GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het oordeel over de Afscheiding door het periodiek geschrift „Vaderlandsche letteroefeningen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het oordeel over de Afscheiding door het periodiek geschrift „Vaderlandsche letteroefeningen”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

In 1837 — bij eene recensie van een werk geschreven door Mr C. M. van der Kemp — schreef de redactie van bovengenoemd tijdschrift van zich zelf: „Dit tijdschrift is geen orgaan van de een of andere secte ... Mannen die tot verschülende kerkgenootschappen behooren werken aan hetzelve. In de beoordeelingen openbaart zich doorgaans eene liberale denkwijze. Men stelt zich waarheid ten doel "

Welnu, dit tijdschrift besprak in 1836 (bl. 56 v.v.) het geschrift, getiteld: „Adressen ingediend door de Gemeente Jezu Christi te Amsterdam, welke zich om der consciëntie wille heeft afgescheiden van het sedert 1816 bestaand Hervormd Kerkgenootschap. Met eene voorrede door H. PL Scholte, bedienaar des Goddelijken Woords, Uitgegeven te 'sGravenhage bij J. van Golverdingc. 1835"; —op de volgende wijze:

„ ... Die woel-en scheurzieke gezindheid blijft intusschen nog voortgaan, en hier en daar een onrustig hoofd zich bemoeien om haar te bevorderen. Hiervan draagt de hierboven genoemde brochure blijken, welker titel te curieus is om er niet een oogenblik bij stil te staan. „Adressen ingediend door de Gemeente Jezu Christi te Amsterdam" ... Jezu Christi! Deze oude Latijnsche verbuiging van een eigennaam klinkt zeker stichte-Ujker aan het nieuwerwetsche „van Jezus Christus", en daarom schrijft ook Scholte: „de waarheid zooals die in Christo is", „het jok Jezu Christi", enz. Wij voegen hier echter nevens, dat hij djt wel eens vergeet, en schrijft: „het kruis van Christus", i.p.v. „Christi", en dat hij zoo ook, om zich gelijk te blijven, andere vreemde namen, die hier voorkomen, insgelijks had moeten verbuigen!... „Welke zich om der consciëntie wille" — Consciëntie! Dit houdt men zeker voor verstaanbaarder of krachtiger dan „geweten" ? Nu, zoo iets is wel eens wijzeren gebeurd! — ... „heeft afgescheiden" (Toen, zoo recensent wel meent te weten, ten getale van nauwelijks"de'rt i g !!) „van het sedert 1816 bestaand Hervormd Kerkgenootschap"; dit is eene openbare en grove historische onwaarheid, waarmede de toongevers van den onrusligen aanhang, de onkundige menigte zand in de oogen werpen, en die zij haar overal laten napraten! Er bestaat in het koningrijk der Nederlanden geen ander hervormd kerkgenootschap dan dat hetwelk aldaar sedert den tijd der kerkhervorming in de 16e eeuw bestaan heeft, en dat in 1816 — vrij wat beter dan in 1618 en '19 — in zijne leer Plrotestantsch vrij en onverlet is gelaten, maar een nieuwe form van kerkbestuur ontvangen "heeft, en dienvolgens wettig georganiseerd en door Z.M. onzen Koning, wien het met blijdschap als zijn Eerste Lid eerbiedigt, als zoodanig erkend en bekrachtigd is. Het jammert ons dat wij ten aanzien van menschen, die zich nog Protestanten willen noemen, zoo moeten spreken, maar het is niet anders; wie zich van zulke Jezuïtsche streken bedient, moet in al zijn Jezu ïtis mus tentoongesteld worden.

— „Met eene voorrede door H. P. Scholte, bedienaar des Goddelijken Woords". — Eiheve! Op wat grond geeft zich toch Scholte thans nog dezen titel? Hij is immers door het kerkbestuur der Hervormden wettig afgezet. Ja maar, zal hij zeggen, hiervan heb ik mij reeds te voren afgescheiden; dit erken ik niet; dit is onwettig! Welnu dan vervalt hiermede ook zijn radicaal van „bedienaai-des Goddelijken Woords", daar dit hem door niemand anders dan door dat kerkbestuur in 1832 gegeven is, en hij daalt tot het gewone peil van leek, ja hij daalt beneden nul, want hij is zeker lang na 1816, naar de verordeningen van datzelfde kerkbestuur, tot lidmaat aangenomen, en heeft als zoodanig plegtig beloofd zich aan deszelf s kerkelijke tucht te zullen onderwerpen, maar nu door zijne eigene geheel tegenstrijdige daad zijn lidmaatschap werkelijk opgeheven ...

