GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

De „Haagsche vrienden" en de Afscheiding.

III.

Degenen die Capadose kennen en in intiem geestelijk verkeer met hem leven behoeven niet in twijfel te staan hoe hij denkt over een steeds meer en meer gevreesde scheiding in de vaderlandsche kerk. Twent is vertrokken en zal zich voegen bij de vrije kerk in Frankrijk. Kohlbrügge had nauwen omgang met dezen gehad, daarom toen er in Utrecht een oploop- verwekt werd in verband met de samenkomsten aldaar door dezen jongen man geleid en de geruchten van een mogelijke scheiding persoonlijk tot Capadose, nog te Scherpenzeel woonachtig, kwamen, bezwoer hij den man, die hem dit boodschapte, toch scheuring te voorkomen. Daarom ook betuigt hij van uit Den Haag Da Costa zijn groote ingenomenheid en „samenslemming" met de voorrede voor de jongste uitgave van werken van Bilderdijk, en hij verzekert: „ja, die voorrede is inderdaad noodzakelijk geweest bijaldien Bilderdijk over eene scheiding der kerk als iets goeds geschreven heeft. Ik weet zelfs niet of het niet beter geweest ware, in dat geval in de critique positie waarin wij zijn, dat stukje achterwege te laten: doch gij zult het, zoo gaat hij verder, voorzeker wel gewikt en gewogen hebben en goede gronden hebben gehad om het te laten 't hebt zien. Daarenboven zijn de Schriften van dien aard, als die van Bilderdijk, minder onder 't geringe volk verspreid en zelfs verspreidbaar om zoo te spreken; en daarom ook minder gevaarlijk bij mingeoeffenden tot een wapen of aanmoediging ter afscheiding te strekken".

Zoo is er dan „samenslemming" tusschen deze beide bloedvrienden inzake eene „scheiding der kerk", en in denzelfden brief waarin Capadose deze dingen schrijft, betuigt hij zijn hartelijli en innig genoegen gemerkt te hebben, dat de kleine oneenigheden, die er betrekkelijk Laatsman tusschen hen beiden bestonden, genoegzaam zijn verdwenen.

In dezen brief dan treffen wij eene duidelijke aanwijzing van het standpunt door deze beide voormannen van het Réveil ingenomen tegenover eene mogelijke scheiding, en eveneens hoe zij staan tegenover de factie Laatsman. Reeds in den volgenden brief komt hij terug op Laatsman en verklaart, dat wat het vraagstuk aangaande de rechtvaardigmaking en heiligmaking betreft, hij niet gelooft, dat zij daaromtrent eens zullen worden, echter acht hij het „verschil in een zekeren zin bijkomstig" en er zijn zoowel voor Da Costa's gevoelen als voor het zijne onderscheidene zeer geachte schrijvers bij te brengen, en in de practijk kan, naar zijn oordeel, hun beider „gevoelen niet uiteen loopen".

Tegen dezen tijd komt liij in aanraking met Van Golverdinge, een van de mannen in Den Haag, die het eerst de Hervormde Kerk zullen verlaten. Echter nu jiog was „dit pas beginnend jongmensch een of meermalen ten zijnent vereenigd".

Ook zijn de beide vrienden niet erg ingenomen met de geschriftjes van Van der Feen. Capadose scliriijft in zijn eersten brief van Januari '34: „Wat gij mij schrijft ten opzichte van uwe phrase nopens den onschriftuurlijken, bekrompen sect enge est, meent gij in der waarheid, dat tegen de belachelijke gevoelens die gij van den goeden van der Feen aanhaalt, of tegen d e r g e- 1 ij k e inbeeldingen, zooals gij ze terecht noemt, zoo bijzonder behoort gewaarschuwd. Ik twijfel of er twintig in 'tgeheele land gevonden worden, die dergelijke dwaasheden aankleven". Hij schrijft dan verder: „maar hoe giij zulk een wartaal als die zonderlinge stellingen van Van der Feen hyper orthodoxie noemt, vat ik niet, evenmin dien naam als die van ketterij verdient heit. 't Is louter onzin".

Bij den aanvang van het veelbeteekenende jaar 1834 komt de beweging in de Hervormde Kerk in het Noorden des lands dichter bij de vrienden in Den Haag. Hij vindt er eenige afleiding in bij zijn onaangename attestatie-kwestie. Als hij daarover aan Da Costa schrijft en mededeelt, dat Den Haag gevaar loopt den in den réveilkring zoo geliefden en gewaardeerden Ds Secretan te verliezen, omdat de Academie van Lausanne hem „gepolsd heeft om professor in 't dogmatische aan deze Hoogeschool te worden", dan breekt hij in eens af met dezen laatsten zin van den brief: „Doch daar is Van der Kemp, met witen ik over zijn stuk moet gpreken, 't welk hij weldra tegen Hofstede de Groot hoopt in 't licht te geven. Met dit stuk zal Groen in een allerbelangrijkste verhandeling, met betrekking tot de vervolgingen tegen de Afgescheidenen, geschreven in het Fransch voor een Zwitserschen vriend zijn groote ingenomenheid betuigen." Men ziet uit de mededeeling van Capadose hoezeer de Haagsche réveilmannen met elkander te rade gaan in schüer al hun handelingen met betrekking tot de bewegingen. Immers in den zomer van ditzelfde jaar zullen Van Hogendorp en Van der Kemp de ontwerpen hunner memoires ten behoeve van De Cock en den kerkeraad van Ulrum eveneens met elkaar bespreken.

