GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„De Jeugdouderling”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„De Jeugdouderling”.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Inhoud eerst ie artikel. Over den ieugd' ouderli'ng wordt veel gehanïïeld. Dit staat hiermede in verbalid. dat veel gesproken wordt over den ouderling e'ii over de jeugd. Over den ouderling in sohampereni too'n in de N. Rott. Courant, waartegen geprotesteerd werd va'n verschillende zijde. Het Geref. Jongelingsblad met hame de Redacteur, staat er echter in gloed voor. Over „de jeugd" wordt 'niet minder gehandeld in onze dagen.

II.

De critiek, uit taalkundig oogpunt op het woord „j eugdoulderling" uitgeoe^ fend, vindt dan oiok bij' hem geen ingang. Dr H. H. Kuyper bracht daartegen in „De Heraut" onlangs zijtne bezwaren in. En O'ok Dr v. Katwijk in 'de „Rijnlandsche Klerkbod©" vindt het een vervelenden naam voor eene uitstekende zaak. „Ouderling" klinkt volgens hem .al zoO' slap; er ligt heel niet in het krachtige-, dat Paulus en ide andere apostelen tot uiting deden komen 'in het oorspronkelijk© Grieksche woopd. En „jeugdouderling" klinkt naar zijn gevoelen, al heel ongelukkig, zooi dwaas tegenstrijdig, 't Doet zoo aanstonds denk'en aan-©en ouden heer, die zedemeesterend dé jongelui komt bezoeken. En dat is de jeugdouderling niet. Tegenover deze taallmndige critiek voert Ds Vonkenberg in het Bondsorgaan aan, dat de kerkelijke leiding, ^n welke niet (ook van den Bond dan? ) - wel eens achter de practijk aankomt. Zoo ging bet ook in deze zaak. Men telt de jeugdouiderlingen in ons vaderland reeds bij' tientallen. De jeugdouderling zegt: „'kben er ©n ik blijf er!" De functie is in en uit den nood geboren. En de nood vraagt nu eenmaal niet, 'of de noodkreet uw taalgevO'Ol kwetst of sitreelt. 't Zal misschien wel, zoo gaat hij' verder .voort, onze düchuidigheid zijn, maar Ide taalkundig© kwetsuur merkten wij' niet op. Als üi verdrinkingsnood redding wordt geboden, dan is, zoo heeft Dr A. Kuyper ons geleerd, de vraag niet, of de redder die zich te water begeeft, kunstvol zijne bewegingen maakt, maar of hij den drenkeling bereikt len behoudt. En bovendien zullen onze jonge menschen eiken beteren naam dankbaar huid© bieden, mits zij' de ziaak maar krijgen en houden. Nog eens: „de leiding volgt vaak de practijk." En hiermede meenen ook wij' genoeg gezegd t© hebben van den naam „jeugdouderling". 'k Zal. over den naam n^ar zij'n taalkundige vorming heusch niet gaan twisiten of e^en groolen boom opzetten. Dat kunnen wij' andera, zoo echt „Nederlandsch" doen!

