GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

CONFERENTIE GEREF. STUDENTEN.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

CONFERENTIE GEREF. STUDENTEN.

29 minuten leestijd Arcering uitzetten

Enkele gereformeerde studenten namen het initiatief tot het beleggen van een conferentie van alle g& -. reformeerde studenten op 10 en 11 April D.V. te Kampen. Deze vergaderplaats is gekozen om haac centrale ligging en goede accomodatie inzake ver^ gadergelegenheid en logies. De bedoeling is tegemoet te komen aan de behoefte, om onderling met elkaar van gedachten te wisselen over de problemen, ontstaan óók voor het studentenleven, door de reformatie der kerken, aanvang 11 uur v.m.

Professor Veenhof spreekt over de taak van den gereformeerden student na het huidige academiala leven, en Dr Jasperse over de taak der gereformieerde studenten op de rijksuniversiteiten en de V.U.

Men gelieve vóór 31 Maart deelname op te geven bij G. Roukema, I 360, IJsselmuiden. Voor verdere in-c lichtingen wende men zich tot den heer C. J. Breen, vac.-adres Biesbosahstraat 65, Amsterdam. Relsiköftten worden hoofdelijk omgeslagen.

ZANGERS EN SPREKERS, SPEELLIEDEN EN LITURGEN, L

Verleden week stelden we eenige nader© opmerkin'* gen in verband met Ihet boek van den heer Milo in uitzicht.

Wel het belangrijkste schijnt ons toe de kwestie van het sacramentalisme. Reeds hebben we ink ons vorig artikel daar enkele woorden aan gew^d. Maar eenig© praeoiaearing bHjft noodig.

Prof. Dr G. van der Leeuw, die een tijdlang minister, van onderwijs etc geweest is, heeft een kort boekje geschreven: „Liturgische kennis voor den organist"* „(Arnhem, 1943). Achterin geeft hij de verklaring vaiï eenige liturgisdhe termen. By het woojid „sacra-i ment" teekent hy aan:

„Sacrament” (is) „een heilige handeling, die door. God aan menschen is opgedragen om te verrichten in Zijn naam en waérdoor Hij Zijn heil mededee”'t

Deze omschrijving is natuurlijk ver verwijderd vari de gereformeerde leer. Lang niet aan eiken bepaalden theologischen term is een vaststaande, kenmerkend-* gereformeerde opvatting verbonden. Maar met de sacramenten staat het anders; de gereformeerden hebben èn met de Roomschen èn met de Lutherschen een zwaren strijd over het wezen der sacramenten moeten voeren; en zoo ligt er een geweldige theolo-> gische arbeid achter, wanneer zij de sacramenten omschrijven, b.v, als heilige teekenen en zegelen, van God ingesteld, om ons de beloften van het Evangelie des te beter te (be)teekenen en te verzegelen. Hier is het WOORD gehandhaafd in zijn eereplaats; de sacramenten komen achter het Woord aan, zijn daaraan dienstbaar, en hebben letterlijk niets aan het Woord toe te voegen. Ze zijn wel „e x h i b i-tief", d.w.z. iets mededeelende aan den g e 1 o o v i-gen gebruiker, doch ze zijn alleen maar „exhibitief" inzooverre ze óók „o b s i g n a t i e f" zijn, d.w.z. verzegelen wat God in zijn WOORD beloofd heeft. De gereformeerde sacramentstheorie kenmerkt zich hierdoor, dat ze van het Woord scherp onderscheiden zijn, dat ze aan het Woord dienstbaar zijn. Hetgeen nu dienstbaar is, dat is altijd principieel onderscheiden van datgene, waaraan het dienstbaar gesteld is.

Let men daarop, dan is duidelijk, hoezeer prof. v. _d. Leeuw afwijkt van het gereformeerde standpunt, wanneer het in zijn boekje, hierboven vermeld, heet:

In den laatsten tijd is er een stroomAng, om ook de Verkondiging des Woords tot de sacramenten te rekenen”.

Tot zoover het citaat, dat zich aansluit bij hetgeen we hierboven reeds aanhaalden.

Men voisilt, waar het naar toe moet. De „Verkondiging " (de term zelf maakt door het barthiaansche misbruik, dat ervan gemaakt is, een goed gereformeerde al kopschuw) is een sacrament. Dat beteekent dus: Zij is een heilige handeling, door God aan menschen opgedragen, waardoor Hij zijn heil mededeelt.

Is daar iets tegen? Natuurlijk.

Als het sacrament verzegeling der beloften (vait het Woord) is, dan is de INHOUD van het Woord de hoofdzaak. Sacramenten hebben geen eigen inhoud. Dat is hun glorie: dienstbaar te rijn aan het WOORD. Die glorie moesten we. in de laatste jaren handhaven tegen de synodocraten, die er een verzegeling, niet van de belof ten'(het Woord), dodh van de inwendige, aanwezige genade (in den hoorder! des Woords) of zelfs den aanstaanden hoorder, het kind, van maakten. In den strijd vóór de verdfidi-* ging van het wezen der sacramenten tegen synoden cratische „voorlichters"' a; ls QiroBheide-Ridderbos heefti een candldaat destyds het aaabtelljhie leren moetent laten, om. het terug te keigen vabn de aloude gerefor

. meerde Kê^eiï, onderfioudeoae art". 3J' K. O, Zwart op wit beeft de voorzitter der tot uitdrijving adviseerende commissie, dr F. W. Grosheide, v& stgetegd, dat zijn SYNODE tegenover dien candidaat de kwestie zóó stelde: sacramenten sajn dan alleen sacramenten als ze inwendige, aanwezige genade bengelen.

