GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERS-SCHOUW.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERS-SCHOUW.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

Nog eenige recensies.

Hier laten we nog eenige recensies over onze „Reformatie" volgen-

„De Heraut":

Het plan is, izooal-j men ziet, grootsoh opgevat.

Graarnie roepen wij dit nieuwe blad een hartelijk welkom toe. Het i& uitnemend, dat de gedachten, die ook in dezen kring leven, tot uiting komen. En tegenover veel "wiat in ons kerkelijk leven metterdaad te conservatief was, te versteend, zich te veel vastklemmend aan oude vormen, kan het goed izijn, dat de vensters van het buis worden opengezet en een nieuwe wind door de kamers waiait.

Met belangistelling wachten we af, in welke nieuwe banen dit blad ons kerkelijk leven leiden zlal.

Het eerste nummer, ons toegezonden, is rijk aan inhoud en uitnemend venzorgd.

Zulk een blad is. metterdaad een aanwinst voor onze Christelijke pers.

„Oude Paden": ,

Wij begroeten de verschijning van dit zusterblad met vretogde. Het heeft de bedoeling de door de reformatie aangegeven lijnen van onzen tijd door te trekken, en daarbij' rekening te houden met de vnaagistukken, die thans op den voorgrond treden. Het wü dus waken voor versteening'. Ook leiding igeven aan de beweging der „jongeren" voor zoover dezen op den bodem der belijdenis staan. Het eerste nummer geeft voornamelijk een program van werk-/zaamheden aan en licht dit naar verschillende zijden toe. Zien wij bet wel in, dan is het blad voomjamelijfc bestemd voor de intellectueelen, die zich rekenschap van de diepere levensvragen geven en in aanraking met de tegenwoordige geestesstroomingen komen. Toch jzial het blad ook heel wat geven voor de minder wetenschappelijk onderlegden. Zoo vinden wij er rubrieken in onder de hoofdjes: Uit de 'Schrift, Kerkelijk leven, Uit het politieke en sociale leven, Zending en. Evangelisatie, Aan een j'O'Ugeren tijdgenoot, Uit de huitenlandsche kerken, enz. Moge het de redactie g-elukken onder 's Heeren .zegen mede te larbeiden, niet slechts aan de verb reidi(ng^ toiaiar, .aooals er in den koop staat, ook aan de ontwikkeling van het Gereformeerd leven!

„Friesch Dagblad" geloioft, dat er aan een blad als het onze dringend behoefte blestond en zou het (den ramp achten voor onS Gereformeerde leven, als het weer veirldwijtnieïi moest. Maar het heeifli ook een opmerking.

Eén O'pmerkingi hébben we wèl.

De redacteuren en medewerkers zijn op enkele uitzonderingen na THEOLOGEN.

Nu izija dat oiig, etwijfeld knappe menschen.

Maar ze weten toch niet alles.

Was bet daarom 'niet beter geweest, ook niettheologen lajan de redactie van „De Reformatie" te verbinden ?

Dat enkelen als medewerker eijn: aangezocht, bewijst reeds, dat er geen principieel baz.waar kan izijn. Bovendien eischen rubrieken als Sociaal Leven, Litteratuur en Kunst ee-a izóó veelzijdige ontwikkeling, dat één man deze op den duur' niet voldoende • verziorgen kan.

Maar de practijk eal in dezen wel leeren hoe 't moet.

Voorloopig bevelen we 't blad gaarne aan.

Ieder die op-, de hoogte wil blijven, die ontwikkelende, en toch 'pakkende lectuur op kerkelijk gebied wü lezen, neme „De Refdrmiatie".

„Er izijn al .zooveel kranten, zegt deze of gene."

Dat is waar.

En kunt ge die niet alle lazen, zooials vanzelf spreekt, kies dan' de beste en de meest voor u geschikte Uit.

De Reformatie" ; zal daarvian één zijn.