Het instituut „jeugdouderling" is er. En we izij'n ook persoonlijk daar danlïbaar voor. Maar; onder eenige groote reserven, gelijk' uit het vervolg pnzer artikelen zal blijken, gaanl wij bepleiten niet d© absolute noodzakelijkheid, van den Jeugdouderling, want daarvan zijn w© niet overtuigd, maar wel het hoog© belang van d©n arbeid van den Jeugdould©rling ten opzicht© van de rij'per'O jeugd en har© organisaties. Het instituut is er. Week , aan - week lezen wijl in on2; © Christelijke bladen, dat hier en ginder een jeugdo'Uderling is aangesteld! of beno'emid. Friesland telt er reeds tegen de ziestig. In Leeuwarden wordt er ©en tweede broddler miöt dit werk belast. En nu ziegt men wel: „ziet, we gaan weer elkander nadoen!" Maai' dit is geen argum'cnt tegen dit instituut in den nieuwen vorm, waarin heit zich nu openbaart, 't Goede malg nagevolgd worden, moet nagevolgd worden. Alleen, het moet nu in onze "Klerken geen mode worden, vergeef mij! dat woord, om maar jeugdouderlinigen aan te jstellen! Want dan krijgt men het gievaar, dat heel deze arbeid tot mislukking zal geldoemld zijln. 't Aalntal zegt nietsl Op de m'annen komt het aan. Friesland heeft meer dan 55 ouderlingen voor den arbeid onider ide jeugd. Prachtig. Maar zijin het allen mannen van de capaciteiten als de heer O. L. Veerman, die, naar iM meen, het eerst door Leeuwairden's Gereformleerd© Kerk tot dezen arbeid is afgezionderd ? Michtin'gten uit Friesland' van zeer Ideskundigie zijlde ralden n& j aan onzen Jongelingsvereenigingen en onzen 'Kierkeraiden beiden heit advies te geven voorzichtig te zijjn. Wij prij'zen de activiteit der Friesch© Afd©eling, die reeds: twetefmaal eene circulaire over dez© zaak aan de ICjerkeraden ia hare provincie verzond, 'die ook Ireedg eene öonfeï'entie miet de Jengdoudjerlingien hield'. Maar and©rzijds staat ook weer dit, dat vde Kerkeraden het hebben gedaan, ^ioUder te wellen, waar, voor het eigeiüijk goed was, ; dat er verder broeders zij'n aangesteld, die bij' allen goeden wille, geen voldoend© ontwikk©ling hebben om raaldsman 'der Jeugdioaiganisaties, hetzij' van jongelingen of jongedochters te zijn. Waar de meesten idezer broeders' nog maar een rnaan'd of vier arbeid©n, zal moeten afgewacht. Wotr'den, ho© het zich ontwikkelt, wat er van komt! Wij' hopen vaiil harte, dat het goed© en schoon© vruchten mogen zijn. Maar dan moet niet alleen op d© qualntiteit of ho'evöelhieid, ni'aar op de kwaliteit of hoedanigheid dezer ambtsdragers voor'dit speciale werk de naidruk gelegd worden.

De arbeid van den jeugdouderling k: a'n van hoog belang zijn èn voor de Kerk èn voor d© , Jeugid-actiel De Kierk van Christus heeft ©en taak te verrichten ook 'in deze zaak. Ze inoiet zij'n ^en is in haar Hoofd ©ene" heilige familie. En hare 'kinderen zijn de kinderen des •VerbO'uds; z© zijin in de gem'eente begrepen ten hebben dus recht op leiding, opi Isteun, op geestelijke verzorging, recht ook op het toeziclit, dat ambtelijk in d© Kerk wordt uitgeoefenld. Nu verwijt men aan jde Kerk' oi, zooveel! De Kerk heeft het in onze dagen gedaan. Zijf krijgt van all© mis^ standen de schuld; haar wordt alles tetn last© gelegd. Ze is conservatief, vo©lt niet den polsslag van deaen tijd. Het is haar schuld, Idat de onverschilligheid op godsdienstig gehield zoo toeneemt. Zij' Wiordt er voor verantwoo'rdelijk gesteld^ wanneer op maatschappelijk terrein tal van sociale vraagstukken maar onop'gelost blij'ven, alsof dat haar taak als instituut optredende, zou zijii. Die K©rk weet zich niet aan te passen aan den geest des tij!ds. Z© bekommert zich niet o-m hetgeen die ziel van zoovele id.uizenden in onze (dagen in gestadige ontroering. brengt. Z© g©ef t geen antwoord op 'd© menigvuldige vragen, 'die onwillekeurig rij'zen in het hart. En miet dit alles, Idat toch reeds zwaar genoeg is, wanmeer het n.l. alles waar was, is het 'zondenregister nog niet vol geschreven. En O'Uze 'Gereformeerd© jongelingön schiij'ven daarbij hü; n klacht: het kerkelijk toezicht op onze Vereenigingen is ve©lszins eene mislukking gebleken! En dat laatste is-helaas waar. Eene hoog© uitzondering .daargelaten, komt er van dat kerkelijk toezicht niets terecht! 't Moet met beschaming gezegd worden, maar de zaak staat zoo. Deze IktaclM der „Gereformeerde Bondelingen" is gerechtvaardigd.

Wij: willen niet voorbijzien, wat 'door de (Kerk als instituuit aptr©denide, gedaan is en wordt voor de rijpiere j'ougd. Die Kerk arbeidt Idoor haar prediking Ides Woords'. Ze werkt door haar catechetisch onderwij's. Ze wil bij het huisbezoek niet alteen samenspr©k©n met de ouders, maar .ook met de kinderen. En allerlei arbeid oaiider 'de jongelingen en jongedochters beeft zij gesteund, stoffelij'k ©n moreel. We stemmen ten volle in met wat Ds Renting van Winters'wijk opmerkt, in zijn belangwekkend referaat: „Het ambt der ouderlkigen len d© rijpere jeugd": „Met waardeering moet d'e veelvuldige arbeid, 'door de Kierk ten bate van de jeugd verricht, worden erkend." En onze jonge^ lingen en jongedochters, die soms zo-o spoedig gereed zijn met hun critiek, moe ben ook vO'Or deze zaleen hun oogen niet gesloten houden.