Maar niet alleen tegenover zulk een ongereformeerde • synode, doch ook tegenover de door prof. v. d. Leeuw geleide theologengroep moeten nu de Gereformeerde Kerken (art. 31) de van de vaderen overgeleverde waarheid verdedigen. Prof. Greijdanus heeft destijds aan de hierhoven bedoelde ultdrijf-commissie verweten, dat haar leden de gereformeerde sacramentsleer niet kenden. Het is hem erg kwalijk genomen, zooals ieder, die den hoogmoed der V.U. trotseert, zich ziet geplaatst in den hoek, waar tenslotte de slagen (maar dan geen open veld-slagen) vallen. Toch had hij ook hierin weer gelijk. Het punt, in geding, heeft prof. Greijdanus scherp aangevoeld en aangewezen. En wij vreezen, dat, nu de synodocratisdhe voorgangers zelf in hun strijd tegen dezen door hen uitgeworpen (en BUITEN HET KERKVERBAND GESTOOTEN!) candidaat de gereformeerde grondgedachten inzaJte de sacramenten kwijt geraakt bleken te wezen, hun volgelingen meer en meer zander verweer zullen bloot staan aan de aanvallen der door prof. v. d. Leeuw geleide .beweging, die uitgaat van de hierboven gereleveerde stelling: ook de Verkondiging is een sacrament!

Welke bewegiag wij bedoelen?

Geen andere dan de dusgenaam^de „liturgische .b e w e g i n g". Nog kort geleden verscheen bij Kirchner te Amsterdam een brochure van „Monitum" • onder den titel „Losse Leekengedachten over de Liturgische Beweging". Deze brochure, die zeer interessante lectuur bevat, merkt zoo langs haar neus weg op, dat prof. v. d. Leeuw constateert, dat 't wel eens zijn kan, dat een gansche periode zich van een stuk christelijke leer afwendt. Inderdaad. Maar is dat stuk dan verloren? O neen, zegt prof. v. d. Leeuw, want al wendt zoo'n groep zich er van af, het heeft daarom nog niet afgedaan. Waarom niet? Wel, de liturgie ontfermt zich er wel over. Zij is immers van die dogmatische formuleeringen vrij. Wat, in formule gebracht, de menschen verdeelt, dat kan door de liturgie, die met formules evenmin veel werkt als het sacrament dat doet, toch worden behouden.

Voelt ge het ellendige gevaar? Hier is de glijbaan der gedachten:

1). Het sacramentlaminder woord, en meer gebaar, meer symbool,

2). De Verkondiging is óók sacrament,

3). Op den inhoud komt het dus minder aan. Het begripsmatige scheidt; maar het symbool verbindt, Ljeve de eenheid! Heil de oecumenische beweging!

Geheel in overeenstemming hiermee is het dan ook, als Er. Heiier (de man der z.g. evangelische oecumenische ontplooiing of protestantsche Katholiciteit) op een klacht over de roomsche „hardheden" ten antwoord kreeg: „heb slechts geduld, binnen een eeuw tijds zal de liturgische beweging de Roomsche kerk volledig veranderd en hervormd hebben”.

Nu geloof ik daar niet veel van. Niet Rome wordt door de protestanten in de maling genomen, maar de bleeke, bloedarme protestanten door de Roomschen. Maar het gezegde bewijst ; wel, dat die liturgische beweging onze aandacht ten volle noodig heeft.

En daarom willen vrij in een volgend artikel op haar gevaren wijzen, en zien, hoe de heer Milo tegenover haar staat.

POSTUUM EERHERSTEL?

K. S.

Aan „de Generale Synode der Nederlaudsche Hervormde Kerk te 's-Gravenhage" is volgende brief verzonden:

Hoogeerwaarde Heeren,

U vergunne het ons, dat wij Uwe bijzondere aandaciht vragen voor het volgende:

De verandering ten goede in onze Kerk, die mede door Uwe actie is gewekt, en die zich nog steeds voortzet, hebben vrij met groote bhjdschap en dankbaarheid waargenomen. Met het fatale beginsel van het Algemeen Reglement van 1816 is gelukkig gebroken; het beginsel, dat onze Kerk niet opbouwde, maar verlamde, de belijdenis der Kerk niet handhaafde, maar ondermijnde. Daarom danken wij God, dat er een Synode is gekomen, die zich niet langer naar dat vroegere beginsel richt, maar gehoorzaam wil zijn aan Goda • Woord en wil leven naar de Belijdenisschriften, Wij spreken daarom de hoop uit, dat het Algemeen Reglement van 1816 spoedig geheel zal vervangen zijn door een orde, die in overeenstemming is met het wezen en karakter der Kerk van Jezus Christus, alsook dat de gevolgen van dat Algemeen Reglement straks zoo-Veel mogelijk ongedaan zullen worden gemaakt.

