OPVOEDING EN ONDERWIJS
GEVAREN, DIE ONZE CHR. SCHOLEN BEDREIGEN. (II.)
Gevaren van binnen.
Eigenlijk heb ik in het vorig artikel al een begin gemaakt met het teekenen van de gevaren, die onze scholen van binnen uit bedreigen. Het schijnt, dat de weerstand bij ons minder wordt. Waarom, anders die bereidwilligheid tot samenwerken, die onder ons merkbaar is, met andersdenkenden? Die vermindering van weerstand staat misschien in verband met den alle krachten opeischenden strijd, dien wij juist gevoerd hebben tegen onzen doodsvijand, het Nationaal Socialisme.
Strijdensmoe geworden, is de begeerte naar rust verklaarbaar. Bovendien — in oorlogstijd werkten we, zonder bezwaar, samen rhet menschen van andere geloofsovertuiging, zelfs met hen, die zeiden er in 't geheel geen geloofsovertuiging op na te houden. Waarom zou in vredestijd te veroordeelen zijn, wat in oorlogstijd vanzelf sprak?
En vervolgens wint aan invloed een richting, die beweert, dat alle Christelijke actie niet anders is dan een uiting van verwereldlijking. Voor mij ligt een onlangs verschenen geschriftje van Dr W. AalÖers, Ned. Herv. predikant te Groningen. Daarin veroordeelt hij, dat velen zich isoleerden uit reactie tegen de opzettelijke kleurloosheid van hen, die met zekeren trots beweerden, dat zij f.a.v. elke religieuze overtuiging „neutraal" wilden zijn. Door het oprichten van Chr. scholen en het zorgen voor een eigen confessioneele pers, zouden zij, onwillens, die „neutraliteit" maar versterkt hebben.
Dr Aalders wil terugkeer naar de geestelijke bron van ons bestaan. En dat is, volgens hem, de christeUjke traditie van ons volk. Die traditie zou vrucht zijn van het Calvinisme en van het Bijbelsche humanisme, gewerkt door mannen als Guido de Bray, Petru» Datheen, Joh. Bog< erman en Erasmus en Coomhert.
Hier .worden dus 't Calvinisme en het z.g. Bijbelsch humanisme van een Erasmus en een Coomhert naast elkaar op één lijn geplaatst, als gelijkwaardige verschijnselen of stroomingen.
Het niet naar d« Kerk gaan, op Zondag de bioscoop bezoeken of competitie-wedstrijden bijwonen, wordt afgekeurd als strijdig met de hooggeroemde, kostelijke chr. tradities van ons volk. Sterke eerbied voor het recht, een vurige liefde tot - vf-ijheid en onafhankelijkheid, een erkenning van het geweten en dus van groote verdraagzaamheid, een hooge waardeering van arbeid en spaarzaamheid, een innig' en hecht gezinsleven zouden elementen zijn van die tradities.
Dirk Volkertsz. Coomhert wordt genoemd de onvermoeide strijder voor confessioneele vrijheid in ons landsbestel, want hij streed voor een christendom boven geloofsverdeeldheid.
In zijn: „Jeugd, wat nu? " openbaart Dr Aalders zich als een prediker van het Barthianisme, dat mij schijnt te zijn een humanistische strooming gehuld in het kleed van de orthodoxie en daarom zoo buitengewoon gevaarlijk. Dr Aalders heeft de consequenties van het Barthianisme aanvaard. Zijn kinderen, die voor kort nog op de Chr. School gingen, staan nu ingeschreven als leerlingen van de Openbare School. Hier komt men toe, als men van meening is dat alle christelijke actie een uiting is van verwereldlijking. Anderen'willen de Chr. School als noodwoning nog wel tolereeren, maar — zoo gauw als de neutraliteit van den Staat doorbroken is — en daar moet met alle kracht naar gestreefd — dient de noodwoning verlaten en het eigenlijke, het passende gebouw, d.i. de Openbare School, worden betrokken. Dr Van Niftrik heeft aan deze gedachten uiting gegeven op de laatste Algemeene vergadering van de Vereeniging van Chr. onderwijzers* en onderwijzeressen in Nederland en Overzeesche bezittingen — deze laatste bijvoeging kan in de toekomst allicht beter worden weggelaten, als krenkend voor de „Indonesiërs". Hoe komt het H. B. van bovengenoemde ver eeniging er toe orn een spreker met zulk een levensovertuiging te laten optreden voor menschen, die leven van en behooren te leven voor de Chr. School? Laat een vereeniging van geheelonthouders ook soms een spreker optreden, die van geheelonthouding niets moet hebben? Zooiets zou wel aardig zijn in een tijd, waarin men er zooveel waarde aan hecht, dat tegenstanders elkaar toch vooral goed zullen leeren begrijpen en waardeeren. Dat laatste vooral!