Dat is toch wel wat ondeugend gezegd: theologen zijn knappe menschen, maar... ze weten toch niet alles. Wij zonden daarop met Eliza kunnen antwO'O'rden: „Ik weet het 'Ook wel; zwijgt gij stil." Toch zou 'dit 't „Friesch D'agblad" niet bevïedigien. Daarom wil ik hierbij' nog enkele kantteekeningen maken. Reformatie is allereerst een kerkelijk begrip. Daaruit volgt vanzelf, dat 'theologen wel de eerst aangewezenen zijn om hierin hun stem te laten hooren. Voorts hebben we het genoegen een zevental hO'Ogst bekwame' niet-theologen onder onze redacteuren en medewerkers te rekenen en naaï den 'goeden regel behoort mien niet alleen te tellen> imiaar ook te Wegen, nietwaar? Eindelijk zou ik' den raaJd willen geven eens een poosje de 'ontwikkeling van ons blad aan te zien, eer men in dezjet aangelegenheid een oordeel velt. Een redactie m, ag vanzelf niet uit de school klappien. Maar dit mag ik wel verzekeren, dat 'de me'dewerking' van niettheologen haar zeer welkom is. Hoe men licht een beetje voorbarig kan worden bewijst „Reformata", die zich reeds in onze kolominen deed hooren. Zij verwonderde ér zich over, dat tusS'Chen zooveel „koene mannen" zioh geen enkele vrouw hevo'nd. Zij' maakte 'daaruit vragenderwijs een onjuiste gevolgtrekking. Want, behalve wat ik daarover reeds schreef, berichtte de secretaris van ons Moderamen mij', 'dat eenigen tijd geleden al gepoo'gd was een meidewerkster — en ni& t de 'eerste de best — aan ons blad te verbinden., maar 'deze kon haar steuny voorloopig - althans, niet toezeggen. Men bedenkei, 'dat onze „Reformati'e" in baar eersten groei is en heb'be daarom .een weinig geduld.

Anonymiteit in dé pers.

Een pete'schonwar stelt vanzlelf vieel belang Jn alles wat op de perS betrekking heeft. Daarom) volgt hij met interesse het joumalistencongres, da-t dezer 'dagen in Rotterdam wordt ge'houden en waarop lOO'k over bovenstaand onderW'crp gehandeld wordt. Ik idenk, dat dit niet alleen een persschouwer, maar ook vele lezers interasseert, omdat dit punt deh laatstien tijid nog aleens 'ter sprake is gekom'en. Ook in onze kringen, vooral in verbau'd met wat de „N. Rott. Qt.'-' in haar .Kerknieuws-rubriiek meende zich te mo'gen veroorloven. De heer Lesturgeon van de „Nieuwe Courant" 'dan , is een voorstander van .afschaffing der naamloo'shei'd, de heer Johan de Meester van de ^, N. Rott.. Ct." een verdedijgler der anonymiteit.

Merkwaardig is bet standpunt, dat 'de „N. Rott.. Ct." in 'deze inneemt. Zij' hondt een belangrijk pleidooi voor de leienheid van het dagblad.

Een dagblad is eene éénheid; het is geen vrije tribune, vanwiaar ieder, die , zich. daarop maar een oogenblik. plaatsmimte weet te veroveren, zijne meening .aan do massa verkondigen kan. Het dagblad m'oet izijn een harmonisch geheel, waarin op maatsclrajppelijk, geestelij'k en aedelijfc gebied eene bepaalde richting! wiordt aangegeven.

En te'gen heit argument van den heer LesturgeoHj. dat een hoofdredacteur toch niet alles van te voren kan keuren, voeli het aan:

De hioofdredacteür, al is hij op eenheid va.n het dagblad, dat O'ndor eijne leiding staat, bedacht, b e-h 'O e f t niet lalles te voren te lezen. Eenheid van het dagblad beteekent immers niet, dat alle artikelen, die in de krant versohijinen, precies z'oo luiden, .zooals zij geluid zouden hebben, als de hoofdredacteur .ze zelf 'geschreven had. Wie naar eenheid in het dagblad streeft, tracht niet ernaar, aJan de krant het vo'orkomen te geven, alsof alle 'artikelen uit één pen .z.ij'n gevloeid. Er moet zijn eenheid van beginsel, van strekking, harmonie in de lalgiemeene lijnen, die in het dagblad worden aangewezen. D'eze eenheid kan worden verkregen door bet dagelijksch verkeer van den hoofdredacteur toet de overige redactieleden van de courant, en de Uitwisseling van gedachten, die daarbij: plaats heeft; doordat de leden der redactie in gevallen van twijfel met den hoofdredacteiur overleg komen_ plegen, hem, izoo noo'dig, het geschrevene nog te voren laten lezen en aan izijn goedköarinig onderwerpen. Eenheid moet in de krant worden verkreigen» niet doordat de ' redactieleden er m'aar op los schrijven, waarna dan de hoofdredacteur het geschrevene overeenfcom'stig jzij'n inzichten pasklaar kan maken voor den druk, en als eene so'ort opperrevisor fung: eert, maar doordat hoofdredactie en redactie elkaar hebben leeren begrijpen en zich met elkaar over de aangelegenheden van den dag verstaan.

