GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De eeredlenst niet gediend door de „liturgische beweging"

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De eeredlenst niet gediend door de „liturgische beweging"

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

(VI)

Wij hebben gezien, dat het tenslotte in deze heele beweging gaat om de verhouding tusschen Woord en sacrament.

Ook in het al eerder genoemde tijdschrift „Kerk en Eredienst" is vanzelfsprekend meermalen hierover gehandeld.

In no. 1 van den eersten jaargang schreef Dr W. Aalders een artikel over „Liturgische vernieuwing". Hij brengt daarin naar voren, dat, zeker, de hervorming aan de preek een zwaar accent gaf — de restauratie van de prediking was hoofdzaak, „omdat daarin het tijdsprobleem bij uitnemendheid lag". Maar: „Het is een apert misverstand, te meenen dat voor Luther en Calvijn de sacramenten alleen maar aanhangsels en zegelen bij de prediking waren" (spatiëering van W. Aalders). Natuurlijk, ze zijn DAT. ook. „Maar het is niet minder waar, dat voor de hervorming de sacramenten ook veel en veel méér zijn dan dat alleen. Zij zijn op een geheel eigen wijze genademiddelen".

Daarom moet het herstel van den eeredlenst hierin gezocht worden, dat prediking èn sacrament weer de twee gelijkwaardige polen worden, „waar gansch de liturgie op rust".

Aalders werkt dat uit in een artikel in hetzelfde blad, 2e jrg. no. 1, over „Woord, prediking en sacrament".

Hij zet voorop, dat „het Woord is in God de wU om zich te uiten en mee te deelen''. „Het is daarom ook genoemd Gods Zoon".

Dat Woord „werkte zich in Hem uit en concretiseerde zich in lijden, sterven, opstanding. Het Woord Gods, dat Hij van nature was, geschiedde in Hem; werd in Hem geschiedenis".

Maar ook: „Omdat Hij van nature het Woord Gods is, daarom werkt dat Woord zich niet slechts in en door Hem uit, maar het deelt zich ook mee. Dat wil zeggen, dat Jezus Christus als het Woord Gods aan zich zelf gemeenschap zoekt te geven, opdat men in Zijn naam het leven hebbe".

„De profetische werkzaamheid van Jezus Christus is dus, dat Hij zichzelf, maar dan natuurlijk zichzelf als de Ujdende, stervende en opgestane, vol van genade en waarheid, doet kennen, zóó, dat het tot levensgemeenschap met Hem voert".

„Echter niet alleen in Jezus' spreken bestond zijn profetische werkzaamheid. Ook in de teekenen, die Hij deed. Immers niet minder dan in zijn woorden treedt Je2nis in zijn teekenen tot de menschen uit en openbaart Hij zich".

En nu is de prediking van heden „de voortzetting van het woord-getuigenis, dat Jezus Christus als de eenige ware profeet van zich zelf als het Woord Gods deed uitgaan". Maar de sacramenten zijn de voortzetting van „het daad-getuigenis", dat Hij in wonderen en teekenen gaf.

En als de zaak zoo staat, kan men nooit zeggen, „dat het eene getuigenis vergeleken met het andere meerwaardig zou zijn". „Het sacrament is werkeUjk evenzeer „Dienst des Woords" als de prediking „Dienst des Woords" is".

De eeredlenst zal dan ook in deze richting hersteld moeten worden, dat de geUjkwaardigheid van Woord en sacrament uitkomt. Nu is de eeredlenst teveel preekdienst geworden.

Vrijwel hetzelfde zegt ook Dr W. H. Beekenkamp in een artikel „Prediking en sacrament" in den 2en jaargang no. 4. Hij oordeelt, dat de prediking en het sacrament beide brandpunt van den eeredlenst zijn. „En prediking en sacrament zijn teken en hulpmiddel, beide betrekkelijk, beide ontvankelijk voor het grote licht van het eeuwige Woord, dat geheim is en geopenbaard is". „Waarom zou iemand deze beide willen scheiden of de een hoger of lager taxeren? Jezus heeft daartoe nooit aanleiding gegeven. Hij heeft de sacramenten in het Evangeliewoord in-gevat en bij het wondere woord het wonder-teken gevoegd en voor beide de toewijding, het geloof van den gehelen mens gevraagd".