Ik begrijp zulke dingen niet. Zeker, Dr Van Niftrik wil gezien worden als strijder voor het Chr. onderwijs, dat dan uiteindelijk van den Staat moet uitgaan. Moet het gegeven worden ook door hen, die nu het Openbaar onderwijs dienen? En zal de Kerk, de Volkskerk, met al haar schakeeringen bepalen wat christelijk is? Moet die Volkskerk zeggen, hoe Gods Woord moet worden vertolkt en hoe in de scholen over „den verborgen God" moet worden vert, eld? Kan het Geref. volksdeel hiermee genoegen nemen ? Zal dat Chr. onderwijs van de toekomst ook Communisten, en Socialisten van allerlei kleur rdoeten bevredigen?
Dat zal dan zeker zijn een christendom boven geloofsverdeeldheid! Hoe zal dan precies de verhouding moeten worden tusschen Kerk en Staat? Krijgt de Kerk ook invloed op de benoemingen van onderwijzers? Heeft Dr Van Niftrik op al die vragen een antwoord? Misschien zegt hij: „Wij_zullen 't weer in 't geloof moeten wagen en de toekomst aa, n God overlaten". Ik heb geen reden om aan de goede bedoelingen van Dr Van Niftrik te twijfelen, maar — heeft hij ons geen gevaarlijken weg ge- .wezen? Is dat soms ook God verzoeken? Wie zou voor het hersenschimmig plan van Dr Van Niftrik de Chr. School willen prijsgeven? Werpt U oude schoenen weg, vóór U betere hebt? Wat stelt het H. B. van de Vereeniging van Chr. Onderw. zich er toch van voor, als zulke redevoeringen gehouden worden in den kring van werkers voor 't Chr. onderwijs! Ik kan niet anders zien, dan dat propageering van Barthiaansche ideeën een doodelijk gevaar beteekent voor ons Chr. onderwijs.
Het H. B. van de Vereeniging van Chr. Onderw. heeft met vuur gespeeld!
Het Christelijk volksdeel zij gewaarschuwd! En moge God ons volk weer oog doen krijgen voor de heerlijkheid van Zijn Woord, waardoor Hij, die een ontoegankelijk licht bewoont, rondom .wiens troon wolken en donkerheid zijn. Zichzelf aan ons openbaarde, waarin Hij ons leerde, hoe Hij gediend wil worden en van Zijn kindere^ eischt getrouwheid in Zijn dienst opdat Zgn koninkrijk gebouwd wordt. Onze scholen, waarvoor zo< * lang gestreden is, waarvoor zooveel gebeden werd, zdjn in gevaar! Gevaren van buiten en gevaren van binnen bedreigen haar.
Ik acht de laatste nog grooter dan de eerste en benauwend is het, dat zoovelen uit onze kringen ze niet zien en er niet van willen weten. Dat is misschien het ergst van alles.
Laten we onze ooren en oogen open houden en laten we bovenal weer een groote plaats inruimen in onze gebeden voor ons Chinstelijk onderwijs, opdat we het mogen behouden.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 27 april 1946
De Reformatie | 8 Pagina's