GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De geldigheid van de oude kerkenordening der Nederlandsche Gereformeerde Kerken - pagina 16

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De geldigheid van de oude kerkenordening der Nederlandsche Gereformeerde Kerken - pagina 16

Rede, gehouden bij de overdracht van het Rectoraat der Vrije Universiteit

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

14 den 1), zij konden destijds geen van allen voor de Overheid optreden, ballingen als zij waren, gelijk de leden der Synode zelven ^). En niet slechts moest nu buiten de Overheid alles omgaan; maar men moest ook buiten de grenzen bijeen komen; en men moest zelfs bij de voorbereiding zooveel geheimzinnigheid in acht nemen, dat tijd en plaats van te voren bijna aan niemand bekend konden zijn, tenzij dan aan het zestal vertrouwden, aan wie de bepaling was opgedragen, en voorts natuurlijk aan de leden zelven ^). En toch was men daar te Emden volstrekt niet bijeen, gelijk drie jaren vroeger te Wezel, als een kring van broeders, die slechts voor hunne eigene personen konden spreken en handelen. Er was aan de samenkomst heel wat voorafgegaan. En juist daarin lag de grond van hun recht. ') Het boven gezegde blijkt duidelijk uit een brief van Gaspar van der Heyden, die praeses van de Emdensche Synode geweest was, aan Arnoldus Cornelii,d.d. 25 September 1573, waarin o. a. voorkomt: „'t Wondert my seere dat syn Excel. Synodum Embdanam soude misprysen, daer ons D. Aid. eer wy er henen ginghen anders geseyt heeft, ende het doetnv vele aehterdenckens hebben wat dat bediedt lek sorge wel ten deele dat het quaet is, dat hy niemand by hem heeft die Christus saken wat meer diene. lek wil haest met Dath. en Taf. daarvan spreken", enz. (uit M. F. van Lennep, G. v. d. H., Ed. 1884, blz. 208). Dat de Prins niet geheel tevreden was met den afloop van de Emdensche Synode, is uit zijn toenmalig standpunt ook wel te verklaren. Eene nauwe vereeniging met de Lutherschen in Duitschland achtte hij destijds nog volstrekt noodzakelijk; en daarom had hij er door Marnix bijzonder op laten aandringen, dat de Emdensche Synode al het mogelijke doen zou om zulke eenigheid te bevorderen, ook door aanneming van den naam der Augsburgsche Confessie (vgl. de artikelen van de Prov. Synode te Bedtbur van 3 en 4 Juli 1571, en de punten die door de Kerken van Keulen in de Prov. Synode te Aken van 9 Sept. 1571 werden ingediend; hierachter in Bijlage I afgedrukt). De Synode echter had volstrekt niet daaraan voldaan, maar had juist integendeel haar Gereformeerd standpunt zeer beslist doen uitkomen. En nu is het zeer natuurlijk, dat dit later door den Prins werd afgekeurd. Met die onderstelling laten zich de straks aangehaalde woorden van Van der Heyden ook zeer goed vereenigen ; vooral omdat deze zeer sterk anti-Lutherseh was: toen hij in 1562 nog predikant was bij de Nederlandsche vluchtelingen-gemeente te Frankfort, was hij over de verhouding tot de Lutherschen zelfs in strijd geraakt met zijn ambtgenoot Petrus Dathenus, die te dien aanzien veel gematigder en verdraagzamer was (vgl. de uitvoerige brieven die Tan der Heyden en Datheen, onafhankelijk van elkander, aan Calvijn geschreven hebben, om advies en bemiddeling van hem in te roepen, en de brieven, waarin Calvijn op hun beider voorstellingen heeft geantwoord; te vinden, deels in Calvini Opp., Ed. Brunsv., Vol. XIX, p. 396—398, 461—463, en 522—529, deels in M. F. van Lennep, G. V. d. H., blz. 197—203; welke twee uitgevers echter, daar zij elkanders stukken niet kenden, van de zaak zelve geene juiste en volledige voorstelling kouden geven). ") De medewerking van den Prins van Oranje was dan ook ingeroepen, geenszins wegens eenig Overheidsgezag dat hem zou zijn toegekend, maar „van weghen der authoriteyt die sijne V. G. over ons heeft, als onser aller Beschermheer zijnde'' (uit een brief van de Kerken te Keulen aan den Prins, d.d. 22 Aug. 1571 ; hierachter in Bijlage I afgedrukt). — Bovendien heeft de Prins wel medegewerkt, maar zich toch op geenerlei wijze rechtstreeks met de Synode ingelaten; noch vóór, noch gedurende, noch na hare samenkomst; anders zou haar praeses daarvan natuurlijk wel iets geweten hebben (zie de vorige noot). ") Vgl. de hierachter in Bijlage I opgenomen stukken; vooral den brief van de zes gedeputeerden voor de samenroeping der Synode aan den Kerkeraad van de Nederlandsche vluöhtelingen-gemeente te Londen, d.d. 24 Juli 1571.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1889

Rectorale redes | 110 Pagina's

De geldigheid van de oude kerkenordening der Nederlandsche Gereformeerde Kerken - pagina 16

Bekijk de hele uitgave van maandag 21 oktober 1889

Rectorale redes | 110 Pagina's