Een dier gevolgen is geweest de Afscheiding door en onder Hendrik de Cock, in 1834 predikant te Ulrum.' Met U betreuren wij, dat De Cock een „Acte van Afscheiding of Wederkeering" heeft opgesteld, geteekend en uitgevoerd, zonder het laatste vonnis der Besturen af te wachten, hoewel wij niet gelooven, dat het resultaat anderp zou geweest zijn. De door het Provinciaal Kerkbestuur van Groninge^n van De Cock gevraagde! Acte van Onderwerping zou, naar on«e meening, toch niet door hem geteeköid zjju geworden, zoodat de definitieve afzetting onherroepelijk moest volgen. De Cock heeft jammer genoeg geen geduld gehad om te wachten; gelet op alles wat er toen gebeurd is, valt dit te verstaan, alhoewel niet goed te keur«i. Daarmede wordt echter niet bewezen of beweerd, dat de toenmalige Algemeene Synode der Nederlandsdhe Hervormde Kerk en de Besturen uit dien tijd vrijuit gaan. Het zvjn immers onzes inziens juist deze Besturen, die door hun optreden De Cock in den fatalen hoek gedrongen hebben, Daarvoor mogen wij verwijzen naar onderzoekingen uit den laatsten tijd, met name naar het geschrift van Dr W. Volger: De leer der N eder 1 and s c h e H e rvormde Kerk, Franeker, 1946; (zie o.a. aldaar biz. 75 tot 119), waarvan wij bij dezen een exemplaar overleggen. Uit dit werk bltjkb, dat in de ambtsvervulling van Hendrik De Cock geen overtreding van eenige reglementaire bepaling is te ontdeikken en dat derhalve alle vonnissen over hem geveld onjuist ajn geweest.

Op grond van hetgeen over De Cock in bovengenoemde studie ia gepubliceerd, verzoeken wü Uwe Synode: Hendrik De Cock posthuüm te willen rehabiliteeren.

WiJ ontveinzen ons geenszins dat dit een niet alledaagsdh verzoek is, terwijl voorzoover ons bekend, nog nooit een SjTxode zulk een besluit heeft genomen. Het komt ons echter voor, dat dit geen belemmering mag vormen.

Naar ons geivoelen zal een dergelijke postteme rehabilitatie onrecht herstellen en wellicht den weg kunnen banen tot het kerkelijk gesprek met allen, die op voorgang van De Cock den band met onze Kerk hebben verbroken. Zij zou bovendien de vervulling kunnen bevorderen van den wensch van De Cock, in zijn Acte van Afscheiding of Wederkeering geuit: de terugkeer van de Nederlandsohe Hervormde Kerk tot den waarachtigen dienst des Heeren.

Wij meenen tenslotte er nog op te mogen wijzen, dat in het aanstaande voorjaar honderdduizenden zich zullen begeven naar de stad Holland in Michigan, om het eeuwfeest te vieren van de eerste kolonisatie door onze landgenooten, die ons vaderland hebben verlaten juist tengevolge van al, wat met de kerkelijke behandeling van De Cock in verband stond. Die kolonisatie, door anderen in tal van streken van Amerika gevolgd, heeft immers zulke groote en idtnemende gevolgen gehad voor Kerk, school, maatschappij en Staat in de Vereenigde Staten, dat de posthume rehabilitatie voorzeker voor de tallooze nakomelingen dier pioniers zou wórden: het grootste geschenk, dat men bij dit eeuwfeest hun kan aanbieden. Het besluit der rehabilitatie zou voor onze Kerk in Nederland beteekenen: recht doen tegenover bedreven onrecht, bovendien voor ons en voor de zusterkerken in Amerika, de Christian Reformed Church en de Dutch Reformed Church worden: een monument um aere perennius.

Met verschuldigde hoogachting blgven wö gaarne

Uw dw.

Dit stuk was geteekend door de Heeren: Dr M, H. A. van der Valk, Ned. Herv. Predikant te Rotterdam. . Ds J. Fokkema, Ned. Herv. Predikant, Lid der Tweede Kamer Stat. Gen. Ds B. Sluiter, - Ned. Herv. Predikant te Midlum (P.). Dr W. Volger, Ned. Herv. Predikant te Amsterdam. Mr W, F. Schokkmg, Wethouder, Amsterdam. Mr A. B, Roosjen, Lid der Tweede Kamer Stat. Gen.