Wat eigenlijk de inhoud der voorrede is, die ruim een derde van het geheele boeksken beslaat, is moeilijk te zeggen. Vooreerst en vóór alle dingen vertelt Scholte daarin aan zijne „landgenooten" (dus aan alle Protestanten niet alleen, maar ook aan Rocmsch-Katholieken, Israëlieten enz.) dat hij „met de Afgescheidenen te Amsterdam in aanraking gekomen is en niet geaarzeld heeft om de uit hun midden gekozen ouderlingen en diakenen te bevestigen, aan de kinderkens der geloovigen het bondszegel des heiligen Doops te bedienen en in hun midden het Woord Gods te verkondigen"; verder dat degenen die zicli dus afscheiden geen kwade bedoelingen hebben; dat zij verdrukt worden; dat zij zich moeten wachten voor „rondreizende vreemdelingen, die zich in de gemeente willen indriugen" (dus ook voor hem zelven? ) en verder nog zoo eenige toespraken en uitweidingen, die geen vasten koers, maar het van het eene half-lidteeken tot het andere tenminste pratend houden, en die met verscheidene bijbelplaatsen — gepast of ongepast — doormengd zijn... maar zooals deze woorden in den zamenhang bij Scholte aangehaald staan is het onzin. Dit heet dus bijbeltaal schrijven! Doch het is ook zoo gemakkelijk niet voor een jongmensch de rol van den ouden goed te spelen, en den antieken toon in alles terstond te vatten! Het is waar, mundus vult decipi, maar wie daarbij zegt: decipiatur ergo, hoe noemt men dien? Wat nu de Adressen aangaat, recensent onthoudt zich van de vele aanmerkingen welke hij daarop zou kimnen maken, daar hij reeds met blijdschap gezien heeft... met hoe gevoelig leedwezen en rechtmatige afkeuring onze waardige Koning alle zoodanige Adressen beschouwt en, hoewel even ver als het kerkbestuur der Hervormden, van allen geloofsdwang zijnde, nogtans evenmin gezind is om toe te geven aan woelingen die, door allerlei drogredenen ondersteund, de verderfelijkste gevolgen kunnen na zich slepen... Maar des te meer strekt het ook tot schande van enkele jongelieden, zooals een Scholte, Brummelkamp en andere dergelijke dat zij, die nauwelijks een of twee jaren in den dienst der kerk geweest zijn, zich tegen de oudste, verstandigste en alleszins achting waardigst e mannen verzetten, met een aanmatiging, verwaandheid en bitterheid die, al hadden zij ook het grootste gelijk in hunne zaak, hun, als jonge menschen, nog zeer kwalijk zou staan. Doch het schijnt, dat er onder hen zijn die wel weten dat zij niet op de hoogte staan om met hunne voortreffelijkste tijdgenooten vooruit te kunnen en er nu hunnen roem in zoeken om anderen met zich een paar eeuwen achteruit te werken. Die geen kans ziende zich beroemd te maken, er zich op toe leggen om berucht te worden. — Ten andere: degenen die thans, en dit zoozeer ten onrechte, over geloofsen gewetensdwang klagen, en door hun afscheidingsgewoel de gemoederen opruien, weten waarlijk niet van welken geest zij zijn; van een geest strijdig met dien van het Evangelie in het algemeen en van het Pl-otestantisme in het bijzonder. Zij bedenken niet dat zij, door hunne geloofsgenooten te willen terugdringen tot de onbepaalde aanneming van vroegere menschelijke bepalingen der godsdienstleer, alsof die in alles met Gods Evangeliewoord overeenstemden, aan de stellers van dezelve, zij mogen dan Hervormers, of bijzondere Leeraars, of Nationale Synoden heeten, een onfeilbaar, of althans verstand en geweten bindend gezag toeschrijven, dat hun evenmin toekomt, als aan het concilie van Nice a of van T r e n t e, en dat zij dus zichzelven en anderen een juk van geloofs-en gewetensdwang opleggen, dat noch onze vaders, noch wij hebben kunnen dragen "

Wal zouden die liberale recensenten van de „Vaderlandsche Letteroefeningen" wel gezegd hebben als ze eens hadden kunnen beluisteren de op 5 Februari 1930 te 's Graveuhage uitgesproken tafelrede door den Amerikaanschen gezant. Zijne Excellentie Mr Gerrit Jan Diekema, zelf afstammeling van een naar Amerika uitgeweken afgescheiden gezin, waarin hij met zooveel piëteit sprak over de predikanten van Raalte, Scholte en van der Meulen, als leiders der geëmigreerde Nederlanders, terwijl hij als de voornaamste karaktertrekken dier emigranten noemde: Getrouwheid aan het geloof. Zorg voor het onderwijs, Arbeidzaamheid en ^'aderlandsliefde.

De Heere heeft ons ruimte gemaakt, dies zijn wij verblijd en loven wij Zijnen heiligen Naam!

J. DE LANGE.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1934

De Reformatie | 16 Pagina's

Het oordeel over de Afscheiding door het periodiek geschrift „Vaderlandsche letteroefeningen”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 12 oktober 1934

De Reformatie | 16 Pagina's