Wanneer aoo de eenheid begrepen wo-rdt, zullen de leden der redactie van een dagblad inderdaad zijn wat zij moeten wezen: de voornaamste geestelijke mede werkers van de krant, die eigen verantwoordelijkheid dragen tegenover den leider van het blad, en niet schrij'fmacbines en oo'piïsten met een controleur in den ru'g. Zoo opgevat krijgen de medewerkers de noodige vrijheid, waarmee aan het geschrevene karakter en persoonlijkheid kan worden gegeven, en waardoor in het geschrevene het leven komt, dat een goed dagbladartikel behoort te hebben.

Voor idiezè opvatting valt veel te zeggen. Alleen vraag ik mij af: hoe-staat ld© welbekend© onbekende „Crereformeerde zijde" daaronder? Hij! hoort he* hiür van den hoof dredacteur: mien neemt zijn stukken alleen op, omidat zij geacht worden met den geest van het blad te strooJten. Dus „G-ereformeerde zijde" vormt m^et dit liberale blad een leenheid^ Is dit niet zijin vonnis? En den w^ om uit dezlej impasse te geraken, snijidt dit blad hem af met de passage:

Dit alles vea-hindert natuurlijk niet, dat het dagblad, V'oorniamelijk in het feuilletonaiistisoh gedeelte, ook soms met den naam vim een schrijver zijin voordeel kam doen. Het komt ook menigmaal voor, dat het dagblad over een bepaald onderwerp het oordeel van een bepaald persoon inroept, omdat mag worden aangenomen, dat de lezers jaist aan de meening of de voodichting van , zulk een bepaa.ld6n peisioon over dat bepaalde onderwerp bijzondere waarde aollen hechten. Zoo b.v. de meening, van Lorentz ovei-een actueel natuurkundig vraagstuk, het loordeel van Tiarrasch over eene schaakpartij enz. Wij plaatsen ook gaarne b.v. een; „prof. Cassel schrijft ons", dat aan het artikel het karakter geeft van een laan de redactie gerichten brief, voor welks inhoud de schrijver dan vanzelf aansprakelijk blijft. In iZuJke gevallen komt het juist aan op den persoon, die het artikel schrijft, en het artikel .zou dikwijls veel van zijn waarde verliezen, izoo bet anoniem verscheen. Doch deze gevallen Staan buiten het vraagstulc, dat het journalistiek ooogTes bazig zal houden.

Intusschen wondt door dit alles duidelijk, dat met het dagblad ©en jiieuw gezag is oipgekoimen. Zij, die het kerkelijke giezag niet dulden, leveren zich niet zelden geheel aan het gezag van een O'f anderea krant o^ver len Idan dikwijls een vem. tegenoverge^ stelde richting. M'en luistere naar wat de „N. R. Ct."' nog opmerkt.

De heer Lesturgeon voert, op de keper beschouwd, niet veel meer aan, dan het belang van den jiournalist, die door het onderteekende artikel meer naar voren izou komen. Tegen deze enghartige opvatting izouden. wij het congres van journalisten, dat Zaterdag bijeenkomt, willen waarschuwen. Het onder-- teekende artikel aou heel wat desillusie geven. Jolian de Meester wijst daar terecht op.

Menig ai-tikel, al of niet bijgestoofd, verbeterd of veranderd in de keuken der krant, onüeent nu Kijin gezag a; an de krant, omdat men weet, dat het luiting geeft aan de meening en opvatting van de collectiviteit „vrij", die de redactie is van het blad; het , zal meer gezag hebben naarmate de eenheid, die in die collectiviteit hèerschen moet, voor het publiek duidelijker aan den dag treedt. Doch het izou ineens dit gezag en deze beteekenis verliezen^ indien het niet langer door die naamlooize gemeenschap, die „wij" voimen, met hare verantwoordelijkheid werd gedekt, doch als de persoonlijke meening van meneer X of Y (wij kunnen hier uit den aard der , zaak geen naam invullen) ten beste gegeven werd. Zooals men nu aan elkaar vraagt: „Hebt gij gelezien, de „N". R. C", het „HW.", de „N. C." zegt , zus of zoo", zou het dan menigmaal zijn: s, Wie izegt dat? .... O, die maar", indien al het arükel niet geheel ongelezen terzijde gelegd wordt. Menig lartikel, dat nu den schrijver voldoening geeft, en izijn lust in het journalistenvak verlevendigt, aal dan tot bittere deceptie aanleidiOig geven.

