GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De plaats van de partij in het politieke leven

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De plaats van de partij in het politieke leven

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

In den 23sten jaargang van dit blad, no's 2, 3 en 4, schreef ik enkele artikelen onder den titel Doorbraak, met als motto Pred. 12 : 13: an alles, wat gehoord is, is het einde van de zaak: rees God, en houd Zijn geboden; want dit betaamt allen menschen.

De gedachtengang van deze artikelen was als volgt;

Vanuit tweeërlei beginsel wordt in den na-oorlogsohen tijd getracht een doorbraak tot stand te brengen door het in Nederland aanwezige verschil van richtingen en partijen. Die twee beginselen werden door mij getjrpeerd als nationalistisch en dialectisch. Het eerste volgt deze redeneering: we zijn allen burgers van eenzelfden staat, we hebben allen hetzelfde nationale belang te zoeken, verschillen in godsdienstige richting hebben daar niets mee te maken, we moeten ons dus allen vereenigen in eenzelfde partij. Het tweede komt uit den hoek der dialectische theologie, en volgt dezen redeneergang: daar is geen vaste, blijvende band tusschen den Heere en ons, daar is ook geen blijvend geopenbaard-zijn van het Woord Gods, waaruit we dus vaste normen zouden kunnen halen voor ons leven hier op aarde, zoodat vorming van een politieke partij op de basis van Gods Woord onmogelijk is. Gods Woord zegt vandaag dit en morgen dat. Van vastheid is geen sprake. En wat de menschen betreft: wie zouden lid moeten zijn van zulk een partij? Wij kunnen geen onderscheid maken tusschen geloovigen en ongeloovigen. Er zijn slechts momenten van geloovig-zijn. En daarom: schaap en bok in één hok, allen in één partij.

Deze lieden van de doorbraak, nationalist en dialecticus, vinden elkander in de Partij van de Arbeid.

Vervolgens betoogde ik dat ook de Schrift spreekt van doorbraak, speciaal in het boek Prediker. De schrijver van dit boek ziet den cirkelgang waarbinnen het leven zich beweegt: opgaan, blinken en verzinken. Hij ziet den cirkelgang in de natuur, hg ziet ook den cirkelgang in het menschelijk leven: geboren worden, leven en sterven. En zoo is het thema van zijn boek: IJdelheid der ijdelheden, het is al ijdelheid! Maar de Prediker weet óók van een vast punt buiten den cirkelgang. Daarom juist kan hij den cirkelgang onderkennen. Zijn slotsom is niet: omdat het leven toch ronddraait in een altijddurenden cirkelgang en het geen blijvende nuttigheid oplevert. Iaat ons daarom eten en drinken en vroolijk zijn, want morgen sterven wij: Zijn slotsom is: Vrees God en houd Zijn geboden, want dit betaamt allen menschen. Dat wil dus zeggen: Wees getrouw onderdaan van het koninkrijk Gods, want de wet van het koninkrijk Gods is de norm voor ieder. Het koninkrijk Gods doorbreekt den cirkelgang, den kringloop.

De doorbraakmenschen doorbreken den cirkelgang niet, wanneer zij de antithese van Gen. 3 : 15 willen opheffen. De doorbraak begint juist met Gen. 3 : 15. Omdat de Heere daar begint met de formatie van een „partij", die vrijgemaakt is van den kringloop waarin het leven dezer bedeeling sinds den zondeval bevangen is, een „partij" die niet is van beneden maar van boven, een „partij" die niet op één lijn staat met andere partijen — afgezien even van verschil in beginsel —, maar die als het ware is van andere orde, van ander niveau. Bij deze , .partij" behooren alle menschen zich te voegen, want het betaamt allen menschen Gods geboden te houden. Vereeniging van allen in één partij komt niet tot stand door de religie uit te schakelen, zij kan alleen plaats vinden door vast te houden aan den regel van Pred. 12 : 13, door allen op te eischen voor de gehoorzaamheid aan Gods geboden, welke allen betaamt. Door zulk een partij zal ook gezocht en gediend worden het waarachtig belang van land en volk, want in het houden, van Gods geboden is groot loon, ook voor het tegenwoordige leven.

We moeten dus trachten toF zulk een „partij"-formatie te komen. Daar zijn we m.i. nog ver vandaan. Het partijleven, gelijk zich dat sinds de vorige eeuw ontwikkeld heeft, vertoont een totaal ander beeld.' Daar is hoe langer hoe meer beheerschend geworden de idee der democratie, de idee der volkssouvereiniteit, terwijl in het kiesrecht de toon aangegeven wordt door het eveneens onschriftuurlijke individualisme: het volk wordt gezien als een optelsom van individuen. Het parlementaire stelsel, waarin geen wet tot stand komt dan in gemeen overleg met de Staten-Generaal, is ontaard. Practisch leeft algemeen de gedachte dat de regeering des lands bij de Staten-Generaal berust, die toch alleen maar zijn vertegenwoordiging des volks, met welke de 'regeering overleg pleegt.

