GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Atheïstische beweging in Nederland.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Atheïstische beweging in Nederland.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

I.

De Vrijdenkersorganisatie „De Dageraad" heeft zich dezen winter een geduchte actie voorgenomen. Zij wil een tournee gaan maken door ons land en daarbij den ex-predikant Ds. N. J. Pabon rondvoeren, die zal spreken over het onderwerp.-„Mijn afscheid vam d© Kerk". Tevens heeft zij een geschriftje het licht doen zien: „Oorlog aan de Kerk", dat bestemd is om de komende volkstelling te beïnvloeden. Op kleiner schaal is zij plaatselijk aan den arbeid getogen. Te Amsterdam is zij begonnen onze methode van straat-en parkprediking na te volgen. Des Zondagmorgens onder het kerkuur heeft zij lezingen georganiseerd in een schouwburgzaal. Te Rotterdam liet zij biljetten aanplakken: „De mensch moet leven, daarom zullen wij de goden Idooden!" Men kan dit dus een soort van contraevangelisatie noemen. Daarom schijnt bet mij niet overbodig deze beweging eens te bespreken. Een ouderling uit een onzer groote steden deelde mij onlangs meide, dat hem bij zijn huisbezoek bleek, hoe iemand, die nog als lid der Geref. kerk te boek stond, „Dageraadsman" was. Dit voorval pleit er ook voor ons naar dit gevechtsfront een weinig te oriënteeren.

De eenigste bron voor het ontstaan en de geschiedenis van „De Dageraad" is het Gedenkboek, dat zij in 1906 bij haar _50-jarig bestaan het licht deed zien. Niet zonder spijt constaüeert men daarin, dat in de geschiedbronnen over dat tijdvak niet geen .enkel woolid van haar wordt melding gemaakt. (Volgens de regels van de door haar zoo verheerlijkte historische critiek, mag men haar dus met good recht naar het Irijk der legenden-verwijzen.) Wij verkeeren dus ïn de aangename omstandigheid, haar uit haren eigen mond te kunnen oordeelen.. Ik vertrouw, dat b, are geschiedenis zal blijken haar gericht te zijm. Laat ik beginnen met te constateeren, dat de vrijidenkersbeweging is voortgekomen uit het modernisme. De critiek deed in dien tijd van de apostolische belijdenis weinig meer overblijven — naar het saroastisch woord van Zangwill — dan de stelling: „Er is geen God — en Jezus Christus is Zijn Zoon." „Maar" — zegt de geschiedschrijver van „De Dageraad": „Kritiek op den Bijbel en de geloofsartikelen is een gevaarlijke zaak met verreikende consequenties." Wie loochent, dat in den gekruisten Christus als hot ware een loodlijn is gebaand naar God, blijft onafwendbaar eenen cirkelgang maken van liet deïsme via het pantheïsme naar het atheïsme en omgekeerd. Dit zegt het Gedenkboek ook; „Of de vrijdenker zal neigen tot ongeloof woriit geheel bepaald door 'den stand der wetenschap van zijn tijd. Beter nog: door zijne persoonlijke waardesobatting van de resultaten der wetenschap; van zij'n tijd. Zoo zal de een komen tot atheïsme, terwijl de ander zich slechts agnosticüs durft noemfen en een derde het deïsme lof het pantheïsme aanhangt." Hoe heerlijk is tegenover deze onrustige wisseling van gedachten de taak der Evangelisatie: te wijzen de loodlijn naar God.

Als grondlegger der vrijdenkersbeweging in ons land moet beschouwd worden Dr. F. Junghtihin, ambtenaar bij de gouvemementeele kinaplantingen op Java. Deze gaf in 1854 een boek uit ondel* dein titel: „Licht en Sdhaduwbeelden". Op allegorische wijze .bestrijdt hij daarin het christelijk geloof. Vier broeders reizen op Java. De eerste heet Nacht en vertegenwoordigt de orthodoxie. Avondrood, zijn broeder, stelt het pantheïsme voor. Zijn brodder Morgenrood is de volgeling van J^iüchner, de man van „kracht en stof."

De edelste van het viertal draagt den naam van •ag en hangt het deïsme aan. Dag gelooft wel aan een zelfstandige Goddelijke kracht in de hatuur, welke alles naar eeuwig 'werkende 'onveranderlijke wetten bestuurt, maar verwerpt eiken geopenbaarden godsdienst. Junghuhn formuleerde zijn geloof nader in 25 stellingen, waarvan de voornaamste luidde: „Wij gelooven aan een onzichtbaren, grooten en redelijken geest in de natuur, en noemen dien God".