Behoort men op grond hiervan niet miet d© uiterst© zorg zijn dagblad te kiezen? Natuurlijk geldleni voor het weekblad andeïe regelen dan voor he'tj dagblad. Bij' bet dagblad inbenesseert het den lezers over het geheel 'weinig, wie eea artikel, uiitgenomen dan hoofdartikelen en driestarren en enkele corresr pondenties, schrijft. Het weekblad verkeert juist , in aiideie coniditie. Daarom besloot o^ok „De E.e!formar tie", dat all© artikelen onderleekend' worden. In den persaxbeid moet niet het belang van den schrijver, oofe niet dat van heit blad, maar dat der lezeirs den doorslag gieven.

Tagorisme?

Nog altijld is ld© pers over Tagore niet uitgepraat

De „'Gier©fo!rmeerd© iKerfe", het oïgaan vaa Idè Confessioneele vereeniging roept Tagore toe:

Tagore, predik het kruis der veiizoening. En, andere, reis teruig naar uw land van de schaduwen des doods; en laat ons in óns Christenland het licht op den kandelaar. Maar .... het is waar ook: „Het licht schijnt in de' duisternis en de duisternis heeft hetzelve niet begrepen." En nu zegt men: ex oriënte lux. Uit het oosten daagt het licht en verblijdt zich over Tagore en over Bo-eddha en vergieet de ster van Bethlehem.

Vrienden, de groote vraag van dezen grooten tijd is deze: ziullen wij Christenen blijven, of wederom heidenen worden.

In „Die Biazuin" oordeelt prof. Honig;

Om meer dan één© reden is dit optreden van den Indiischen philosoof en dichter merkwaardig.

Hier eene gieheele andere mentaliteit dan in Engeland i

In Londen bestond zijn gehoor hoogstens uit 600 personen en hier was de lokaliteit, waai-van gebruik' g; emaalrt werd, steeds te klein.

Ten onzent was de aanblüc van de volle zaal niet steeds dezelfde.

In Den Haag waren 's middags en 's avonds de S%)oiiwen zóó ver in de meerderheid, dat, volgens de bladen, de manp.en nauwelijks in 't oog vielen.

In Amsterdam, Leiden en Rotterdam was 't geheel anders. Daar verdrongen zich om den Indischen wijze naast dames ook zeer vele mannen: hoogllecraren, beoefenaars van de kunst, onderwijsman­ nen, studenten, ja personen uit alle kringen van de maatschappij.

En aam de bewiering, van dr. Hooykaas en den Hoefijzer-oorresponident van bet „Handelsblaid", dat Tagore in wieaen dezelfde predikiag brengt als Jezuis, verbindt hiji d© waaïisdhu'wiïig:

Beide houden staande, dat Tagore in ons land „hetzelfde gepredikt heeft als CMstus". Dat „deze profeet uit het Oosten het oude evangelie weer eens in nieuwen vorm is komen verkondigen". Dat het woord van den Oosterlinjg „Evangelietaai" was.

Ziedaar eene moderne levens-en wereldbeschouwing.

Zoo ver gleed men af.

Zoover is men van het Christendom verwijderd.

Men verstaat niet, dat we slechts door een Middelaar-tot God gaan kunnen, gelijk God eerst in dien Middelaar tot ons afdaalde.

Laat ons dan op onze holede zijn!

Laten we toch het onderscheid tosschen de algemeene en de bijzondere openbaring; , tusschen de valscbe ren de war© religie niet uit het oog verliezen.

En vasthouden aan de Gereformeerde levens-en wereldbeschouwing, ook al noemt men ons dan smalend menschen, die hun tijd niet verstaan.

In hetzelMe blad vraagt prof. Bouwman:

Wat verkondigt deze Dr. Tagore? Wiaarom stellen zoo velen belang in dezen dichter-vrijsgeer? Wanneer wij de geschriften van en over dezen men lezen, dan bekomen wij den indruk, dat juist zij die zoeken naar de rust des harten, maar die met het Christendom hebben afgerekend, uit den mond van Tagore de wijsheid begeeren. Zijn leering is een Indisch theosophiseh-Brahraanistische philosophie, waarin ook nieuwere Westersche gedachten zijn opgenomen.