Het aal aan de leden der synode van Zwolle (der synodocratisehe kerken) bepaald verdriet doen, dat dit adres verzonden is. Zü hebben immers uitgemaakt (of waren 't eenige van hun leiders? precies weet ik het niet) dat postuum eerherstel over de in 1944 geschorsten, afgezetten, enzoovoort, niet mogelijk was, want — zij leefden niet meei: in het kerkverband? Dat de kerk van Bergschenhoek er uit gezet was, verzwegen ze wel, maar is toch een feit. Ook „cand." H, J, Schilder kan dus niet meer worden in eere hersteld. Synodo locuta, causa finita. Alleen leden der kerk kunnen iii eere worden hersteld (behalve dan dr H, H, Kuyper),

Intussohen zien anderen belangstellend uit naar het antwoord op deze missive. Zij denken n i e t in de ge» legenheidskategorieën van Zwolle,

In verband met een en ander verdient de aandacht wat dr M. H. A. v, d. Valk schrijft in zijn recensie over het boek van Dr W. Volger (Ned. Herv, pred.) „De Leer der Ned. Herv.*" Kerk". Daarin schrijft dr v. d. Valk o.a.:

Wijl ik jaren lang in den intiemen kring van de „Vaders" der „Afscheiding" verkeerd heb, trok in dit deel vooral mijn aandacht, hoe de auteur de Afscheiding en den persoon van De Cock beoordeelt. Dat doet hij, zooals door niemand nog is gedaan. Bovendien wijst hij er met klem op, dat er bjj De C. geen overtreding van eenige reglementaire bepaling in zijn ambtsbediening is te ontdekken; en dat hij dus tegen alle recht en reden in, onrechtvaardig Is gesehorst en afgezet, j^oodfet d? Herv. Kerk diep schuldig tegenover hem gtaat, Hij legt er ook allen nadruk op, dat De C. — ik zou hem naar zijn karakter, ook aanwijsbaar bij zijn familie, den Onbewogene wiUen noemen — niet minder schuld op zich heeft geladen door 't laatste vonnis niet af te wachten, maar den band met de kerk te verbreken, wat jammer is geweest, wijl het uit te spreken vonnis finale afzetting inhield, en dus de volle schuld dan op de Kerk was gevallen.

Tot zoover dr v. d. Valk,

Met zfl'n opmerking inzake De Cock's „overhaasting" ben ik 't niet eens: een kerk die haar reglementen mot voeten treedt, dient zich te herinneren, dat men slechts aan de „vol g en s de ge me en e ordening" geschiedende „tucht" zich vrijwillig heeft onderworpen bij voorbaat. Zoodra een kerk met de reglementen (K, O, ) gaat knoeien, heeft zij het recht verbeurd iets te eischen: dan staat de dusgenaamd geschorste voor de vraag: geeft Christus mij het recht, in staking te gaan en de mij toebetrouwde schapen aan de wolven over te laten? In zulke gevallen zal aan de consciëntieuze afweging van het „voor en tegen" veel ruimte moeten worden gelaten. Dat is nu eenmaal 't ongeluk ingeval van knoeierij dergenen, die „de wet" moeten handhaven. En.— vergeet niet, dat De Cock beloofd heeft terug te keeren zoodra de N, H, Kerk zou ophouden, met haar papieren te spelen.

Overigens geeft Dr v, d. Valk's opmerking mij aanleiding, te herhalen wat ik reeds in één der eerste nummers na den terugkeer van ons blad schreef: ondergeteekende heeft niets gedaan van wat hier aan De Cock nog verweten werd. Hij heeft heel rustig en kalm de afzetting afgewacht, hier „het laatste voimis" genoemd. Wel hebben in den schorsingstijd allerlei kerkelijke lilliputters' (classis Apeldoorn, classis Rotterdam, Brillenburg Wurth, Nauta, Grosheide te Bloemendaaj) de schorsingsbesluiten gesaboteerd, b.v. door niet, zooals verordend was, publiek te bidden om vrucht op de concreet geschiede schorsing, maar door ondergeteekende te bewegen iets nieuws te doen, dat zich van de concrete feiten losmaakte, en hün de kans gaf, aan een in zoo'n geval voor z'n leven machteloos gemaakte ook nog gratieus „clementie" te bewijzen, en hun goddeloos „kerkrecht" meteen voor altijd „veilig te stellen", maar daarvoor heeft ondergeteekende ach niet .geleend: hij hield zich aan de officieele besluiten en was de eenige, die ze niet saboteerde. Als de heeren verklaren: zóó als wij het nu doen, zoo wil het de HEERE, dag» laat men deze— thans reeds gelogenstrafte — grootsprekers betijen, en volstaat met de simpele herinnering aan den rechtsregel, dat ze eerst eens fatsoenlijk den „beschuldigde" moeten „hooren", d.w, z, hem de kans moeten bieden, hun redeneeringen uiteen te rafelen. Wie zegt, in 's Heeren naam te spreken, moet daar ook niet bang voor wezen. En als men dan toch zijn gang gaat, wehiu, dan liever „afgezet", dan mee te werken aan verder geknoei, dat net doet, alsof de naam des Heeren niet genoemd is.

We constateeren dus, dat ondergeteekende nog meer „geduld" gehad heeft dan De Cock: hij heeft het laatste „vonnis"(!) afgewacht.

Komt het daar vandaan, dat de lieden, die maar geen „halleluja" durven zeggen over hun afzettingsdaad en toch ook niet den V, U.-groepshandel willen afvallen, al maar hun best doen, die afzetting dood

te zwijgen?

K, S.

DE STEM UIT DEN RECHTERSTOEL EN DIE VAN HET RECHT, II

Verder onrecht.

