GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het vierde formulier van eenigheid.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het vierde formulier van eenigheid.

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

24

We s naderen zoo langzamerhand het-slot. Het^L De Mndèrén^r'gèWóvi^êïibehooren op grond van Gods belofte en bevel gedoopt te worden, welke doop d-e afwassching der zonden door het bloed en den Geest VAN CHRISTUS beteekent en verzegelt.

Als we dit lezen, en het hier lezen, voelen we oris weer midden in de i n t e r p r et atie-kwesties geworpen. „Interpretaties", daar gaan de volken aan onder (Linggadjati), en de kerken ook. Ze gaan er z e d e 1 ij k mee ten onder.

Immers, dat de doop. de afwassching der zonden door het bloed eii den Geest van Christus beteekent, is in-zich-zelf een volzin, dien we aanstonds onderschrijven. We treffen een daarop lijkende uitspraak in den Catechismus aan: antwoord 79, 80, zij het ook in een bepaald redebeleid, en eveneens in het doopsformulier: de doop „betuigt en verzegelt ons de afwassching der zt-nden door Jezus Christus". Ook het Kort Begrip (54) zegt, dat de doop (zoo zal 't wel bedoeld zijn) beteekent en verzegelt de afwassching der zonden.

Maar, tereöht zegt een spreekwoord, dat, aJs twee hetzelfde doen, het nog. niet hetzelfde is. • Zoo ook nu.

Wij moe ten bij de korte, saamvattende uitdrukking van den Catechismus etc. lezen wat èr aan voorafgaat.

En precies zoo moeten we bij de lectuur van de uit den Catechismus (of uit het doopsformulier) in dit nieuwe formulier aangehaalde uitdrukking le-•zen wat er aan voorafgaat.

Wat den Ca1; echismus betreft; aan de in geding zijnde woorden gaat vooraf, dat de sacramenten, dus ook de doop, de BELOFTE des Evangelies deS te beter te verstaan geven en verzegelen. Zooals in het doopsformulier erop volgt, da, t de doop Gods VER­ BOND verzegelt.

Hier wordt dus dtfidelijk gezegd, dat de doop de belofte beteekent en verzegelt, en niet de beloofde zaak, als ware die reeds aanwezig of als aanwezig ondersteld.

Dat ligt duideüjk in het redebeleid .opgesloten. En uit Ursinus' eigen parafrase op den Catechismus kan men de bewijzen te over vinden, dat hij het méént: de belofte wordt verzegeld.

Maar hoe bedoelt het nu. dit nieuwe formulier van ecnigheid ? ,

We wilden dat juist gaan. uiteenzetten, toen prof. Veenhof ons een „Open Brief" zond, waarin die vraa.g beantwoord wordt. We hebben zelf eenige weken gëleden een brief van dr F. W. Grosheide hier afgedrukt, die op dit pimt geen twijfel overlaat (sacram-enten> die den , naam_ verdienen, die dus echte sacramenten zijn, verzegelen volgens de Synode inwendige, aanwezige genade, en wie dat niet leert (cand. Schilder) wijkt volgens de Synode af van de b e 1 ij d e - nis: aldus dr Grosheide).

Naast dien brief van dr Grosheide verdient ook bestudeering, wat proft-Veenhof, ter illustratie bijbrengt. We geven dus hem in het raam-van dit hoofdartikel verder het woord.

EEN OPEN BRIEF.

Gedurende eenigen tijd voerden Ds Van Herksen van Ermelo en ondergeteekende een open-brief-wisseling. Deze werd door Ds Van Herksen vorige week afgebroken. Ik had evenwel nog een paar dingen op mijn hart vopr hem. Die schreef ik in den volgenden brief, waarvoor ik in „De Reformatie" een plaats, vroeg en kreeg. ; «i: , , lfj_; j.

Hooggeachte Ds van Herksen.

Het was mijn bedoeling onze correspondentie met den het laatst door U "in Uw kerkblad opgenomen brief te beëindigen. Ik moet evenwel' noodgedwongen op ttiijn voornemen terugkomen. Ik rnoet nog eenmaal mijn peii tegen U opnemen. Want »ik besef het na de lezing van Uw antwoord heel scherp: als ik na Uw laatste woord zou zwijgen, zóu ik onti-ouw worden aan mijn ambtelijke roeping jegens Christus, Zijn kerk en U. i)

Wat toch'is het• geval?