Het is vanzelfsprekend dat bij zulk een stand van zaken de partij een machtigen invloed krijgt. De partij is het, die de eandidaten stelt voor de verkiezing van leden der Staten-Generaal. De partij heeft een belangrijke stem ten aanzien van de vorming van een ministerie. Zelfs konden we beleven, dat na den aanvang van de eerste politioneele actie in Indiëj waartoe ook de socialistische ministers hun toestemming gaven, in de Partij van de Arbeid gesproken werd over terugroepen van deze ministers. Alsof de ministers vertegenwoordigers, gezanten zijn der partij, in plaats van raadslieden der Kroon, die door de Kroon benoemd worden en door Haar naar welgevallen ontslagen kunnen worden.

Deze en dergelijke gedachten treffen we intusschen niet slechts aan in socialistischen kring. In Nederlandsche Gedachten, het officieel orgaan der A.R. partij, stond indertijd, toen verkiezingen op handen waren, te lezen: we moeten een regeering kiezen. Dat is trouwens niet van den laatsten tijd. Fabius heeft er menigmaal op gewezen dat de A.R. partij in democratische richting koerste.

Zelfs heeft Kuyper zich eenmaal uitgesproken voor officieele erkenning van 'de kiesvereenigingen in. ons staatkundig bestel. Wanneer in 1892 het ontwerp van Tak's kieswet ingediend wordt, wordt het voorstel door dr Kuyper met ingenomenheid begroet. Verschillende onderdeelen worden door hem toegejuicht, al blijft er nog wel iets te wenschen over. En bij dat laatste spreekt Kuyper dan ook van een officieele erkenning der kiesvereenigingen (P. A. Diepenhorst, Onze strijd in de Staten-Generaal II blz. 156). Ging deze wensch van Kuyper in vervulling, dan zouden de kiesvereenigingen en daarmede de partijen een officieele plaats krijgen in het geheel van ons staatkundig bestel. Voor het stellen van eandidaten zouden dan niet meer gevraagd moeten worden de handteekenmgen van een aantal ingezetenen, maar de handteekeningen van de leden der partijbesturen, die namens de partijen de lijsten opstellen. Men zou dan politiek „georganiseerd" moeten wezen om hierop invloed te kunnen doen gelden. Wat we tegenwoordig beleven op het maatschappelijk terrein zouden we dan ook gaan beleven op politiek terrein. Op maatschappelijk terrein zijn en worden de vakbonden hoe langer hoe meer officieel erkend. Overleg tusschen patroon en werknemer loopt over de vakbonden en wie niet „georganiseerd" is staat buiten dat overleg. De Eenheidsvakcentrale is momenteel ook buiten dit overleg gesloten, maar wie belet straks een andere macht om uitsluitend de E.V.C, te erkennen? Zoo kan in het politieke leven officieele erkenning van de partijen werken in deze richting, dat straks slechts één partij erkend wordt, gelijk dat ook destijds in Duitschland het geval was. Ik weet wel, wanneer deze dingen komen gaan, kunnen we ze niet keeren. Maar ze niet kunnen keeren is toch nog iets anders dan zelf in die richting gaan werken.

Gelukkig is deze wensch van dr Kuyper tot op heden nooit vervuld. Maar in de praktijk is het wel zoo dat de partijen groote macht hebben. En daarmee ook de partijbesturen. Hoe meer de partijen georganiseerd worden onder centrale, landelijke leiding, des te meer macht krijgt die leiding, des te meer komt er sprake van partijdiscipline waaraan de leden onderworpen moeten zijn, des te grooter is ook het gevaar om te gaan streven naar grootheid en macht en invloed van de partij in plaats van naar doorwerking van de beginselen. Ter wille van het aantal stemmen en ter wille van den partijinvloed komt men dan tot transigeeren met het beginsel. Voor de stembus van 1913 hoopte Kuyper op een nog schitterender overwinning dan in 1909 behaald was, en hij voegde daaraan toe: „Natuurlijk niet zonder een gul ouden-dag pensioen, maar dat komt 'er, en anders wordt toch alles hachehjk" (aangehaald uit Fabius, Studiën en Schetsen 8ste serie blz. 117). Het antirevolutionair beginsel, dat zich steeds verzet heeft tegen staatspensioen, wordt hier opzij gezet teneinde de stemmen der kiezersmassa te verkrijgen.

Groen van Prinsterer, de vader der antirevolutionaire partij, omschreef het begrip van partij-als: systematische verscheidenheid van politieke beschouwing. Ook zeide hij: een partij wordt geboren uit eendrachtige naleving van een beginsel. Voorts: in de eigenaardigheid van het beginsel ligt het kenmerk van een partij. Aan dit laatste voegt hij toe: daarom zou, wanneer men naar het begrip van een partij vraagt, wellicht zonder ongegrondheid kunnen worden beweerd dat reeds één enkel persoon, met vastheid van zijn beginsel, een partij vormt, althans de kiem is van een partij; al was ik hier (in de Kamer B. J.), wat gelukkig niet het geval is, alleen, ik zou, zoo mij het kenmerkend beginsel niet ontbreekt, een partij zijn. En later zegt hij in de kamer: In een eigen beginsel ligt. al zou iemand alleen staan, de oorsprong en sterkte eener partij.

