GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gemeenschap in de arbeid

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gemeenschap in de arbeid

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

POLITIEK EN SOCIAAL LEVEN

V

Als marxistisch ideaal.

Het Communistisch Manifest van 1848, welk gesc"j; : ift men wel eens de heilige schrift van het communisme heeft genoemd, zet in met deze verklaring: „Ein Gespenst geht um in Europa — das Gespenst des Kommunismus (Een spook waart rond in Europa — het spook van het Communisme). Met dit document, dat eindigt met de bekende, hartstochtelijke oproep: Proletariërs aller landen verenigt U! gaven Marx en Engels niet alleen een korte samenvatting van hun eigen op de commune, de gemeenschap gerichte sociale ideeën, dit Communistisch Manifest was tevens de geloofsbelijdenis van de mens, die zich van God en Zijn dienst had losgemaakt, het geloof in het eeuwige leven en het hiernamaals had prijsgegeven en donder persoonlijk perspectief voor de eeuwigheid, zich nu met alle macht wierp op dit aardse leven, daarbij alle hoop en verwachting vestigend op een door nood en dood te bevechten aardse gemeenschap van en voor een bevrijde en gelukkige mensheid. Godsdienst was voor die mens, naar Marx eigen woord „de hersenschim, die de mens zich schept, om het anders ïondragelijke leven dragelijk te maken. Zo is de godsdienstige ellende tegelijkertijd de uitdrukking van een protest tegen de werkelijke ellende De godsdienst is de opium des volks. De afschaffing daarvan als een denkbeeldig geluk, sluit in zich de eis om tot werkelijk geluk te geraken." Dit werkelijk geluk kan alleen komen, volgens Marx, langs de bloedige weg van de gewelddadige omverwerping van de bestaande maat­ schappelijke orde. Zitten volgens hem. bij de huidige toestand der maatschappij de kapitalisten op de troon, die bij hun toenemend bezit de arbeider steeds meer tot het pauperdom brengen, eens zal evenwel dit kapitalisme ten onder worden gebracht. Op die dag der communistische revolutie zullen de proletaren hun ketens verliezen, om een wereld te winnen. Marx moge daarbij vóór alles het oog hebben gericht op de grote massa van de maatschappelijk onterfden, de proletariërs, die eens hun boeien zouden. afschudden, in die weg pretendeerde hij juist dat komen zou de klassenloze maatschappij met haar eenheid en vrijheid voor allen. Zo was dit marxistisch-communisme maar niet een sociale beweging zonder meer, die bepaalde verreikende maatschappelijke veranderingen langs revolutionaire weg nastreefde, het was een seculaire, uitsluitend op het aardse levensgeluk gerichte wereldreligie. En dit Communistisch Manifest van 1848 was zijn Credo. Deze secularistische religie van het Marxisme moge sindsdien in verschillende stromingen zich hebben vertakt, die een sterk uiteenlopend karakter hebben en scherpe onderlinge controversen vertonen, zodat er b.V. heden ten dage zeer belangrijke verschillen vallen aan te wijzen tussen het Sovjet Communisme enerzijds, dat pretendeert de marxistische doctrinen op de meest consekwente wijze te realiseren, en tal van reform-socialistische partijen en bewegingen anderzijds, die, zoals Colijn in zijn „Saevis Tranquillus in Undis" op blz. 402 opmerkte, in vele landen principieel een beeld van chaotische verwarring vertonen, dit alles vermag toch niet de gemeenschappelijke oorsprong te verbergen: het secularistisch gemeenschaps-idealisme. Het aardse levensgeluk van de mensengemeenschap hier op aarde wordt daarbij als iets op zichzelf staands beschouwd en gewaardeerd. Bij alle verschil is men toch één in deze belijdenis: ik geloof aan de nieuwe gemeenschap, aan eèn sociaal paradijs hier op aarde. Dit is dan ook de band, die marxisme en socialisme originair verbindt, waarom wij er ook geen behoefte aan hebben gevoeld in onze ondertitel naast een marxistisch ideaal een anders gekleurd socialistisch te gaan onderscheiden. Ongetwijfeld heeft de klassenstrijd-these met name in ons land bij het socialisme een bepaalde matiging ondergaan. Een schrijver als G. Ruygers schreef zelfs in zijn boekje „Socialisme vroeger en nu", verschenen in 1945, dat het socialisme het marxisme overwonnen had, waarbij hij de verwachte verwerkelijking van een socialisme op christelijke grondslag „de grote ontmoeting" noemde tussen Christendom en socialisme. Ook een schrijver als Dr A. van Biemen spreekt in zijn boek „De zedelijke waardering van de arbeid in het industrialisme" aan het slot de hoop uit, dat het tof zulk een ontmoeting, tot een gesprek tussen Kerk en Socialisme, zal komen, < die hij beide voor elkander verantwoordelijk noemt. Beseffende, dat maar niet in een uitsluitend negativisme koii worden volhard, bij de afwijzing der als kapitalistisch gebrandmerkte maatschappij, streefde het Socialisme in de achter ons liggende jaren, terwijl het een grootscheeps eigen Maatschappelijk-Plan ontwierp, naar een vernieuwing der socialistische beweging, teneinde zodoende door een constructieve politiek de oude Socialistische Idee, die allerminst' was prijsgegeven, eerst recht te kunnen verwezenlijken. Deze recente ontwikkeling heeft aan het tegenwoordig soicalisme een zeker dualistisch karakter gegeven, dat Colijn- zelfs deed spreken van een „dubbel leven" van een „pijnlijk treffende onoprechtheid" (Saevis Tranquillus in Undis, blz. 403). Aan de éne kant het handhaven tegenover de arbeiders van de figuur van de onvervalste klassenstrijdsocialist en daarnaast één en al activiteit om die klassenstrijd te beëindigen en om te werken tot plansocialisme. In dat licht dienen wij ook de verandering te zien, die de Sociaal Democratie in en na de laatste Wereldoorlog heeft ondergaan, waarbij zij werd getransformeerd en ingeschakeld in het grotere geheel van de Partij van de Arbeid. Stonden vroeger de religieus socialisten naast en op bepaalde punten zell's tegenover de Sociaal Democraten, thans zijn zij in het nieuwe partijverband allen verenigd. Naar een z.g. Vrijzinnig Christelijke ideologie voltrekt zich thans de eenwording van het linkse volksdeel.

