GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 168

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 168

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

2 minuten leestijd Arcering uitzetten

i6ê suos electos in horrenda peccata prosternaf', opdat ze daardoor zouden leeren „quia ipsi non sint, qui bene velint aut currant" (I, 2, p. 228). De voorbeelden van een Manasse en een Paulus hadden Luther geleerd, dat de bona opera praeparatoria waarlijk niet altoos de weg zijn, om tot deze justificatio te komen. Maar hoezeer Luther uit diep religieus besef niet alleen de justificatio zelf, maar ook de praeparatio ad justificationem alleen aan de genade Gods toeschrijft, hij verzwakt daarom den ethischen eisch nooit: „pro hoc instanter orandum, discendum, operandum, castigandum, donec ista vetustas eradicetur et fiat novitas in voluntate; non enim dabitur gratia sine ista agriculiura sui ipsius" (I, 2, p. 93). Deze justificatio komt dan ook niet tot stand puur mechanisch, doordat de zondaar zonder berouw of verootmoediging zich achter Christus verschuilt, maar ze moet volgens Luther altoos worden voorafgegaan door de zelfvernedering van den mensch. God geeft alleen den nederigen genade, is de grondtoon in dezen commentaar. Luther ziet dan ook niet in onze vleeschelijke lusten of uitwendige zondige daden, maar in de superbia cordis de schrikkelijkste uiting van de verdorvenheid onzer natuur, vooral wanneer deze hoogmoed zich in eigengerechtigheid openbaart en de mensch zich niet als zondaar voor God wil erkennen. Zoolang deze superbia voortduurt, kan God ons niet rechtvaardigen, want alleen „propter humilitatem et gemitum fidei" wordt de justificatio ons geschonken (I, 2, p. 118). En deze humiliatio, die de conditio sine qua non is voor de justificatio, komt alleen door het geloof tot stand: „Hoc autem non prestat nisi fides. Quia non magnitudinem operum, sed mortificationem veteris hominis requirit Deus. Non autem mortificatur nisi per f idem, qui humiliat sensum proprium" (I, 2, p. 241, 242). Deze humiliatio kan nooit diep genoeg gaan, aangezien zelfs de „spiritualissimus homo" de „profunditas infinita male voluntatis" niet volkomen erkennen kan, „quia vident se nunquam posse plene videre quam profunde et quousque mala sit eorum voluntas" (I, 2, p. 73). Zij is dan ook niet in de eerste plaats de vrucht van ons eigen zondegevoel, maar van het geloof in wat Gods Woord ons zegt: „etsi nos nullum peccatum in nobis agnoscamus, credere tamen oportet, quod sumus peccatores" (I, 2, p. 69). Door ons voor dit Woord Gods te buigen en het als waarachtig aan te nemen rechtvaardigen wij God „in sermonibus suis", gelijk de Apostel Paulus in Rom. 3, 4 zegt, want wij verklaren dan, dat God „iustiis et verus est", zelfs wanneer Hij ons veroordeelt en doemschuldig verklaart. Ge-

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 168

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's