Het kerkverband der Nederlandsche Gereformeerde Kerken, gelijk dat gekend wordt uit de handelingen van den Amsterdamsche Kerkeraad in den aanvang der 17e eeuw - pagina 191

BIJLAGE J , DE DIENST OP DE SCHEPEN EN IN DE KOLONIËN.

189

35 OCT. 1618. — Hebben haer aengeboden om tot siekentroosters op Oost-Indien te laten gebruken dese navolgende persoonen. Pieter Jortansson Backer. Bogier Heyndrixs W e v e r . Heindrick Teewess Cuyper. dese 8 syn boven gementioneert. Cornells Maes kokermaker in Baefgens steegh. Wessel Gerrttsson wollecaerder, op D ' Elands graft. Henrich Jansson bomdenmaker Inde Ridderstraet. Pieter Jansson Caffawerker inde boor straet. Gomelis Lubbertss braeij sehoemaker achter Benninxhuysen. Adam Jacobss kleermaker in ^S* Claes straet. Herman Hendrixs kleermaker inde bloemstraet. Dese sullen oudersoclit worden, Door D. Geldorpiwn end D. Rudolphum. (Protoc. IV, fol. 300). 1 NOV. 1618. — D. Geldorpius end D. Rudolphus hebben gerapporteert hoe Dat sy Volgende haren last hebben de bovengestelde P e r soonen ondersocht, end weynige bevonden examinabel, Dan dat sy voorde bequaemste bevonden, Wessel Gerrits, Cornells Maes, Adam Jacobson, Cornelis Lubbertss. ooek Heindrick Thijess. die van zelf daerby gecomen is, end hier boven niet en staet. Is goetgevonden datmen noch sal ondersoeken Pieter Joriaenss backer, Rogier Hendrixss wever end Heyndrick Teewess cuyper, end tot dien eynde salmen hen beschryven van Koudyek per Joriaenss backer, dit sullen doen D. Budolphus end D. Geldorpius. D. Kief en J. van Sivoll. (Protoc. IV, fol. 300). 15 NOV. 1618. — D. Ursinus met D. Heydano rapporteren gevisiteert te hebben, eenen brief van Adriaen Jacobson Hulsebos, Predicant tot Jacatra, ende daer vuijt hebben getrocken, eenige grauamina, ende syn dese naervolgende 1 Oft den Doop voor goet gekent magh worden, die bedient is door Cooplieden, Ondercooplieden, Assistenten, oft andere persoonen, die d a e r toe door de Kercke, niet en sijn geauthoriseert. Is geresolueert een g r a uamen, daervan vuijt te schrijnen, naer het Synodus Nationael. 2. Oft de beroepen Predicanten in Oost-Indien synde, macht sullen hebben, proponerende Cranckbesoeckers, te geuen de macht, om in tydt des noots synde, te doopen: Ende wederom soo der seluiger eenige, haer misdragen mochten, de seluige met voorgaende weten, ende toestemmen der Ouericheijt aldaer, niet en souden vermogen, van sulcken dienst af te setten. Is geresolueert op het eerste lidt, dat sij communicatis oonsiliis, met de nabuerige predicanten, ende Collegien, sullen, in casu necessitatis, mogen toe laten, den doop t'administreren. ende wat aengaet het tweede, dat sij oock met aduis van de naeburige Collegien, de Predicanten, prouisionelijck sullen mogen suspenderen, die hen misdragen. 3. Hoemen leuen sal met de gevangene, die te voren bij de P o r t u gijsen getroudt syn, oock noch haer ehegaede daer int leuen hebben, ende nu bij de onsen, in geduerige gevanekenisse schijnen, te sullen moeten blyuen, ende begeren te trouwen, om dat sy haer niet en connen onthouden, oft men de seluige wederom sal mogen laten trouwen, oft niet. Is daerop geantwoort, datmen alle vlijt ende naersticheijt moet aen wenden, om de vrouwen te brengen bij hare mannen, ende wanneermen

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Printen