Dr W. Banning wijst deze nieuwe ontwikkeling tot 't personalistisch socialisme aan in zijn in 1945 verschenen boek „De dag van morgen" (Uitgeversmij. Ploegsma, Zeist, blz. 80 e.v.): „De ontkerstende massa is niet terug te winnen voor traditionalistische godsdienstigheid — een vernieuwd Christendom zal deze weg ook niet willen. In de rationele doelgemeenschappen vindt de mens geen levensvervulling voor het hart. De enige, maar dan ook vruchtbara weg, is die der personalistisch t- gemeenschappen (Gespatiëerd van ons, G.). Dat wil zeggen: doe een appèl op het normbesef en op het persoonlijkheidzijn van de mens. Predik het Christendom niet als garantie voor een hiernamaalse zaligheid, maar als normscheppende en daardoor reddende' kracht voor heel het mensenleven op onze geschonden, bloedende aarde van deze gruwelijke 20e eeuw; spin om Christus geen dogmatiek der vroegere eeuwen (b.v. de twee naturenleer), maar toon Hem als de levende Heer, die met de geslagen mensheid van heden op haar dwaal- en lijdensweg meegaat om haar wonden te helen en de ware weg te wijzen, die de wondere macht bezit om de boze geesten uit te drijven, de pandemonie te beteugelen en het pad vrij

te maken voor de nieuwe gemeenschap. Personalistisch zal deze gemeenschap zijn, omdat haar fundament is: die verantwoordelijkheid, waarmee God iedere mens zijn plaats in de schepping aanwees, de verantwoordelijkheid voor gerechtigheid en liefde, die de heilige wil Gods tot uitdrukking brengt." Als personalistisch socialisme stelt deze nieuwere vorm van Socialisme zich tegenover de communistische loot van dezelfde stam, omdat het er van uitgaat, dat bij de verbondenheid van mensen, die men nationaal en ook internationaal nastreeft, ool^ behoort een bepaalde, zedelijke levensvorm, die „de mens in zijn menselijke waardigheid eerbiedigt". De mens met zijn persoonlijkheidswaarde, zijn normbesef, zijn gemeenschap scheppende vermogens en functie staat dus in het middelpunt. , , Dit alles — zegt dr Banning — is van een beklemmende actuaUteit in de periode der Europese wereld, waarin wij moeten leven en waarin ons wordt opgelegd, ingebrand, om grondslagen voor het samenleven te leggen, waarop komende generaties in recht en vrede kunnen leven. De zedelijke levensvorm, die ons voor het gemeenschapsleven mi en voor de toekomst voor de geest staat, noemen wij socialisme" (De dag van morgen, blz. 80).