Deze uitspraken van Groen zijn te vinden in: Fabius, Groen van Prinsterer over partijen, in Schrift en Historie, Gedenkboek der A.R. partij 1878—1928.

Een partij ontstaat niet pas wanneer zij optreedt in georganiseerd verband, als landelijke organisatie of vereeniging met een centraal bestuur. De eigenaardigheid eener partij ligt in het eigene van het beginsel, niet in de organisaBe.

In deze zelfde richting ligt Groens veel herhaalde, vaak aangehaalde en dikwijls misverstane leuze: in ons isolement ligt onze kracht. Hij bedoelt daarmede niet dat hij het alleen staan, het kleine getal, om zichzelf bemint. Hij bedoelt: in onze beginselvastheid ügt onze kracht. Het eigen karakter der richting moet bewaard blijven. Anders verliest die richting haar kracht en bestaansrecht en invloed. Er moet niet zijn een meevaren in het zog van andere richtingen die gebouwd zijn op andere grondslagen. Dan gaat het kenmerkende ontbreken en gaat de kracht teloor. Daarom: in ons isolement ligt onze kracht.

In organisatie ligt een groote verzoeking. Om namelijk in die organisatie het hoofddoel te zoeken, en niet die organisatie te zien als slechts dienstbaar aan. de doorwerking van het beginsel.

De parlementaire democratie is thans dusdanig ontaard —• mede door de organisatie der partijen — dat we m.i. een andere richting moeten inslaan. We moeten komen tot doorbraak, maar dan tot christelijke doorbraak. Ten aanzien van ons optreden in het politieke leven moet uitkomen — voorzooveel het aan ons ligt — da, t we niet een partij willen vormen principieel op één lijn staande met andere partijen, zij het met andere grondslagen en doelstellingen. In ons optreden moeten we laten "uitkomen dat we verfoeien de volkssouvereiniteit, die in de hand gewerkt wordt door het tegenwoordige partijensysteem, met de ver doorgevoerde partijorganisatie, dat we wars zijn van een propaganda die zegt: dit en dit wil onze partij, waarnaast dan andere partijen staan die iets anders willen en daarvoor propaganda maken, alles om kiezers te trekken.

Het gaat erom dat we, ook in het staatkundig leven. God vreezen en Zijn geboden houden, hetgeen allen menschen betaamt. Dus moeten wij de Schrift onderzoeken om die geboden Gods, ook in hun toepassing op het staatkundig leven, te verstaan. Daaraan kunnen dienstbaar zijn studieclubs, op welker vergade-

ringen inleidingen geleverd worden, die trachten het licht van het Woord Gods op te vangen over de hedendaagsche vraagstukken.

Mede door het daar geleerde geleid, kunnen we dan onze roeping verstaan als onderdanen en die betrachten in het practische leven van eiken dag, kunnen we ook onze roeping verstaan en betrachten bij verkiezingen.

Onx „mee te doen aan de verkiezingen" hebben we geen kiesvereeniging en geen partij noodig. Er worden niet gevraagd handteekeningen van kiesvereenigingsof partijbesturen, en ook niet van leden van kiesvereenigingen of partijen, maar van ingezetenen. Aan de verkiezingen doen we niet mee als vereenigingen of vereenigingsleden, maar als ingezetenen. Het is zeer wel denkbaar dat iemand — b.v. een predikant — zulk een drukken werkkring heeft, dat hij onmogelijk lid kan zijn van een' kiesvereeniging of —-volgens het door mij naar voren geschovene — van een studieclub. Het is dwaasheid om lid van zulk een kring te zijn zonder aan den arbeid mee te kunnen doen. Zou nu daarom zulk een broeder niet mede zijn handteekening mogen plaatsen onder een in te dienen lijst van candidaten voor verkiezingen? De vraag stellen is haar beantwoorden.

We moeten m.i. af van de gedachte dat we alleen met een partij „mee kunnen doen aan de verkiezingen". Dan krijgen we doorbraak door het ontaarde partijensysteem.

En voeren we propaganda, dan zeggen we niet: zoo en zoo denken wij er over, denkt ónze partij er over, maar dan zeggen we: zoo en zoo denkt Gods W o o r d er over, en het betaamt allen menschen Gods geboden te houden.

Deze gedachten wil ik gaarne ter overweging aanbieden. Ook en vooral aan het Gereformeerd Politiek Verbond, dat, hoeveel waardeering ik er ook voor heb, zich m.i. op deze dingen nog niet bezonnen heeft; dat, hoeveel kwaad het ook uitgezuiverd heeft t.a.v. partijformatie en partijleiding, toch veelzins is voortgegaan in het oude spoor van het partijensysteem; zoo optreedt als partij naast de andere partijen en niet een complete doorbraak heeft tot stand gebracht.

B. JONGELING.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 mei 1951

De Reformatie | 8 Pagina's

De plaats van de partij in het politieke leven

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 26 mei 1951

De Reformatie | 8 Pagina's