In zijne zangen gaat hij uit van de gedachte^ die in de oude Upanilshads reeds is vertolkt, dat God immanent is in onze zielen evenals in alle 'dingen. „Gods kracht is in het universum, Gods liefde in de individuëele ziel". De eerste schrede op den wag lot volmaking is de kruisiging van het slechte in den mensoh, de laatste is de liefde. Ascese dus en mystiek is de weg. Kennis is een middel tot het bereiken van het hoogste.

En hij' besluit:

Zoo giaat het. Men verwerpt Jezus als Zaligmaker, en men begroet een leeraar uit het verre Indië, die een weg aanwijst, lan, g: s welken men uit eigen kracht kan komen tot de volmraking. Men begeert • geen vergeving van zonden van Chnstus den 'eenigen ZaJigmaker, maar men luistert liever naar een evangelie, dat is naar den mensch, een evangelie dat leert de vergoddelijking van den mensch. Christus wordt verworpen en men neemt zijn toevlucht tot den voorlooper van den antichrist

De „Geref. Rerkb." van Gorinchem'laat zich aldus uit:

Men heeft hoog opgegeven' van Tagore. Nu, hij staat ook hoog als mjensch. De lamp Gods brandt helder in dien mensch, alleen maai-, 't is niet de lamp des H e e r e n. Men moet zijn verzen maar eens lezen in de vertaling van Frederik van Eeden („Wij-z; angen" en „De Hoovétaier"). Zeker, ge vindt er in de mystieke liefde, die den Schepper zoekt. Hij leest u het lied van Gods liefde af uit het gouden licht, dat danst op de bladeren, de nietsdoende wolken, die door den hemel zeilen, den voorbijgaanden wind, die zijn voorhoofd koelte brengt Het morgenlicht, dat zijn oogen overstroomit, is hem Gods bericht tot zijn hart. „Uw gelaat btUigt zich van boven, uwe oogen zien neer in mijn oogen, en mijn hart heeft uwe voeten aangeraakt". ("Wij-ziangen LIX). Hij heeft Gods liefde gezien, o zeker. Maar niet heeft hij Gods genade geproefd. Hij is een van de beste leerlingen in de school der gemeene genade; maar .zelfs tot de deur van de voorbereidende klasse van de leerschool van bizondere genade dringt hij niet door; hij dan ook niet. En als hij vraagt: „welke macht was het, die mij deed opengiaan in dit onmeetlijk geheimenis als een knop in het woud om middernacht? ", dan is het antwoord niet, dat die macht behoorde aan de genade Gods ., in Christus Jezus. Zijn ontluikend schoon is toch maar heidensch schoon; hij blijft pantheïst, geen Christen. En wel leest hij in de kerk, maar dan in een kerk, die al lang zich daarover heen werkte, waar hij nog niet eens aan toe kwam: Jezus Christen naar de Schriften.

En nu is dit het treurige: dat in de Tagoreweek de kranten de leege kolommen vullen met de leege spraak voor leege harten van dat leege Tagore-evangeli e. Zoo staat het er. Evangelie I Men gebruikt hem als profeet. Afgetobde vertegenwoordigers vian verschrompelend kerkelijk levon werken zich aan hem naar boven en piepen me!: hun dwergstemmetje de menigte toe: „ziet ge nu wel, dat de naam van Jezus Christus nog niet in het vergeetboek mag, want deze Indiër heeft ook respect voor hem; aoudt ge ook dus niet bij ons in de kerk nog weer eens komen, als hij straks weg is? " Zoo moet het evangelie van een heiden in bescherming nemen het evangelie van Christus.

De HaagSich© Post" kan het niet laten een beetje den spot te drijven met het geval.

De prachtige kop, de melodieuze stem, paisschien ook wel het fraaie Oostersche gewaad hebben hun invloed op het overtalrijk vrouwelijk auditoritmi niet gemist. 'Voeg daarbij: het ietwat nevelachtige, zwevende van den inhoud van Tiigore's redevoeringen, , zi00 juist geschikt, om door niemand weersproken, ja door allen beaamd te worden, benevens de min of meer dwepende verheerlijking, waarmee geestdriftvolle ^dames hem omringden en men heeft gegevens genoeg, om het enthousiasme te veAlaren, waarmee de mystieke Oosterling in ons land ontvangen is.