Ik zal het U zonder' omwegen vertellen. U neemt iri Uw laatsten brief de schandel^ke dubbelzinnigheid en de weerzinwekkende onwaarachtigheid van Uw synodes feitelijk en zakelijk — over Uw hart oordeel ik niet — zóó in bescherming en maakt U dus op een zoodanige wijze aan de fatale uitwerking daarvan dienstbaar, dat' ik nog éétjmaal met U spreken móet.

Ik ben me tenvoUe bewust, dat ik dit zeggend een scherp oordeel uitspreek over Uw synodes. , Maar ik doe dat toch rustig, wetend dat ik dat als dienaar , van Jezus Christus doen móet.

Natuurlijk mag ik het bij deze bewering niet • laten. Ik moét waar maken wat ik zeg. — Ik zal dat dan ook doen. • . .

Wanneer ik zeg. dat U de ontstellende zonde van Uw synodes in bescherming neemt, dan bedoel ik in de eerste plaats wat U schrijft naar aanleiding van mijii citeeren van het Praeadvies.. U zegt dan tegen mij: „U schuift onze kerken beschouwingen in de schoenen die ze ieker nn niet accepteeren" en; ..Uw samenlezing van dè zakelijke inhoud van 1905 en de weergave daar-\'an door citaten uit het Prae-advies e.d. (is) niet "meer actueel; -up to date en. zacht gezegd, minder juist".

Uit deze woorden blijkt onmiskenbaar, dat ook U van Oordeel is en thans ook dat oordeel algemeen bekend maakt dat de Synode van 1946 inderdaad wijziging heeft aangebracht in' de dogmatische situatie. En dat wel ten aanzien van het hoofdpunt in .het geding n.l. de - ('erzegelende kracht, het wezen van dé sacramenten. Ik mag Uw woorden niet anders verstaan! Wat ik .schreef was „niet meer actueel" — het zou dat vroeger dus wèl zijn geweest!

Juist deze voorstelling van zaken is zoo door en door onwaarachtig en misleidend!

Ik zal dit Jilt de stukken bewijzen.

In Juni 1944 besloot de Synode naar aanleiding van het geval-Schilder met op twee na algemeene stemmen — ik was er zelf bij — dat wie niet leert dat de sacramenten aanwezig: geloof verzegelen, In strqd komt met de belljciends. Leest U het maar 'iia in art. 429 van de Acta.

U weet, dat toen een storm opstak. Niets heeft de oogen veor de ellendige synodale doopsleer zoo wagenwijd opengescheurd als dit besluit. Een hagelbui van bezwaarschriften kwam bij de synodes daarover binnen. Wat deed toen de synode? Ze had de gemoederen makkelijk kunnen geruststellen. Met een simpel zinnetje. Van dezen inhoud b.v.: „Neen, broeders, dat eischen we niet! Wij vragen niet, dat U zult leeren, dat de sacramenten aanwezig geloof verzegelen!"

Deed de synode van 1946 dat? Geen sprake van. Ze sprak alleen het, van politiek druipende, woord, dat ze het Isetreurde. dat haar voorgangster van Utrecht er niet voldoende tegen gewaakt had, dat in één der rapporten de onjuiste voorstelling was ingeslopen, als zou de wering van Cand. Schilder uit het ambt „mede berust hebben op den grond, dat hij niet wilde aannemen, dat door het Sacrament aanwezig geloof wordt verzegeld".

Voelt U niet het onwaarachtige? Formeel is dat juist. In het vonnis, dat Cand. Schilder thuis kreeg, werd alleen gesp: -oken van zijn niet kunnen aanvaarden van de leeruitspraken. En ieder die niet scherp leest, krijgt de indruk dat de zaak nu gezond is! Maar het is niet waar! Het synodale besluit, dat wie weigert te gclooveu, dat de sacramenten aanwezig geloof verzegelen, In stryd komt met de belijdenis staat nog volkomen onaangetast In de Acta. Èn het wordt in de

vervangingsformule dan ook rondweg geleerd. De doop, zoo lezen we, verzegelt de afwassclüng der zonden door het bloed en den Geest van Christus. Let wel, er staat niet: verzegelt de belofte van de afwassching der zonden, neen die afwassching, die feitelijke afwassching zélf.