Het is Prof. Kuyper in „De Heraut", die een vergelijking trekt tusschen het wegblijven van een hoogleeraar en dat van een door de kerken ter Synode afgevaardigd lid. En dat laatste wegblijven acht hij veel en veel ernstiger dan het eerste. Blijft een professor weg, dan i^ dat hoogstens niet eerbiedig jegens de Synode; blijft een afgevaardigde weg, dan is dit een ergerlijk vergrijp tegen de van God gestelde orde en de kerkelijke censure waardig.

Welnu, drie personen bleven van de Synode weg; één hoogleeraar, en twee afgevaardigden. Op wier) valt de censure? Op de afgevaardigden? Neen, zij hooren van de Synode niets meer. Maar de man, die de censure waardig is, dat is de hoogleeraar. Allen motiveeren hun standpunt; de Synode heeft de aangeboden breede motiveering van den hoogleeraar niet noodig; van de motiveering der afgevaardigden komen we niets te weten.

Toen immers in de plaats van de protesteerende, opzettelijk zich onttrekkende afgevaardigden anderen gezonden werden door de Provinciale Synode, was de zaak, voor zoover de Generale Synode betreft, volkomen in orde, (Rapport inzake verlangde opheffing schorsing Prof, Schilder, bl. 29),

En dat, terwijl één dezer afgevaardigden de Synode verweten had, dat zij handelde in strijd met de kerkenordening, dat ze in den grond der zaak het aangegane kerkverband verbrak, dat de vergaderingen der Synode onwettig waren.

Moest dit in de ooren der Synode-leden die achter de „leiding" aanliepen niet klinken als zuiver revolu» tionaire taal? Was hier geen „opstand tegen het wet" tig gezag? " Kon zulke taal geduld worden? En dan,

onder dergelijke aanklacht, de Synode eenvoudig vaar-. ^1 zeggen.....

Wat zou — ik zeg nog niet eens een kerke-I^ke, maar een wereldsche vergadering, die zichzelf respecteerde, in zulk geval gedaan hebben?

Toch zeker: we gaan geen stap verder, eer deze be-«chuldigiog is waar gemaakt of ingetrokken?

Niet alzoo de bewuste Synode van '43.

Ze ging het geval haastig isoleeren, lichtte de Partiieuliere Synode in, maakte zidh er alzoo rustig van af en verklaarde aan de kerken: de quaestie is, zooveel ons als Synode betreft, volkomen in orde.

Twee protesteerenden.

De één zegt: ge schendt het recht. En hij gaat en bUjft weg. De ander zegt: doe recht, en ik voeg mij aanstonds bij U.

De eerste was verplicht te komen. De ander was uitgenoodigd te komen.

De eerste maakte bezwaar als lid van het „corpus" der Synode. De ander maakte bezwaar als niet-Ud van het „corpus" der Synode.

En nu de stem uit den rechterstoel.

Ze zegt tot den eerste: ik laat u gaan, als ik maar een ander in, uw plaats krijg.

Ze zegt tot den tweede: hier is „een overweging" om u, als ge niet voor ons buigt, naar uw school-en kerk-ambt uit den weg te ruimen, u ambtelijk om het leven te brengen.

Maar waar stond toen het recht? .

Nog even. Zonderling.

De „leiding" ook dezer Synode beroept zich zoo graag op de „praktijk der vaderen". De officieele stukken, van haar uitgegaan, zijn er vol van.

Maar in het geval van de beide afgevaardigden, die niet langer met haar wilden vergaderen, is ze plotseling de praktijk der vaderen vergeten.

Terwijl toch bekend kon zijn, dat de praotijk der vaderen was, afgevaardigden die ter Synode niet versohenen (en er niet aan dachten, gelijk in '43 geschiedde, de Synode in staat van beschuldiging te stellen) als Synode te bestraffen, en niet een brief te schrijven aan een mindere vergadering, zich van de zaak afmakende.

Op de Synode van Sneek 1587 zijn drie deputaten niet verschenen. Zij worden door de Synode veroordeeld, openlijk en mondeling in de vergadering hunner classis schuldbelijdenis te Üoen en voor eiken dag van absentie een schelling te betalen ten behoeve der armen, tenzij ze zich kunnen ontschuldigen. Wie het voor de toekomst waagt, als afgevaardigde van de Synode weg teTSlijven, wordt gestraft met een boete, die twee maal zoo hoog is.

De Synode van Sneek 1600 veroordeelt elk, die zonder genoegzame reden als afgevaardigde wegblijft, tot een boete van een „pundtgroet tot nodtruft dehr armen" (een pundtgroet, d.i. zes gulden, voor die tijden dus een aanzienlijke som).

De Synode van Franeker 1602 bevestigt dit besluit, evenals die van Harlingen 1603, die van Leeuwarden 1605, die van „De Wouden" 1606.

De „Classis generalis" (Part. Syn.) van Assen 1612 besluit eenstemmig, dat wie zonder rechtmatige reden absent is, zal geven „vier daler" ten behoeve der armen”.