„Het was heel onredehjk én heel ongelovig van het latere Protestantisme om tussen prediking en sacrament een tegenstelling te maken".

Met opzet hebben wij ook aan anderen dan alleen Prof. Van der Leeuw het woord gegeven over de verhouding tusschen Woord en sacrament. Nu weten wij, welke dogmatische opvattingen achter de liturgische beschouwingen en pogingen tot „vernieuwing" liggen.

Want het is nu wel duidelijk, dat allen hierin overeenstemmen, dat het Woord Gods Jezus Christus is (wat niemand zal ontkennen overigens), maar (en nu komt de fimeste gedachtensprong!) dat het daarom niet zoomaar te vereenzelvigen is met prediking en Bijbel. Prediking en sacramenten zijn beide teekenen van dat eene Woord Gk)ds, hetwelk in Jezus Christus iö.

Wij gelooven daii ook, dat we vanuit Gereformeerden gezichtshoek niet zoozeer hebben te vragen: welke is Uw saeramentstheólogie? zooals Van der Leeuw doet, en deze zeker niet in de eerste plaats; maar: Welke is Uw „Woord-theologie"? Beter gezegd: wij zien achter deze gedachten een bepaalde Woord; theologie liggen, die niet de onze is. Men heeft bepaalde geddchten over het Woord. En het gevolg daarvan is, dat men ook anders gaat denken over de verhouding Woord-sacrament, en zoo ook anders over het karakter en het middelpimt van den eeredlenst.

Vandaar ook, dat wij aan de critiek, die van verschillende kanten op bovenuiteengezette voorstellingen is gegeven, niet bepaald veel hebben. Al kunnen wij met sommige trekken daaruit onze winst doen.

Vele van de critici denken immers tenslotte over de achter de zaak van de verhouding tusschen Woord en sacrament liggende vraag, of de Bijbel en de prediking het Woord Gods en dè bediening daarvan, te noemen zijn, precies zoo of vrijwel geUjk.

Om een voorbeeld te geven: in zijn boek, reeds eerder door ons genoemd, „De Reformatie in de Crisis", heeft Dr Lekkerkerker ook een preek over Zondag 35, het 26 gebod, opgenomen. Daarin wijst hij op de zinsnede uit den Catechismus, dat God zijn gemeente niet door stomme beelden, maar door de levende verkon^diging van Zijn Woord wil onderwezen liebben. Zijn overigens te waardeeren betoog ontkracht hij echter, als hij zegt: „Dreigt hier niet een gevaarlijke vereenzelviging van mensenwoord en Godswoord? Inderdaad is de preekstoel de gevaarüjkste plaats ter wereld. Maar anderzijds mogen wij bidden en geloven, dat God, waar en wanneer het Hem belieft, het zwakke mensenwoord wil maken tot het orgaan van zijn Machtig Spreken" (spatiëering van hemzelf).

Heeft hier niet, zoowel bij de voorstanders VEin de liturgische beweging als bij haar critici, de „opbloei der reformatorische theologie", waarvan Ds W. A. Zeydner in zijn boekje „Liturgie en Reformatie", zooals voor de hand ligt daarnaee onder meer in Barth's richting kijkende, heeft gerept, haar slachtoffers ge^ maakt? Barth heeft immers diegenen, die tóch al, en dan op andere — door de ethische en moderne theologie gepropageerde — gronden ontkenden dat de Bijbel Gk)ds Woord is en ook Woord en prediking tdt elkaar haalden, een hart onder den riem gestoken. De eenstemmigheid op dit punt is onder voor-en tegen? standers soms merkwaardig groot. Deze stelling schijnt gemeengoed te zijn en boven alle discussie te staan'.