Toch eischt , der tijden nood een intensievere bearbeiding en samenwerking voor de rijpere jeugd. Wij moeten toch bedenken, d^t onz© jongelingen komen te staan voor allerlei vAgen, die diep iugrijpe'n Sin het 'geestes'leven. Dat vindt zijn O'orzaalc hierin, dat men allerlei inrichtingen van , onderwij: s hezioekt, na het verlaten van de Lagere

School. Ook hierin, dat de proplagalnida vaai ihet ongeloof steeds driester wordt. Courant en boek' doen hun werktag. Daarbij' m'oet gevoegd woridien^ dat de strijid op maatscbapptelijk gebied toeneemt, steeds zwaarder woi^dt. Onze jeugd komt meer dan vroeger in aamrakimg met andersdeinfcenlden. En die .andersdenkeinlden komien met lallerlei zaken aandragen telgen onze Gereformeerde beginselen! Met heel andere zaken, waarmede zij' te maken halddten in hüntne jeiigd, die nu del "50 gepasseerd zij'n. De strijd in zijn wetzeln blijft dezelfde. Greloof en ongeloof vormen, gelijk Goetbe terecbt gezegd beeflt, het diepste them'a , der wereldgeschiedenis. Maar de openbaringeli vam dieto. strijd zijn verschillend. En nu zal miefflaiud mij' tegenspreken, dat die strijd •met name in onze dagen zeer fel gestreden wondt. Men (gebruikt daarvoor de W; apeneln 'der weten}scbap, maar oiofc ider kwakzalverij', der ironie en van den s.pot. En daar staani nu onze jongelingen, dikwerf eenzaam, niet begnepeln in hun vragen door de ouiders, niet gesteund zooals bet wel weliscihelijlk wais door de Klerk, waartoe zij krachtens het Vierbond bebooren. Ejn daarbij' de geest van O'nzen tijd, , ©ens door Dr H. H. Euyper aldus geteekend: „Het geslacbt onzer dagien heeft g'elen ruggegraat. Het js lendenzwak en buigiL met elke richting Imede. Het heeft geen staal, maar melk in de aderen. Het dojet Uj denlcen niet aan de rots, uit graniet gebouwen, maar aap. bet glazig kwaldier, dat ge bij Oostenwind iü menigte ziet liggen op het strand onzer zee ew' dat 'ge kneden en vormen k'unt, zooaliS ge wilt. Meia wil niet meer weten van vaste waar bed en, waaraan m'en, vasl> houdt. Alleis lost zich op in „problem'en", waarvan de oploisising nog .gezocht moet worden en waarbij voor het „contra" en voor het „pTo" evenzeer te pleiten valt."

Wat we daarvoor noodig hebben om weer karakters ook in onze eigen kringen te voirmen is: het opheffen van onze eigen bajnier miet haar eigen kleur. En daartoe heeft de jeuidacitie deol steun ook valii de Kierk als instituut noodig; ja, op dien steun heeft zij! ïecht. Naast alndere middelen, ook' op een andere wij'ze 'dan het befaamde kterkelijk toezicht! Daarvan is reeds gezegd, dat er weinig van terecht gekomen is. Of de ouderling, die voor ééne maamd is aangewezen komt in het geheel niet, of bij' woont lusteloos de vergaderingen bij', omdat hij het leven! der jongeren en der Vereeniging niet meer begrijpt. En rapport van de gedane bezoeken verschijnt maar hoogst zelden op de iKlerkeraadsvergaidering. En 'de pïaieses van den Eerkeraad vraagt er sporaldisch naar bij' bet uitblij'ven v, an bet verslag. Imtaers, er zijin; zoovele landere, mieer belangrijke zaken, die behandeld moeten woiiden. Dubbele, hartelijk gemeenide loif aan die Klerkeraiden, die daarop leen uitzondering mateen. Ze zijh er, Gade zij flank. Maar (deze uitzonderingen bevestigen belaas flien regel, hierboven aangegevem!