Ik noem nog wat anders.

Toen de ellendige vervangingsformule, die de heele "zaak in den mist joeg, uitgevaardigd was, wendde zich een aantal Friesche predikanten tot de synode» Ze zeiden tegen de synode van Zwolle dat ze die beroemde vervangingsformule heelemaal niet duidelijk en heelemaal niet eenvoudig vonden, zooals de Synode van Utrecht over haar creatuur had gepocht.

Ze stelden dan ook vier vragen aan de Deputaten met wie ze" over deze zaak moesten samenspreken.

Ik zal ze eens opschrijven, dan kunt U zien hoe mooi ze \yaren en hoe ze het doel in de roos raakten. Ze vroegen dan:

A. Synode, mogen we dat zinnetje over het beschouwen en behandelen der kinderen als zulken die dcpJen in de wederbarende genade van den Heiligen Goo.'st ook zóó opvatten, dat het alleen maar een bejegenhiKsnorm aanduidt en dat we dus bij den doop van de kinderen niets meer behoeven te veronderstellen, gfe^-geloof, geen wedergeboorte, geen inwendige genade? Synode, is de leer van de veronderstelde wedergo'^oorte dus werkelijk heelemaal weg?

B. Synode, mogen we de woorden „in Christus gehcUigd" ook zóó lezen als de bezwaarden dat doen in hun bekende „Verklaring van gevoelen", dus als aanduiding van alle gedoopte kinderen omvattende verbondslieiügheid, öf moeten we ze lezen, zooals het Prae-advies — wel verdraaid, daar heb je dat ding toch nog weev — dat doet, n.l. als aanduiding van een „inwendige heiligheid", welke alleen aan wedergeborenen toekomt ?

C. Synode, als er in de vervangingsformule staat, dar. de kinderen der geloovigen zoowel als de volwassenrn in liet verbond Gods en in zijn gemeente begrepen zi.ni, mogen we dan voor: de kinderen, óók lezen: alle kinderen ?

D. Synode, mogen we de uitspraak, dat de kinderen der geloovigen deel hebben aan de belofte ook zoo lezen, dat alle kinderen der geloovigen deel hebben aan de volle verbondsbelofte, en dat die ook aan alle genooinde kinderen bij hun doop wordt verzegeld?

U ziet— het zijn prachtige vragen — ze raken precies de kwe.stie die tusschen U en mij in geding was.

En hoe ging het nu met die vragen?

U is natuurlijk bizonder nieuwsgierig!

Nu, eerst ging het erg voorspoedig. De deputaten antwoordden op deze vragen in een sam.enspreking, dat de Synode zich over deze vragen niet had uitgesproken en dat er dus ten aanzien van de in de vragen genoemde kwesties vrijheid van profetie bestond.

Ja, dat was prachtig!

Maar deputaten zijn slechts deputaten. Hun woord zou pas waarde krijgen als de Synode het overnam!

Wat kreeg de Synode nu een pracht kans! Met een forsch gebaar kon ze alle onzekerheid wegvagen. 'En ze wist hoeveel duizenden schapen van Christus' kudde daarom baden en daarvoor worstelden. Bovendien: is het niet de roeping en de glorie van Christus' kerk dat ze duidelijk spreekt, alle misverstand, dubbelzinnigheid haat als de pest en steeds het uiterste doet om ze te vernietigen ?

Ja, de Synode kreeg een pracht-kans!

Maar wat deed ze?

Ze had den moed „overwegende, dat beantwoording van allerlei vragen om nadere verklaring van de vervangingsformule niet op haar weg ligt, mede omdat zulk een beantwoording haar van het doel, dat de buitengewone Synode van 1946 zich gesteld had, n.l. om te geven een eenvoudige uitspraak des geloofs, te ver zou verwijderen", uit te spreken, „dat beantwoording der gestelde vrjtgen om bovengenoeinde reden niet gewenscht Is".

Als men dit leest weet men niet, wat men doen moet: in tranen uitbarsten of stampvoeten van woede en verontwaai-diging. Ik noem dit voor Gods aangezicht: schandelijk, on-kerkelijlc, wereldsch gedraai en geknoei, politiek, camouflage.