Als op de Asser Sjoiode van 1618 twee afgevaardigden te laat komen, worden ze door de Synode beboet met drie stuver „tot behoeft der armen". De Synode van Groningen 1609 bepaalt, dat wie op den bestemden dag ter Synode niet aanwezig *is, zal betalen „uth sinen eigen buedell einenn ricksdall, thor straffe", eer hij tot de volgende zittingen der Synode kan worden toegelaten.

Onverschillig of nu een geldboete werd opgelegd aan wie te laat kwam of wegbleef, of dat een zwaarder „censuur'.' werd opgelegd, zooals door de genoemde Synode van Sneek 1587, de Synode zelf greep in en bepaaldede strafmaat.

Dat was „de praktijk der vaderen”.

Ze schijnt echter thans toegepast te worden daar, waar het dienstig lijkt, overigens wordt ze haastig vergeten....

Wanneer ik dit alles rustig overweeg, denk ik aan een uitspraak van Schopenhauer. Hij (een Duitscher!) toomt ergens tegen de „roofdier-volken", die hun naburen overweldigen om zich de vruchten van hun arbeid toe te eigenen, en hij geeft Voltaire gehjk, die zeide: „bij alle oorlogen is het er alleen maar om te doen, te stelen". Dat deze volken zich toch nog schamen, zegt Schopenhauer, blijkt hieruit, dat elke regeering luide verklaart, niet anders dan uit zelfverdediging naar de wapenen gegrepen te hebben. Maar, zegt hij, inplaats van de zaak te bemantelen, deed men beter, maar eerlijk voor de wastrheid uit te komen.

Bij de overweging van de manipulatie's der Synoden vraagt men zich af, of het niet eerUjker en juister geweest ware, indien men van Synode-wege royaalweg gezegd had: hoe de zaak dan ook ligt, recht of niet, ProfSchilderzalvoor ons bukken.

Want dé rechterstoel gaf veel geluid.

Maar de uitslag stond vast.

Alleen: het recht stond van verre.

En wie voor dat recht bleef pleiten, werd „een ge­

plunderde”.

P. DEDDENS.

EEN WANDELING LANGS ENKELE KERKELIJKE PERSSTALLETJES.

I.

Het wordt doorgaans niet een bepaald genoegelijke voortzetting van de geestelijke wandeling, wanneer men bij het doornemen van de verschillende kerkehjke weekbladen toegekomen is aan het Gereformeerd Weekblad. Nu zou men mij kunnen tegenvoeren: wat doet ge daar dan ook, bhjf er uit de buurt. En inderdaad schuilt er, ook volgens mij, in die opmerking een wenk, die overweging verdient. Er wordt onder ons nog veel te veel kennis genomen van dergelijk soort voorhchting. Ongevaarlijk is dit niet, ondanks of beter moet ik zeggen juist vaaiwege den ondertitel van dit blad: Voor den opbouw van het Gereformeerde leven. Maar overigens, niet voor een ieder liggen hier de zaken gelijk. Wie de kerk in een ambt mag dienen, moet nu eenmaal breeder georiënteerd zijn en mede op de hoogte van hetgeen buiten de eigen kerkdeur voorvalt.

Het is dan wel een allerzonderlijkste cocktail welke door de geestehjke butlers van dit blad voor ons is gemixed en ons wordt voorgezet in het nummer van 7 Maart j.l. Daar is allereerst dr N. J. Hommes, die zich bezig houdt met de Cultuurcrisis in ons Gereformeerde leven. Deze dominee is tot de conclusie gekomen, zeer realistisch, zeer velen gaan toch naar bioscoop en schouwburg, daar verandert gij niets meer iaan. Laat ons zien of & i mag iets van tere(^t te bgclenged valt, of beter kam ik zeggen, dat we komen tot een eigen christeHjke aanpak van deze dingen en dus dezel genietingen christelük gaan reglementeeren op de een of andere wijze. Nu wórdt hem door een inzender de vraag gesteld: Is het misschien niet beter, dat da jeugd zich verdiept in Gods Woord èn daar haar ont< spanning in vindt of de lectuiir naleest van het conflict dat er op het oogenbük is in de kerk. Dr Hommes . vraagt zichzelf af, komt die vraag misschien ook van' een Gereformieerde naar art. 31K. O. ? Die gedachte van hem is waarUjk zoo gek nog niet en ik moet zeggen, ik gevoel mij gevleid met de eer, die hij ons daarmee bewijst. Welk antwoord heeft nu de dominee op deze vraag? Wel dit: „Voor deze oplc^smg heb ik, ik wil het eerUjk verklaren, geen ante. ne". Het zich ver< diepen in Gods Woord is volgens hem INspanning en bij de cultuur gaat het volgens hem om ONTspanning. Al waardeeren we de eerhjkheid van dit antwoord, het ontdekt ons tevens de vreeselijke waarheid, dat het toch inderdaad juist is, wat op kerkehjke vergaderingen de laatste jaren geschorsten wel is toegevoegd, dat er tusschen ons geen geestelijke gemeenschap meer bestaat. Wat verder reikt, ik vraag me af, of met zulk een antwoord bok niet de band met Gods Woord is doorgesneden, en het contact daarmee is verloren. Ik denk aan dien Psalmdichter, die eerhjk kon getuigen: Ik ben vroohjker in den weg Uwer getuigenissen, dan over allen rijkdom. Gods getuigenissen ' gaven hem meer vrooHjkheid des harten (en is dat geen ontspanning? G.) dan alle rijkdom, daaronder • valt dus ook die cultuurrijkdom van dr Hommes. De wet van den mond des Heeren was hem beter dan duizenden van goud of zilver. Hij getuigde dan ook, dat indien die wet niet ware geweest al zijn vermaking, (ontspanning, G.), hij ware in zijn druk (bij al zijn inspanning, G.) al lang vergaan. Hoe hef had hij die wet! Zij was zijn betrachting den ganschen dag! En nu zien wij het verschijnsel, dat die Gereformeerde cultuiirmensch voor wien dr Hommes het opneemt, dit alles evenals dr Hommes zelf alleen maar i n span^? ning noemt en daar moet nu de ontspanning bijkomen. En daarvoor is dan o.a. ook de bioscoop gedacht.