Vandaar nu, dat er een roepen kwam' om dezen arbeid van de Berk als instituut anJders te organiseeren. Door den nooid der tijden geboren! Door den .afval der jeugd waHdier gemaakt! Doior bet recht, (dat het zaad der Kierk er op heeft, ge^ (drongen. Ein daardioor werd geboren het instituut van den jeugdooiderlinig, den man, die speciaal wondt lafgezonderd in den k: rin; g der ambtsdragers voor den arbeid ondier (de jeugd, die de Lagere School verlaten heeft.

B. A. KNOPPERS.

Slotwoord van Dr De Moor.

Geachte Redactie,

Neen, tegen zulk schrijVieln ga ik mij niet verdedigen. Ik hoop, dat Ds Huismians' ispioedig' moge inzien, hoezeer, hi| zich met zulk een argdenken tegenoiver God en de mteschen bezot^diigt, len acht het nauwelij!k!s noodig te verklaren, dat de g^^ da ebt e KeMs ^a-nzulkb motieven Iniet in miji is opgekomen. :

Voorts heeft Dis H. geschreven, dajt ik en de waarheid het niet laJitoos met elk'ander eens zij'n. Deze grievenide beschuldiging is alleen daarop jgiebaseerd, dat. ik zij'n artikel van 129 Ocit. beschouw ak wè! over de behandeling van (de Gezanigenquaestie ter Synoide gr.ande, terwijl hij' obitkent |dat dit 'ZOO is. Neem nu eensi laam, dat Ds H. vol^ komen geïijk heeft, moest hij' dan niet zich ertoe beperken, aan , ee[n, vergissing bij' mij te denken? Mag bijl op glrond daarvan mij van leugens beschuldigen, ja zelfs van leugenachtigheid in het algemieen? Ik! begrijlp in 't geheel nieit, hoe mijn collega en oudnstudieik'ameraad tot ? oo iets kan komen en hoe bijl idat m-et Gods wet oivereenbrengt.

Wat ide zaak zelve betreft: ik ko|n mie niet voorstellen, dat iemand, 29 , Oot. over de Gezangenquaestie schrijlvendei dat niet doet naar aanleiding van (de behandeling ter Synode. Intusschen; acht ik dit nu niet meer onmogelijk, na de verbluffende verklaring, die Ds H. thansj iaflegt, dat bij het Synoidaal rapp'ort zelfs thans... nog niet eens ge'lezen heeft. Zulk star negeeren van een ander gevoelen had ik onmogelijk geacht biji een voorlichter van de publieke opinie.

Ik meende echter, dat Ds H. het over de Synoid© had, vooreerst omi genoem'de riddm, tön twetede omldalt hij! niet alleen mij, doch ook prof. Aal-Iders noiemjde en (najdrukbelijk schreef: „zooi heeft de Synode inzake de Gezalngenkw.estie besloten, en Idat in aansluiting aan de leuze van Dr (de Moor: „In het kerklied alleen Gods Woiord."": Mocht ik desondanks mie in de bddoeling van zijln artikel vergist hebben, dam is dat toch geen leugen of symptoom van. leugehachtigheid !

Dit is mijin laatste woord over ideze zaak'. Op wat er verder miissohien nog over 'geschreven Kal worden, zial ik' het stilzwij.^en bewaren. Mocht Ds Huism'ans genegen zijn, de quaestie in den geest der broederüjfee liefde miet mij te bespreken, dan ben ik daartoe S'teeds bisreid. Doch hijl zou dan eerst zijln grievende publieOde verdacbtm'^iiige'n pjubliek mloieten terugnemen.

Mijn (danK aatn' de Redactie voor de mij' hog geboden plaatsruimte,

J. C. DE MOOR.

Volhardend.

Weer ontvingen we een ing'ezonden stuk van Ds Huismians.

Men kan de taaiheid, de vasthouidendheid, del volharding van .onzen confrater niet genoeg bewO'uderen.

Zijln „Ausidauer" grenst aam het ongelooflijke. Mochten er im idezien slappen tijd onder ons meer mannem miet zulk een aan-en uithoudingsvermogen worden gevomden!

Mits het zich dan vooral richte op belangrijker dingen. • •

Het spijlt ons voor; dein altijd im Ide weer zijinden Poortwachter, idat wij' ditnaaal de poort van ons blad voor hem' gesloten moeten houdem.

Voor de motiveering daarvam verwijzien wij' naar ons vorig numlmer.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1921

De Reformatie | 8 Pagina's

„De Jeugdouderling”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1921

De Reformatie | 8 Pagina's