Dat laatste blijkt b.v. wel uit de dissertatie van Dr , Dankbaar over „De Sacramentsleer van Calvijn". Wie uit dit onderzoek van CaMjn's werk zou denken steun te vinden tegen de aangegeven gedachte, komt bedrogen uit. Dankbaar bhjkt Calvijn gelezen te hebben door een Barthiaanschen bril. Hij overtuigt tenminste allerminst met stevige argumenten, als hij zegt: „Wanneer wij nu nadere aandacht schenken aan de onderlinge betrekking tusschen Woord en sacrament, dan valt het op, dat in Calvijn's sacramentsleer deze twee nu eens in volkomen geUjkwaardigheid naast elkaar worden gesteld, dan weer, dat het sacrament zeer beslist aan het Woord ondergeschikt wordt geacht". „De oorzaak hiervan moet in de eerste plaats worden gezocht in de verschillende beteekenissen, die de termen „Woord" en „Woord Cïods" bij Calvijn hebben. Het Woord Gods toch dient zich voor den geloovige aan in drievoudige gestalte: als directe Openbaring Gods, als Heilige Schrift en als prediking". „Bij den reformator is , jde verhouding tusschen het oorspronkeUjke en het geschreven Woord Gods geenszins zoo bevroren, als dat in de latere orthodoxie wel 't geval is geweest: Calvijn heeft steeds oog gehouden voor de dynamische kracht van het directe, eigenlijke Woord Gods, zonder welke van de Schrift als Gods Woord niet gesproken kan worden". „En de laatste vorm, waarin het Woord tot ons komt, de prediking, is voor hem zonder eenige twijfel gebonden en ondergeschikt aan de beide eerste" (p. 27, 28). Welnu, aan het Woord Gods in den ziri van „het oorspronkeUjke en eigenUjke Openbaringswoord en zoo mede aan de Heilige Schrift" is het sacrament als zichtbaar, afgeleid woord, natuurlijk evenzeer onderworpen. Maar „ten aanzien van het Woord der prediking bezet het een gelijkwaardige plaats en heeft het een parallel loopende werkzaamheid". . • '

BEOORDEELBVG DEK GRONDGEDACHTE.

Wij zijn tot de slotsom gekomen, dat de grondgedachte van het nieuwe Uturgische streven is, dat Woord en sacrament een geUjkwaardige plaats hebben, en dat het sacrament niet iets is, dat bij het Woord bijkomt, en dat als gevolg hiervan de eeredlenst ook niet langer meer mag beheerscht worden door de prediking alleen. , -

Wij hebben ook gezien, dat dit te danken is aan de beschouwing over het Woord Gods, die men er op na houdt.

En daarom voeren wij als eerste grief tegen de liturgische beweging — al is het niet alleen tegen haar, maar ook tegen vele critici van haar — aan, dat men hier niet meer belijdt, dat is — naar den Griekschen tekst van dit woord: — hetzelfde spreekt, nl. als Gods Woord. Hier behjdt men niet meer met onze Confessie — die wij niet laten degradeeren tot een soort historisch stuk of zooiets! — in Art, 3: „Wij belijden, dat dit Woord Gods niet is gezonden, noch voortgebracht door den wil eens menschen, maar de heilige menschen Gods, van den Heiligen Geest gedreven zijnde, hebben het gesproken, gelijk de H. Petrus zegt. Daarna heeft God, door een bijzondere zorg, die Hij voor ons en onze zaligheid draagt, zijnen knechten den profeten en apostelen geboden, zijn geopenbaarde woord bij geschrift te stellen; en Hijzelf heeft met zijnen vinger de twee tafelen der Wet geschreven. Hierom noemen wij zulke Schriften: Heilige en Goddelijke Schrifturen".