Het beizoek van Tagore heeft er de oogen voor geopend, dat vele moflemei menschen in ons vaiderland voor zichzelf geen vrede hebben. Zullen zij' dien bij Tagore vinden? Zullen we hier een zeker Tagorismie zien oïitwaken? Men overschatte den invloed van Tagoiei niet. Dat hij blijvende sporen zal 'achterlaten geloof ik niet. DiaaJrvoor was zijin boodschap veel te passief. In het Oosten sluimeren ongetwijfeld krachten, welke voor het christendom 'gevaarlijk kunnm wouden. Vooral omdat het West^ in een mentaliteit verkeert, dat zij' al wat uit het Oosten komt gretig indrinkt. Doch een profeet moet iets militants hebben. Men denk© aan Mohammedl, Daarom is Tagore naar mijtn meening voor wereldprofeet niet in de wieg gfelegd. Hiji is te weiniigl krachtfiguUr.

Menschentypen.

Voorzoover ik weet, staat er nu voor van 't jaar geen opvoedkundige mieer op' het lijötj© om ons land te bezoeken. Behalve Tagore hebben we ook Monteisaori len 'Kemschenöteinjer hier geihad. Een lezing van den laatste over „De Psychische Structuur van den Opvoeder en Leeiraar" werd in de „Paedagogische Studiën" vertaald. Daarin onderscheidt hij in navolging van Spranget die volgende inenschentypen:

De theoretische mensch is hiji die in zijn psychische ontwikkeling in hoofdzaak geleid wordt door de wet der objectiviteit, of door een aandrift naai' objectieve kennis. Hij is de mensch, die overal en altijd zich inspant, de werkelijkheid, het diepere weten te vatten.

De phantasiemensch daarentegen, de kunstenaar, wU de werkelijkheid niet objectief doorgronden. Integendeel: hij .zoekt de subjectieve beteekenis der werkelijkheid, zooals hij baar beleeft en wil deze zijn arbeid tot uiting en tot werking brengen. Worstelt de theoretische mensch met den inhoud bij de vaststelling van het verschijnsel, de kunstenaar kampt met den vorm bij de voorstelling daarvan.

De religieus; e mensch wordt in zijn doen en laten geleid door het verbinden van alle verschijnselen en van alle werkelijikheid tot een hoogere eenlieid naar den geest, zoodat de beweging van zijn innei"lijk leven rust vindt in een toestand van volledige overwinniiig, verzoening, en reine vergeestelijking.

Bij den so'& ialen meinsch is het richtsnoer van het leven zijn liefde tot de menschen. Zijn 'diepste drijfveer is niet het kennen, niet het vorm geven, niet het betrekken op het transcendente, maar de reine liefde tot den levenden mensch, met baar solidariteitsgevoel, haar hulpvaardigheid, haar vreugde in het offer voor anderen. i,

De o e c o n o m i S( c h e mensch in Èijn zuiversten vorm wordt gedreven door het „oeconomisch princiep", het streven, met zoo weinig; mogelijk inspanning en izoo gering; mogelijke onlcosten goederen voort te breng; en, te verwerven, te versprei­ den en daaruit voordeel te trekken.

De machtsmenisch ten slotte, tot welk type ook de groote politieke figuren behooren, is vervuld van de begeerte van te hèerschen. Hij tracht altijd en overal op anderen een zoodanigen invloed te verkrijgen, dat de wilsiichting van die anderein met zijn eigen wUsrichting moet samenvallen.

Wanneer er in de werkelijkheid zuivere vertegenwoordigers van ieder wilstype bestonden; , dan had ieder van hen zijn eigen opperste wet in eigen borst: de theoretische mensch de waarheid, de oeoonom, ische menschi de wet van het vooirdeel en het nut, de sociale mensch de wet der liefde, de aestheÜÊche mensch de wet der schoonheid, de politieke mensch de wet der machit en der overheerscbsing, de religieuse mensch de wet der wereldoverwinidag, de wet der verlossing.

Ik zou deze onderscheiding niet geheel voor mijn rekening willen nemen. Inzonderheid komt de religieuse miensch niet tot zijn recht. Maar het is wel de moeite waard' van dit gevoelen kennis te nemen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1920

De Reformatie | 8 Pagina's

PERS-SCHOUW.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 oktober 1920

De Reformatie | 8 Pagina's