Om die vragen ging het juist in heel de dogmatische worsteling! Daarop moest de kerk antwoord geven, ontkennend, bevestigend, dat deed er in eerster instantie niet toe. Zij moest antwoorden. Ze moegt spreken, als ze tenminste kerk was. Maar ze deed het niet. Toen verloochende ze Christus. En de Synode werd daarin toen een college van kwade herders, dat zich vergreep aan de' schapen van den goeden Herder. ''

Met vlijm^ende, vernietigende scherpte, schrijven de (heelemaal niet vrijgemaakte) Friesche predikanten over de afschuwelijke vervangingsformule en het geknoei ermee van de altijd biddende, zich van de leiding des Geestes al te bewuste, met goddelijk gezag bekleede Synodes:

„De nieuwe verklaring heeft twee aangezichten. Naar de zijde van de bezwaarden richt zij zich met de noodiging, haar toch te aanvaarden: de bestreden uitspraken zijn immers vervangen, aan bezwaren; .is tegemoet gekomen en er wordt immers niets in geleerd, dat onaanvaardbaar moet worden geacht, terwijl vele uitdrukkingen van bezwaarden bovendien in haar verwerkt zijn. Maar zoodra op grond van de vervanging der uitspraken over herstel van geschonden recht gesproken wordt, keert zij het andere aan.i; e2ieht naar voren en v/ijzend op de inleidende formule wordt gezegd: zakelijk is alles gehandhaafd, concrete schuld der vorire Synode is niet aanwezig, hetzelfde wordt immers geïisclit, dat ook vroeger gevraagd werd".

Is scherper vonnis mogelijk?

De kerk van Jezus Christus heeft zich getooid met eoi Janus-kop!

De bloed-êigen kinderen zeggen dat van hun moeder!

Paulus sprak ervan, dat we als kerken moeten leven in puurheid, d.w.z.: zonder slag om den arm èn stiekeme nevenbedoolingen ~ en in waarheid, d.w.z.: zonder mooidoenerij en valschen schijn. Maar dë Bynode de? „Gereformeerde Kerken", de Kerken van Calvijn, < de Cock en Kuyper zijn verstandiger, ik bedoel: leeper dan Paulus: ze „kennen hun pappenheimers". Ze doen het maar liever met wat handigheid. Men moet geen risico's loopen als het niet beslist moet! Zoo lang je denkt, dat je een beweging den kop kunt indrukken, tast je natuurlijk stevig toe en deelt harde klappen uit. Maar als je de zaak boven het hoofd groeit, ga je overstag. Je moet je tijd verstaan. Het „Gebot der Stunde" weet U! Maar zorg ondertusschen dat je de Synode geen woord zwart op wit laat zetten, dat de eenmaal vastgestelde leeruitspraken wezenlijk zou kunnen aantasten. Voor een handig mensch ztjn er altijd wel mooie formules te vinden, die de dingen wat soepel, en orasluierd zeggen. ') En de menschen zijn als ze tegen hun taaie, onwillige vleesch in, in de kerkelijke misère moeten vechten, soms wonder gauw gerustgesteld en uitgerangeerd. Doch nog eens: zorg, dat als in later jaren weer een conflict uitbreekt, de officieele kerkelijke papieren geen zweem van twijfel overlaten omtrent datgene wat „onze" Synodes bedoelden. Daarom nooit zeggen, dat het Prae-advies wordt „teruggenomen"; nooit positief zeggen, dat je wèl mag leeren dat de sacram.enten geen aanwezige inwendige genade verzegelen; nooit verklaren dat de „Verklaring van Gpvoelen" der bezwaarden in de kerk toelaatbaar is. Als latere geslachten onze kerkelijke papieren nalezen, zullen ze volkomen terecht moeten kunnen zeggen: Zie toch eens: hoe geweldig sterk ook van alle kanten en bü de verschillende opeenvolgende Synodes werd aangedrongen cm., van de synodale opvattingen afwijkende gevoelens op den preekstoel te dulden — nooit hebben die Synodes dat met duidelijke woorden goedgevonden. Is dat, gegeven de toen zoo ernstige en gevaarlijke situatie — er was toen een scheuring ontstaan n.b. — niet het sterkste bewijs, dat de toenmalige Synodes dat per sé niet wilden en alles opzettelijk onveranderd hebben gehandhaafd?