We gaan onze wandeling vervolgen. We kijken nog eens even naar het spandoek boven het geheele straatje: Voor den opbouw van het Gereformeerde leven. Neen, het stalletje van dr Hommes bevalt ons in hiet geheel niet.

Laten we maar eens een kijkje gaan nemen in dat van dr Prins. Die man zit met zijn handen in het haar over het dansprobleem. Nu is zoowel dat' bioscoopprobleem als dat dans-pröbleem inderdaad zoowel voor vrijgemaakten als niet vrijgemaakten een zaak waarmee men bij het ambtehjk werk te maken krijgt. Terwijl men evenwel ten aanzien van de thetische probleemstelling en de oplossing ervan, naar het mij voorkomt, onder Vrijgemaakten vrijwel eender deiikt, en dus alleen voor de zaak als practisch verschijnsel zich gesteld ziet, daar is dit in de gebonden kerken behalve een practisch, bovendien nog een ideologisch probleem, waarover men allesbehalve eender denkt. Weet dr Prins eruit te komen? Ja. Hij doet aan de hand een raad voor Christenen en een raad voor niet-Christenen. Voor Christenen is de raad deze: danst gansahelijk niet, wanneer het tenminste geen rhythmische beweging in groepen is of een of andere

volksdans. En voor de niet-CHilsteiften, Jieefit hü deze boodschap van zijn God: Wil' je met alle geweld dansen, dans dan met je vrouw. Nog liever: mannen, danst met mamien, vrouwen, danst met vrouwen. „Dat is in de Bijbelsche lijn, meen ik", zegt dr Prins. Nu, wanneer dat zoo is, dan zou ik zeggen, mogen toch ook Gereformeerden, die gaarne in de Bijhelsche lijn willen bhjven, wel gaan dansen. Al geloof ik wel, dat het wat saai zal worden bij zoo'n mannetjesdans of zoo'n vrouwtjesdans, of zoo'n dans al maar _ met je eigen vrouw. Wanneer men dansers spreekt oVer den dans, hoort 'men nogal eens, dat dit toch mede tot het pikante ervan behoort, dat dit nu eens iets is, wat je — in het nette natuurhjk — niet met je eigen vrouw alleen behoeft te doen, maar ook eens met een ander. Ook vrees ik, dat het maar een houterig gedoe zal blijven onder ons. Onlangs was ik op huisbezoek. De dienstbode van de famiUe bezocht een z.g. besloten dansclub. Het m.eisje was niet van christelijken huize. Op haar club gingen ook twee „Gereformeerde" dames van middelbaren leeftijd, , die bezig waren haar „cultureele" schade in te halen, zeer tót ergernis .van de overige leden van de club. Die zeiden tot den leeraarleider van de club: Wat doen die lui hier? Zondags zitten ze in de kerk, dan hooren ze toch hier niet? Waarop de leeraar zei: Sstt het zijn zulke prima melkkoetjes, en ze leeren het toch nooit' Evenwel, wat niet is, dat kan komen en daarom wanneer het in de Bijbelsohe lijn ligt, vooruit dan maar, dan niet onncodig „stijf Gereformeerd". Men zou dan b.v. kunnen overwegen of die dans niet bij, ander werk stimuleerend kan yrorden ingeschakeld, b.v. op onze toogdagen, op wetenschappelijke vergaderingen e.d. om meer volk te trekken. Men annoneeere dan: na afloop bal! Dan krijgen we 'na het artistenbal, het liefdadigheidsbal, als nieuv/e variëteit misschien nog het theologenbal. Of wat zoudt U denken van een Schooldag met een the ^dansant ten besluite? Wat is er dan tegen? Ligt het in de Bijbelsche lijn, waarom ligt het dan ook niet in het „rijke" verschiet, dat onze eerwaarden en weleerwaarden met onze zeer en hooggeleerden onder malkander eens een dansje doen? Ziet ge ze niet in den geest voor U, zoo met de statigiheid-van-de-pas-naarden-kansel Jiog wel wat in de beenen, voetje voor voetje knusjes over den dansvloer gaan? Ik weet wel, die dominee wil dat niet voor zijn Gereformeerden, doch alleen maar voor de niet-Gereformeerden. Doch dat vind ik niet royaal van hem. Waarom die Gereformeerden ook niet in die Bijbelsche lijn zich laten bewegen?