In het vaderland teruggekeerd vereenigde Junghuhn zich met een tiental leden van de onafhankelijke., vrijmetselaarsloge „Post Nubila Lux", welke meest uit Joden bestond, tot de gezamenlijke uitgave van een maandschrift. In het voorwoord noemen zij den godsdienst het werk van „dwepers en bedriegers". Men meesmuilt, als men leest, hoe de vrijdenkers verheerlijkt worden als 'de opkomende sterren aan den bewolkten hemel. Het schijnen dan toch meest vallende sterren geweest Ie zijn! De verschijning van 'dit maandschrift was 'toen reeds bedoeld als eene contra-evangelisatie. De redactie klaagt: „dat de partij van achteruitgang ©n obscurantisme geld noch offers ontziet om door het verspreiden van dweepzieke traktaatjes aan hel blind geloof van de onnoozele menigte voortdurend voedsel te versohaffen". Ook hier geldt zeker: de stijl is de mensch!

In 1855 werd 'de eerste vrijdenkersvereeniging gesticht: in.l. „De Lichtstraal". Een jaar later werd te Amsterdam „De Dageraad" geboren. Men juichte, , dat nu de kiem was gelegd van de Kerk der Toekomst. In deze meuwe kerk deed men ook aan beiligenvereering. Men kan moieilijk zonder lachen in het verslag der vergaderingen lezen: „Allerlei zlmiebeelden van wetenschap als globe, microscoop, verrekijker enz. pronkten op de bestuurstafel." Men kan dit moeilijk anders noemien dan een moderne soort van Feticisme, weinig verheven boven het geloof, dat de wilde aan levenlooze voorwerpen tooverlcracht toeschrijven doet.

De veree, niging wilde in geen enkele richting partijkiezen. Atheïsten waren er in dien kring nog niet en materialisten slechts weinig. Men was vooralsnog beleefd genoeg een God te erkennen, maar kende Hem evenveel macht toe als het Engelsdhe parlement aan Koningin Victoria, heeft iemand ironisch opgemerkt. Men sprak van „den vromen vrij'denker Jezus G^ennesareth." Zelfs stichtte men in 1868 „de eerste vrije godsdienstige gemeente in Nederlamd". Diqze bleef niet lang de eerste, niet omdat er een liijkwam, maar omdat zij' roemloos te niet ging. In haar bloeitijd kreeg het zuiver atheïsme 'en' materialisme de overhand. Behalve de verschillende tijdschriften als: Het Verbond der Vrije Gedachte", „De Rechtbank des Onderzoeks", „De Tijdgenoot op; het. gebied der R^de" en „De bliksemschioht der : 20e' eeuw" (wat 'n humbug 1) kwamen nu de brochures van de pers.' Eigenlijk was deze brochureverkoop het eenige, waarmede men succes had. Van de brochure „Tegenstrijdige teksten in den Bijbel" werden 10.000; van het libel „Dominee, Pastoor en Rabbi" zelfs 47.000 exemplaren verkocht. 7.000 exemplaren van Büohner's „Kracht en Stof" werden eveneens onder de menschen gebracht. Ook bbwoog men zich op' practisch gebieid door te strijden voor neutraal onderwijs, afschaffing van den eed, opheffing van de kerkelijke armenzorg en van de leerstoel voor kerkelijke hoogleeraren aan de Amsterdamsöhe Universiteit.

Het hoogtepunt van bloei werd bereikt tijdens het internationaal congres, flat in 1883 te Amsterdam werd gehouden. Het waren echter maar steeds korte momenten van bloei. Men kan terecht met het Gedenkboek zeggen: „De geschiedenis der vrije gedachte is eene 1 ij d e n s g e s c h i e d e n i s." Dat lag niet aan de tegenstanders, maar aan de vrijdenkers z'èlf. Wel wordt er door hen geklaagd, dat ^, Dageradiaan" als de ergste scheldnaam gold, dien men iemand geven kon; maar wie weet wat bijv. ide Afgescheidenen doorgestaan hebben voor hunne overtuiging, kan werkelijk' voor dat martelaarschap der vrijdenkers weinig voelen. Met beminnelijke bescheidenheid verklaarde een der hunnen: „wij, vrijdenkers gevoelen ons in eene ohristelijke maatschappij ongeveer zooals een christen zich zou voelen in ©ene maatschappij van kaffers!" Hoe groot was echter het verschil tus'schen praat en daad! Terwijl men zong:

„Vrijdenker, waarheen? Daar gij 't zwaard ziet geheven, 't Zwaard mijner beulen, daar vind ik mijn eer. Ik breng mijn hoold voor de vrijheid van denken; Waarheid en vrijheid is. slechts mijn begeer!".

was alles wat men schreef en uitgaf strikt geheim. Het Gedenkboek verklaart, dat dit niet naar het genoegen was van sommige leden, „die ook iets wilden zien, dat wa tvan leen daad zou weghebbeti". Welk een ironie 'ligt er in, die „apostelen des lichts", zooals zij zichzelf noemden, wroetende in het donker en tegelijk hen, die boete en kerkèrstraf leden voor hunne overtuiging, scheldend voor „duisterlingen". Zelfs inet het lidmaatschap ging fi& t soms geheimzinnig toe. In 1880 bijv. gold de regel, dat leden gekozen werden uit de inteekenaren, op; geheim schriftelijk voorstel van drie leden aan het bestuur. Het is .leerzaam te weten, uit welke batterijen de kerk bestookt is!