Ja, ja de Synodes zijn slim. Ze zien ver vooruit! Want wie zijn volk „lief heeft", bouwt aan zijn toekomst. Neen, Synodes gaan vast niet in een mandje melken. Kun je net begrijpen! Het is net zoo belangrijk, na te gaan wat ze niet zeiden in een bepaalde situatie, als wat ze wèl uitspraken.

En met dit alles voor oogen vraag ik U voor Gods aangezicht: durft U, Ds van Herksen, beweren, dat er ten aanzien van de hoofdzaak, de verzegelende kracht der sacramenten, iets veranderd is in 1946; dat de werkelijke zakelijke inhoud van 1905—'42, zooals deze in het grondthema van het eljendige Prae-advies werd vertolkt, in eenig opzicht werd gewijzigd? En durft U volhouden, dat er ten aanzien van de in de door de Friesche predikanten vier gestelde vragen genoemde opvattingen eenige meerdere „ruimte" gekomen is?

Wie op deze vragen bevestigend antwoordt, Begt, bewust of onbewust.

En nu moet ik nog een ding met U bespreken.

U wilt niet graag over de schorsingen spreken. Ik kan dat volkomen begrijpen. Ze zijn een gruwel in Gods oog. Neen, ik zeg dat niet, omdat ze mij persoonlijk „als een vuur" zouden „schroeien.". God heeft dit „persoonlijke" genadig van mij afgenomen. Als Ik ze een gruwel noem, dan doe ik dat omdat Jezus Christus en Zijn bruidskerk er verschrikkelijk door zijn aangetast, gewond en beleedigd.

Dat ik er nu toch over spreken wU, vindt hierin sljn oorzaak, dat U tot tweemaal met een zekere felheid zegt, dat ze niet zijn uitsluiting uit het Koninkrijk Gods! Waarom zegt U dat zoo vaak en zoo nadrukkelijk? Is U er toch niet heelemaal rustig op? Ik hoop het van harte.

Maar wilt U nog een oogenblik naar mij luisteren? Of liever: wilt U met mij voor het aangezicht van Jezus Christus gaan staan om iets samen met mij te lezen? Neen, heb geen zorg, ik zal U niet vermoeien met Kerkortje-artikelen en alle mogelijke geschriften. Ik wil U alleen vragen een paar zinnetjes met mij te lezen op de zooeven aangeduide plaats.

Het zijn deze zinnetjes:

De Synode sprak uit, dat Prof. Dr S, Greijdanus zich „heeft schuldig gemaakt aan het aanrichten van scheuring en tweedracht in de Kerken en aan herhaalde overtreding van het 5e en 9e gebod".

En de Synode sprak uit dat Prof. Dr K. Schilder „zich heeft schuldig gemaakt aan de in art. 80 K.O. genoemde zonde van scheurmaking". De Synode heeft „welbewust de grove zonde van openbare scheurmaking of van scheuring en openlijke verachting der kerkelijke orde bij Prof. Schilder willen eonstateeren. De overtuiging dat hij zich aan die grove zonde schuldig maakt, heeft er haar toe geleid om hem op zoo, ernstige wijze tot de orde te roepen".

En nadat wij dit samen gelezen hebben, zou ik U willen vragen: Bestaat er ergens In de wereld een kerk die nog een klein grelnt.fe besef heeft overgehouden, van wat een kerk Is, welke, dit zeggende niet van het Avondmaal afhoudt, tucht oefent, uit het KoninkrQlc Gods uitsluit?

Ik zeg U: NEEN. Bestaat het, is het mogelijk, dat een kerkelijke vergadering, zeg maar de Kerkeraad van Ermelo, welke in een broeder het zooeven genoemde moest eonstateeren en ook inderdaad constateert, onder den open. hemel van'Gods heiligheid, recht en genade, en die dan zou durven zeggen: We laten U toch toe aan het Avondmaal? We oefenen op U geen tucht uit?

Neen, Ds van Herksen, wanneer men van iemand naar waarheid het bovenstaande zou eonstateeren, zou de Roomsche en Hervormde Kerk, Protestantenbond en zelfs de Loge zoo'n man uit hun midden wegdoen. En terecht!