Wij gaan afscheid nemen van dr Prins. Neen, ook in zijn stalletje bevalt het ons maar matig.

We gaan weer een stapje verder, en arriveeren in • het stalletje van dr Brillenburg Wurth. Die zit met het probleem van de geestelijke traagheid in de kerk, vooral in het stuk der Evangelisatie. Hij zegt: als we maar meer leefden uit dat Maranatha-verlangen, o Heere Jezus kom toch! dan zouden onze kerken over heel de Imie en ook in de Evangeüsatie veel meer heilig actief worden! Ik krijg wezenlijk met hem te doen, dat zijn stalletje er zoo verlaten bijligt. Al de trek gaat Baar die twee vorige collega's van hem. En die eene collega heeft zijn luisterapparaat afgezet, hij heeft daarvoor nu geen antenne, hij is voor ditmaal met de ontspanning bezig. En die andere collega, ja; die beweegt zich wel aardig in zijn hjn, maar die man wordt toch ieder oogenblik opgehouden door die niets s christelijke voorbijgangers, aan wie hig zoo en piassant toch even den wijzen raad moet meegeven: Zeg, dans met je vrouw, of dans met Je vriend, wanneer je nu eemnaal dansen wil. Ik zou me kunnen indertken, dat dr Brillenburg Wurth zou willen betoogen tot zulke menschen met gedeelde aandacht, gesteld dat hij het inderdaad zou willen: Maar menschen, hoor nu eens ins even, zie je dan niet dat het ein"de der eeuwen op ons ms is gekomen, dat de Heere al nader komt, en gaan. an julüe nu je tijd verbeuzelen met zoo noodig kapitalen len te steken in paleizen en attributen voor zoogenaamd nd christelijke cultuurbelevenissen? Terwijl de kerk irk worstelt met tekorten, en ieder, die begrip van geld 3ld heeft, beducht is voor de gevolgen van de algemeene ine verarming die over ons land gekomen is en bezig is te komen, welken toestand wij ons steeds nog maar lar niet bewust blijken te zijn? Heb je nu daarvoor tijd en geld disponibel? Wat zegt U: is dat geen principieele ele oplossing van deze zaak, wanneer wij letten overeen­ m-komstig het Woord des Heeren op de teekenen der Ier tijden, geen krachten verspillen en den Heere volgen? n? Op het doomige smalle pad, mét verdrukking. Ja Ja zeker! Ach, het is een betreurenswaardige geschiede­ denis, maar ik vrees, dat het publiek, dat over dit markt-ktstraatje loopt veel meer belangstelling zal hebben voor jor die eerste twee en zeker voor de eerste van die twee, ee, dan voor deze Evangelisatie-tent met het Maranatha ha opschrift.

Tenslotte willen we nog even een kijkje nemen bij bij een tweetal andere stalletjes. Daar blijft het dan bij, bi. want je kunt niet alles noemen. Boven het eene staat: -Van het Verbond. En als laatste is daar dan nog een ; klein tentje in een afgeschoten hoekje, waar dr G: M. den Hartogh kerkrechtelijke uitstallingen houdt. Ook lok daar zullen we nog eVen binnen wippen. Wat nu dat i laatste stalletje betreft, zie ik al aankomen, dat we het met den man van dat tentje danig aan den stok ; ok zullen krijgen, want vergis ik me niet, dan wordt daar l wel wat aan boerenbedrog gedaan. Evenwel voor dit­ lmaal, om mét ds Straatsma te besluiten met een ; en variant op zijn stereotiepe slotwoord aan het eind van 'an iedere Zondagavondsche bijbelbespreking voor de radio: Tot de volgende week, lezers!

P. GROEN. ; N

VOOR ONZE MILITAIREN TE EDE.

Nu ook te Ede de vrijmaking een feit is geworden, en, spreekt het vanzelf dat onze militairen aldaar ook in contact moeten komen met de eigen kerkelijke gemeenschap aldaar. En omgekeerd willen de vrijge-^emaakten te Ede graag in contact komen met onze ize militairen. Kerkelijk kunnen zij contact verkrijgen door )or 't bezoek van de kerkdiensten, voorzoover zij 's Zondags Lgs aanwezig zijn. Deze worden gehouden in het kerkge­ ? ebouw van de Ned. Prot. Bond aan de Ericalaan voorm. •m. 9 en nam. 5 uur. Voorts door het bezoeken van de catechisaties welke door Dr Jager van Voorthuizen sen worden gegeven ten huize Stationsweg 25, lederen ren Dinsdagavond om 8 uur. Verder worden de militairen - en verzocht de jeugdvergaderingen bij te wonen, lederen : en Donderdagavond te half acht ten huize Maandéreind nd 51 boven.

Natuurhjk hebben de jongens ook een thuis bij de vrijgemaakten te Ede.

Om een en ander onder hun persoonlijke aandacht : te brengen, verzoeken wij den lezers de hun bekende ie militaire adressen te Ede op te geven aan: br. W. O. de Graaf, Stationsweg 25 te Ede.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

CONFERENTIE GEREF. STUDENTEN.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's