Waren de schrijvers van het Communistisch Manifest van 1848 zich bewust, dat hun actie op de toenmalige samenleving de indruk maakte van „ein Gespenst", een spookachtige verschijning, die door Europa rondwaarde, ook al wilden zij met hun Manifest aan hetgeen zij oordeelden te zijn het sprookje van het spook een einde maken, het beeld van het tegenwoordige Socialisme vertoont bepaald zeer humane, veel zachtere trekken, waar het zelfs voor ons treedt in de verlokkende gedaante van de moderne theoloog in toga, die voor zijn secularistisch gemeenschapsideaal, behalve het arbeidende massa-proletariaat ook de andere bevolkingsgroepen wil winnen, om ook dezen om te buigen in socialistische richting.

Zo wil dit Personalistisch Socialisme de , , Vermassung", de tot massa wording, de ontpersoonlijking, nivellering en ontbinding van het leven tegengaan, door het ontwerpen en vormen van banden van levensgemeenschap voor de mens. Dit alles staat dan onder de signatuur van het „Primaat van de Arbeid", die deze levensgemeenschap in het aanzijn moet roepen en onderhouden. Men streeft ernaar, " dit ideaal tot werkelijkheid te maken o.a. door een sociale ondernemingspoUtiek in het bedrijfsleven, die gericht is op gemeenschapsvor-ming, zowel in de afzonderlijke ondernemingen als in de bedrijfstakken. De homo eeonomicus als product gezien van het kapitalisme hoopt men zo te doen plaats maken voor de personalistische socialist en een socialistische samenleving. Zoals bekend heeft men zich niet alleen uit het kamp van hen, die zich Vrijzinnig Christen noemen ingezet voor deze gemeenschapvormende activiteit binnen het kader van de Paxtij van de Arbeid. Men denke aan de toetreding van de zeven Amsterdamse Hervormde Predikanten in 1945; door Barth en Brunner zijn ook anderen uit de Grote Kerk gaan meewerken in de rijen van het democratisch socialisme. Daarbij wordt nog wel gesproken van verschillende overtuigingen, waardoor men verplicht is, gelijk in het Voorwoord van „De weg naar de Vrijheid" wordt betoogd, voor bepaalde gebieden halt te houden. Blijkbaar vormen naar het inzicht van betrokkenen de verschillen hier geen tegenstellingen, de anti-these ontbreekt ten enenmale, daar men verklaart, „dat de verschillende overtuigingen elkaar ontmoeten in het aangeven van de weg, waarlangs de mens zijn vrijheid schoner en beter zal kunnen beleven dan tot dusver." Doch daarmee ligt dan ook onverbloemd, ondanks schijn van het tegendeel, de gemeenschappelijke, zuiver humanistische levenswortel, die al deze groeperingen samen verbindt, bloot. Men moge dan verklaren, dat de Partij van de Arbeid allerminst onverschillig staat tegenover de .levensbeschouwelijke achtergronden, dat zij het waardeert, wanneer de leden aan hun levens- en wereldbeschouwing als grondslag hunner politieke overtuigingen uitdrukking geven, tot een echt waarderende, en dus in die waardering ook schiftende en noodzakelijk scheiding makende taxatie kan zij • zich niet begeven. Daarom is alles wat, de klok slaat: de mens, zijn persoonlijkheidswaarde, zijn gemeenschaps- en normbesef en zijn levens- en wereldbeschouwing. Van de God der Openbaring weet dit personalistisch Socialisme niets af. Het gaat alles om de mens en zijn dienst aan de menselijke gemeenschap, slechts daarvan kan men gemeenschappelijk in partij-verband spreken.

Voor God en Christus is er in deze personalistische gemeenschap geen plaats, welke door deze gemeenschap voor Hem ingeruimd zou zijn. Humanistisch noemden wij dit socialistisch gemeenschapsidealisme, omdat het alleen maar spreekt van dienst aan de mens en van geen dienst aan God, die toch het voornaamste is en de dienst aan de mens moet normeren en heiligen, kan spreken. Het kent en erkent geen God en daarin schuilt zijn nameloze armoede; het geeft geld uit voor hetgeen geen brood is en zijn arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan, ook niet de honger naar gemeenschap. Die verzadiging wordt slechts verkregen in de levens- en werkgemeenschap van het eeuwig Verbond, waarover wij worden aangesproken

in Jesaja 55.

P. GROEN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 augustus 1952

De Reformatie | 4 Pagina's

Gemeenschap in de arbeid

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 9 augustus 1952

De Reformatie | 4 Pagina's