Met de leden ging het af en aan. Langen tijd hield men lezin, gen voor 10 a 20, ook wel voor 8 a 10 personen. Als men in 1882 239 leden! telt, ij, oemt men 'dit een reuzensprong. In 1883 klom men zelfs tot 500, maar in 1889 was men weer tot 124 leden gedaald. „De overgroote m& erderheid hadidieln zich van hun jeugdige dwaasheid, bekeerid" z^t de geschiedsohrijver. En iets verdfer lees ik: „Op de oude ledenlijsten zult gij heel wat namen vinden van industriëelen, 'dokters en advocaten, toen nog jong, sedert wijzer en ^bezadigder geworden." Deze mutaties maakten, dat de vereeniging kwijnde als eene tei-inglijderes, niet zonde^ii momenten van .o, pleving, ook aan die ziekte zoo eigen. Herhaaldelijk verdwenen de tijdschriften, om dan onder eenen anderen naam weer kort te beT^ leven. Belamgrijke dingen op geldelijk gebied ttiislukten steeds. In 1887 trachtte men tevergeefs honderd aandeelhouders te vinden voor een gezamenlijk kapitaal van 500 gulden. Een bedrag, dat door het armste dorpskerkje veelvoudig wordt opgebracht. Het eenigste wat men jarenlang deed, bestond in het afstemmen van voorstellen "tot ontbinding. Bij' dit alles kwam nog innerlijte verdeeldheid. Spijtig pierkt het Gedenkboek op dal de kracht der kerkgenootschappen ligt in de eeuwige verdeeldheid hunner bestrijders. Het erkent: „Onzfe beste krachten worden besteed om overwinningen op medeleden te behalen." Bj' het 40-jarig bestaan verhief die feestredenaar „Dë Dageraad" als „het hoogste zedlelijke lichaam in den lande". Ontnudhterend laat het Gedenkboek op die snoevende taal volgen: „in werkelijkheid was er in haar boezem een stleieds s'tijfeende tvreiespalt". En volgens dezte zelfde onverdachte bron vertoonde de 5Ö-jarige in 1906: „een beeld van groote versnippering van krachten met een niet te loochenen gevoel van' uitgediendheiid". Ja, zoo citeer ik verder: „Het is een eigenaardig fatum voor onze vereeniging, dat haar jubilea moeten dienst doen als uiterste opwekkingsmiddelen".

Dit kwijnend bestaan moet allereerst hieraan geweten worden, dat het atheïsme nimmer zich heeft kunnen verbreeden tot eene volksbeweging. Ook de geschiedenis Yan de vrijdenkersbeweging In Nederland is eene bijdrage tot het zoogen. ontologisch bewij's voor het bestaan Gods, dat er bij alle volken in alle tijden besef leeft van een hooger Wezen. Aanvankelijk was er tu'sschen de socialistische beweginjg en „De Dageraad" een innig verbani'd. .De meeste personen, die tusschen 1860-1870 in de arbeidersbeweging een rol speelden, zijli als Dageraajdsmannen begonnen. Zij' werden socialist, omdat zij' zeiden met Bebel: „Gij hebt ons den hemel hiernamaals ontnomen, nu willen wij hiem op aai^de veroveren." Weldra kwam er echter in den boezem der vereeuiging zelf botsing tus'schen liberale en socialistische elementen. Toen de socialist Fortuin als, bestuurslid gekozen werd, traden de overige bestuursleden unaniem af. Er werd ©en ander bestuur gekozen, doch weldra ontstond opnieuw een botsing van meeningen, waarop Domela Nieuwenhuis, Dr. Muller en Fortuin uit de vereeniging traden. Nog erger zag „De Dageraad" zich teleurgesteld, toen de S. D. A. P. het standp.unit innam: „God'sdienst is ptivaatzaak". Hierover heft 't 'Geldelifcboek den klaagzang aan: „Door de onlogische opvatting, die door de S. D. A. P. aan de leus „godsdienst is privaatzaak" gegeven werd, kon het niet uitblijven oif deze partij deed alle moeite om godd te doen uitkomen, dat zij' niets gemeen had met de Vrijdenkers. Het werd mode om , de strijd voor de vrije gedachte te gaan beschouwen als een overwonnen standpunt. Het moet echter ten volle erkend worden, dat de laatste opvatting zeer vergeeflijk is, als men let op we^lke fanatieke manier Idoor vele socialistische atheïsten tegen de kerk, kerkleeraars en dien. Bijbel is losgetnokkén.: Heel langzamerhand begint men te begrijpen, dat de latente massa desnoods medegetrokken, maar nooit overdolnderld motet worden".

U zegt het zélf! zou men den schrijver willen toeroepen.

Dat „De Dageraad" werkelijk in plaats van het beeld van eenen vrijdenker, dat van eenen fanatieken dogmaticus vertoont en alzoo zichzelf heeft vernietigd, hoop ik in een volgend artikel uiteen te zetten.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1920

De Reformatie | 8 Pagina's

De Atheïstische beweging in Nederland.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 december 1920

De Reformatie | 8 Pagina's