GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 76

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 76

Rede bij de overdracht van het rectoraat aan de Vrije Universiteit

3 minuten leestijd Arcering uitzetten

66 hebben gedaan, die op den duur voor zijn gezondheid nadeelig zijn geweest. Schrijft Luther daarentegen in 1516: „confiteor tibi quod vita mea in dies appropinquat inferno, quia quotidie pejor fio et miserior" (ENDERS, Luthers Briefwechsel, I, 76,) dan slaat dit volgens Denifle (t. a. p. I~, 388, noot 8) alleen op Luther's „moralischer Zustand", niettegenstaande uit heel den inhoud van den brief duidelijk blijkt, dat Luther hier over lichamelijk lijden spreekt. Het beste bewijs, dat Luther niet overdreef, toen hij zich zelf als een „abgezehrterKlosterbruder'" voorstelde (DENIFLE, Luther, I-, 389 drijft hiermede den spot), ligt wel in het portret, dat Kranach in 1520 van hem schilderde en dat geheel bevestigt, wat de humanist Petrus Mosellanus, die Luther in 1519 in Leipzig zag, van hem getuigde: „er sei so schmal, so ausgemergelt, dasz man ihm fast alle Knochen zahlen könne" (zie dit citaat bij KAWERAU, t. a. p. p. 446). Voorts mag ik voor deze „boetedoeningen" wel verwijzen naar WALTHER, Fiir Luther wider Rom, p. 452—459 ; W. KÖHLER, Ein Wort zu Denifle's Luther, p. 27; H. BOEHMER, Luther im Lichte der neueren Forschung, p. 30 en vooral 0. SCHEEL, Die Entwicklung Luthers, in de Schriften des Vereins für Reformationsgeschichte, Jahrg. 27, Heft 100, 1910, p. 74 en v.v. en 80 en v.v.; en voorts naar de werken, die over Luther's jeugd handelen, zooals o.a. G. OERQEL, Vom jungen Luther, Beitrage zur Luther forschung, Erfurt, 1899, en BENRATH, Luther im Kloster, 1505—1520, in de Schriften des Vereins für Reformationsgeschichte, N". 87. Het tweede punt, waarop zich de aanval van Denifle richt, raakt het verhaal van Luther, dat hij in het klooster zich „Gott oder Christus nur als s t r e n g e n , s t r a f e n d e n Richter, nicht als b a r m h e r z i g e n Gott und Vater" voorgesteld heeft, „und zwar aus Schuld der Kirche", gelijk Denifle t a. p. I-, p. 399 het uitdrukt; daarmede hangt dan saam, dat Luther getracht zou hebben met allerlei goede werken God te verzoenen, de voorbede van Maria en de heiligen zou hebben ingeroepen en de grootste angsten voor Christus zou uitgestaan hebben, die hem bijna tot vertwijfeling zouden hebben gebracht. Vooral over deze „Schrecknisse", die Luther zou doorleefd hebben, zijne „pavores et dolores", (zooals Melanchthon ze noemt in zijn biographic van Luther in het Corp. Ref. VI, p. 159) gaat de strijd. Denifle geeft hier wel geen citaten uit Luther's werken, maar het is duidelijk, dat hij het oog heeft op verschillende uitspraken van Luther, zooals ik hier enkele mededeel, om te doen zien, wat Luther eigenlijk gezegd heeft. Luther spreekt hierover bijv. zeer breed

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's

Het zedelijk karakter der Reformatie gehandhaafd tegenover Rome - pagina 76

Bekijk de hele uitgave van donderdag 20 oktober 1910

Rectorale redes | 192 Pagina's