.

In den eersten tijd gaven in Drenthe de meeste kerken de voorkeur aan den dienst der oefenaren boven het preeklezen. Vele oefenaren waren hier toen werkzaam, waarvan sommigen met zegen hebben gearbeid. De gezelschappen waren voor hen een goede oefenschool geweest. Enkelen hunner zijn later predikant geworden en hebben de kerken met eer gediend. Geen provincie heeft de uitgeleide kerlien in de eerste 20 jaren meer predikanten geleverd dan Drenthe. Daaronder waren er nog al, die in hun tijd iets beteekenden, onder anderen: 'F. en W. Kok, K. J. van Goor, J. R. Kreulen, K. J. Timmerman, H. Joffers, K. J. Pieters, R. T. Kuiper, W. Diemer en J. Hessels. De afgevaardigden uit Drenthe hebben op verschillende synoden een leidende positie ingenomen. Uit dit alles blijkt, dat Drenthe te midden der uitgeleide ierken een waardige plaats heeft ingenomen.

H. A. DIJKSTRA.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1934

De Reformatie | 16 Pagina's

Het begin der Afscheiding in Drenthe.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1934

De Reformatie | 16 Pagina's