Nog in deze zelfde maand vraagt hij, of Da Costa ook weet „wie de schrijver is van het boekske: de vriendelijke vraag van een vriendenkring beantwoord uit Dam'ear, te Groningen gedrukt: waarvan stijl en inhoud (niettegenstaande eenige dwalingen hun leed deden) zoo uitmuntend en zoo treffend zijn, dat het hem bizonder intrigeert wie of de schrijver is". Wat zou, zoo vraagt hij verder, toch beteekenen uit Dam ear? Hij is van oordeel, dat het zakelijke van vele stukken bij Hofstede in dit uitstekend stukje helder weerlegd zijn en De Cock „recht verdedigd", derhalve voegt hij er aan toe: „Gij moet het absoluut lezen en schrijf er mij dan eens over". In dezen zelfden brief betuigt hij zijn blijdschap er over, „dat onze Messchert nu definitief tot ©en werkzaam leven geroepen wordt, hoewel voor ons weer een verlies is, daar zijne nabijheid bij Rotterdahi en de meerdere kans als onze Betsy daair eens zal gestabiliseerd zijn, dat ik zoo eens overvlieg over en weder de gelegenheid om elkaar van aangezichte te zien begunstigde. Doch het voorrecht is te groot voor hem, dan dat ik in het minste mijn gemis in aanmerking neem. Wat associatie betreft, ik ben daar wel nooit voor geweest, doch hier is 't niet geheel dat, 'tis veeleer ©en departiüe van. de twee deelen die te samen tot een goeden

Boekverkoper noodig zijn. Höveker de maniement en al het manaale, dat niet gering is en Messchert al wat tot 't gebied van 't Judicium behoort: er ontbreekt dan nog aan beid'e 'teen en ander van 't geen tot dergelijke ondernemingen ook niet kan gemist worden, daar zal vriend •Westendorp wel voor zorgen. Maar bovenal is mijn hartebede, dat de Heer, van Wien alle goede gaven komen en die kennelijk iets bouwt tot Zijn Eer in den Lande, beide hand- en hoofdwerk tot geloofswerk make, Zijn zegen er op doe rusten en de onderneming dienstbaar make tot uitbreiaing van Zijn rijk in ons dierbaar vaderland". In de lijn van dat bouwen door den Heere van wat tot Zijn eer moge dienen beschouwt Capadose zeer zeker ook wat hij heeft vernomen met betrekking tot het „Journal" dat zal worden aangevangen. Hij bedoelt de Stemmen. De uitgave der Nederlandsehe 'Gedachten van Groen, waarmede Capadose zoo ingenomen was, is gestaakt. Geen wonder, dat er in den kring van het Réveil direct wordt gedacht aan de stichting van een nieuw orgaan, dat aan hen tot spreekbuis zou kunnen dienen. Getken heeft hem verhaald, dat daartoe besloten is en wel onder directie van de Clenaq en ('t geen hun niet bevalt) is de uitwendige form der Archives. „Overigens, zoo lezen wij dan verder, mijn lieve vriend en broeder, wij hebben dikwerf over 't Journal-werk te samen en zoo ik mij wel herinner met volkomen samenstemming gesproten, dezeilfde bezwaren blijven er bij mij: edoch ik bien volstrekt niet tegen, integendeel, daaglijks leer ik meer dat wij de vrijmacht des Geestes, als op den voorgrond in de leer die wij door 'Gods genade gelooven en beleven stellen, wij dien Geest ook in alles dus ook in 't geen ons en zelfs niet oip geheel losse gronden minder voegzaam en nuttig voorkomt, ook volkomen vrij moeten laten werken en van al wat naar stijfheid of stramheid ('t kenmerk des vervals en des ouderdoms) gelijkt, ons leeren. vrij te houden. Ik zal het dus met genoegen vernemen, en is de voordracht van 't prospectus (waaraan ik niet twijfel) naar mijn verwachting, dan hoop ik zelfs, des verzocht zijnde, nu en dan onder de bestierende hand en leiding Gods het een en ander mede in te zenden". Het verwondert hem, dat hij er reeds meer van schijnt te weten dan Da Costa zelf, en er aan dezen in détails mededeelingen van kan doen.

Capadose 'heeft een brief door Schröter aan Da Costa geschreven ter lezing gegeven aan Molenaar en Van der Kemp. Hij weet niet hoe deze over den inhoud denkt, maar dit kan hij verzekeren, dat hij opnieuw na de lezing daarvan „de innigste aansluiting van den broederband heeft mogen gevoelen. Hiet trof zelfs Van der Kemp, hoe Da Costa als 't ware dezelfde uitdrukkingen gebruikte, éie hij in zijn gesprekken met Schröter en vooral ook met Van Heumen gebezigd had." Dan vervolgt hij: „die kleine diversion en nuances die w ij te samen mochten hebben, en die voorzeker ook bijzonder na uwe voorlaatste letteren zeer verminderd zijn, zijn waarlijk meer in 't systeem of schikking dan in de zaken zelve: een eenige wellicht uitgezonderd namelijk de goede werken der uitverkorenen, die mij steeds voorkomen als niet volkomen voor God en daarom de berniddeling en voorsprake des Hoogepriesters Jezus Christus behoevende."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 26 juli 1935

De Reformatie | 8 Pagina's