Neen, Ds van Herksen: U mag niet knoeien. Woorden hebben tenslotte ook nog een van alle interpretatie onafhankelijke beteêkenis en kracht. Je kunt er niet heelem& él van maken wat Je wilt. Uw Synode, Uw kerken hebben deze woorden gesproken en ze spreken zê nog: En God en de Satan nemen Ze ernstig! En houden U er aan tot Uw kerk of U ze herroepen. Uw kerken hebbo.i inderdaad de sleutelen des hemeïrijks gehanteerd om uit te sluiten. En U deed en dóet mee! We leven in de kerk nu eenmaal onder ondraaglijke spanning. Het is daar volkomen ernstig. En God haat het wegmoffelen van wat men eemmaal deed en nog rjieer het knoeien met eigen woorden. Een kerk kan nü eenmaal niet anders dan vloeken öf 'zegenen. En haar z^gen is even ernstig als haar vloek en omgekeerd. Verleert ze het vloeken, dan kan ze ook niet meer zegenen — en omgekeerd!

En nu kom ik aan het eind van mijn correspondentie en van mijn brief.

Ik wil U herinneren aan Uw verantwoordelijkheid Ds van Herksen.

Ziet U niet hoe weergaloos slecht en verdorven heel dat synodale gedoe is geweest? De Friesche predikanten hebben gelijk: er is daardoor een ban in Uw leger gekomen. O, ik wou dat ik beschikte over de bijtende satyre van Paulus, ovei^ den donder van Sikkel, over den hartstocht van Fabiusj ik zou dat kerkverderf signaleeren met den heiligen haat tegen de zonde, die God in ons zien wil. Zult U nu verder met looze kalk blijven pleistei'en? Ziilt U nog langer meedoen om de breuk van Christus' Kerk op 't lichtst te heelen? Doet U nog langer mee met dat driemaal vervloekte camoufleeren ? Heb erbarming met de arme schapen. Ruk ze uit den greep van de kwade herders! Als ge niet door hun lot gewogen wordt, denk dan aan hun kinderen. Ziet ge niet dat Gods toorn in Uw kerken voortvreet als een kanker? Spreek! Zeg nu5 Om Sions wil zal ik niet zwijgen! Ook van U zal God rekenschap vragen omtrent Uw trouw in de worsteling van Christus kerk om de v/are liefde, de zuivere waarheid, het strenge recht. En wie dien strijd strijdt, blijft in de kerk, al staat hij ten slotte ook volkomen alleen.

God opene Uw oogen en geve U het geloof om te staan in dezen voor Uw kerken zoo boozen dag.

Uw C. VEENHOF.

Tot zoover prof. Veenhof.

We sluiten ons van a tot z b\j hem aan, en achten ons van Verdere bewijsvoering ontslagen, als wij eonstateeren : als U r s i n u s het zegt, is het geraf ormeerd, als de Synode het zegt, is het, gezien haar „interpretatie", iets heel anders en - ^ ongerefor­ meerd.

K. S.


1) Op Uw vraag: wat drong de Synode van 1942 er toe ., 1905" te handhaven ga ik niet in. Vooreerst: ze handhaafde' „1905" niet, maar verdraaide het. En bovendien: het is van weinig belang waarom een leeruitspraak werd uitgevaardigd. De eenig belangrijke vraag is: wat zegt ze, wat legt ze bindend op? Wilt U weten hoe ik over de oorzaken van die z.g. handhaving denk, ' leest U dan „Rondom „1905", Hoofdstuk V, § 1 en 2.

2) Een Zwitsersch tijdschrift — Reformierte Schweiz, Sept. 1946 — schreef zeer raak: Die Synode der alten Kirche erschrak, als. sie die Folgen sah. Die Synode von Utrecht (Februar 1946) suchte wieder Verbindung mit den Abgetrennten. Sie hat die Erklarung von. 1942 durch eine mildere, aber wesentlich gleiche ersetzt! Moet het buitenland ons leeren wat in onze eigen kerken geschiedt?

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

Het vierde formulier van eenigheid.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 10 mei 1947

De Reformatie | 8 Pagina's