En het verwijt, dat wij ons neerleggen bij een al te orthodoxe inspiratieleer leggen wij rustig naast ons neer. Want „wij gelooven, dat deze Heilige Schrifture den wille Gods volkomenlijk vervat, en dat al hetgeen de mensch schuldig is te gelooven om zalig te worden, daarin genoegzaam geleerd wordt". Aan niemand is het geoorloofd anders te leeren, zelfs apostelen niet, en geen engel uit den hemel, „dan ons nu geleerd is door de Heilige Schrifturen". En men mag geen ander geschrift daaraan gelijkstellen (Art. 7 Ned. Gel. Bel.).

Van der Leeuw moge beweren: „Een Heilige Schrift. die niet wordt gelezen in de gemeente, is een doode schriftuur. Slechts wanneer zij gesproken wordt, functioneert zij als Woord Gods" (Liturgiek, p. 170), en: „De Schrift, welke niet gepredikt wordt, niet gelezen en verklaard in de gemeente, is een stuk oud-christelijke letterkunde, niet meer", en: „In de prediking wordt het overgeleverde woord tot Woord Gods" (Sacramentstheologie, p. 23), wij achten dit toch wel ver van de sprake der Confessie verwijderd;

. Veel zou hierover te zeggen zijn. We volstaan met U te verwijzen naar het prachtig© artikel van Dr R. Schippers, „De Dienst des Woords en het Woord Gods" in zijn met anderen geschreven boek „Van den Dienst des Woords". We halen daaruit aan, dat de Bijbel zelf zooveel nadruk legt op de beteekenis van het schrijven, bv. in den eersten brief van Johannes: Ik schrijf U, kinderkens ; ik schrijf U, vaders ; ik schrijf U-jongelingen ; want gij zijt sterk en het Woord Gods blijft in u, en gij hebt den booze overwonnen", 2 : 12—14. Dr Schippers vervolgt dan: Inderdaad, nu wij de heilige Schrift hebben, hebben wij het Woord Gods. Niemand mag aan dit feit tornen en langs welken kronkelweg dan ook komen aandragen met een betoog, dat de Schrift en het levende en krachtige Woord van God toch nog weer van elkaar moeten gescheiden • worden. „Wat zegt de Schrift? " Dat is, naar bijbeltaal en Schriftgeloof, hetzelfde gezegd als: Wat zegt God? " (de schrijver zelf spatiëerde enkele woorden) (a.w. blz. 12). En even verder (blz. 13): maar schrift is het verduurzaamde woor d". God wil daardoor Zijn Woord bewaren. En daarom: Vanouds zijn dan ook het lezen van de Schrift en het hooren naar het Woord niét van elkaar gescheiden geweest". „W ij worden dus tot hooren geroepen" (14). In de prediking wordt de Schrift geopend, en hooren we alzoo het Woord van onzen Grod.

Hier zit de grondfout van de liturgische beweging. En deze wreekt zich in al haar vel'dere constructies.

Zij zal dan ook heusch geen nieuwe reformatie geven. Integendeel! Kwam zij niet op in een tijd, dat men zag den nood der kerk, haar ontrouw aan haar Heer, de verwereldhjking van haar dienst en haar innerlijke verscheurdheid (Ds W. A. Zeydner, a.w. blz. 31); en bestond die nood — wat men zelf niet zag helaas! — niet uit het ondergraven van de fundamenten der Kerk: e leer der apostelen, het kruisevangelie, het Woord van Jezus' lijdzaamheid (Openb. 3 : 10), door — wij noemen maar een paar dingen —• rationalisme, piëtisme als verzet daartegen, modemisme, de hoogmoed van de schriftcritiek ?

Eerst zal dit kernpunt radicaal anders gezien moeten worden. Eerst dan is er uitzicht.

De ijver, die men laat zien, is een betere zaak waardig!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's

De eeredlenst niet gediend door de „liturgische beweging

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 23 juli 1949

De Reformatie | 8 Pagina's