GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Paschen.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Paschen.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Wie zal den steen vo'or afwentelen? " ons

' Oudergewoonte laten we'ook thans weer de stof, waarover momenteel in deze rubriek' wordt gehandeld, rusten, teneinde te luisteren naar den zang der feestklokken, die het groote feit der verrijzenis verkonden.

Zooals de kjokken in Vlaanderland alle tegelijk spreken gaan op den vooravond van den Baaschdag en in luiden jubel vertellen de glorie van 'Christus* triomf over den dood, zoo hooren wij ook overal in de letterkunde Éaaschzangen ruischen, in een gevleugeld crescendo zich opheffend uit de donkerheid van den Goeden-Vrijdag.

We vinden die Paaschzangen in de oudste literatuur van vrome monniken en devote zusters, we hooien ze ook in de nieuwere letterkunde — één en hetzelfde lied, schoon in velerlei intonatie: een hymne der overwinning en een lofzang tot Gods eer.

We willen thans naar die Plaaschklanken luisteren, nu God ons de viering van het Paiaschfeest weer schenkt. En dan kiezen we ditmaial een gedicht uit de nieuwere letterkunde, dat een onzer bekende dichteressen eenige jaren 'geleden plaa.tste in het tijdschrift „Van onzen tijd". Ik bedoel het gedicht „Paschen" van Albertine Steenhoff—Smulders, dezelfde, die als prozaschrijfster zeer goede historische romans heeft gegeven.

In 'den stijl der moderne literaire kunst doet de 'jiichteres u in haar stof inleven, door onmiddellijk u te verplaatsen. naar een punt, vanwaar ge haar blik volgen kunt. En dan ziet gij' op-den vroegen Paaschmorgen de vrouwen gaan naar het graf, de bezwaarde discipelinnen, nog diep onder den indruk van het fel-snijdend gebeuren der laatste dagen, gebogen onder' haar verdriet over den smartelij'ken 'dood van den geliefden Meester, over de vernietiging van haar hooge en blijde verwachting :

Ze gaan: iiO'g hangt in haar oo-ren ' 't gejoel en net felle gedruisch; en ot ze het: , , Kriiisigt Hem!" hooren weerom voor Pilatus' huis, zóó d'uiken ze in hear mantel en spreken zacht voor zich he©n. Maar de we'g. ligt stil en eenzaam en de vrouwen gaan daar alleen. Zoo stil is de jo'nge mo'rgen, zoo koel en blank en licht!

In de verte ligt de fcruisheuvel, verlaten en doodsch nu, maar voor haar geestesoog zien zo weer alles, wat daar is gebeurd; en ginds, O'verstraald van vrede in het glorende mo-rgenlicht, sluimert de stad, maar in haar ooren schrijnt nog; het gekrijsch, d^t de woelige, straten vervulde. Het leeft 'alles weer "in ze op^ in smartelijke herinnering:

Heur oogen branden van tranen: Ginds staan nog, hooig; O'Pgericht, op den dorren heuvel der schande drie kruisen; daar stierf Hij. de R-a, bboni, de Verwachte van Isrel. En de stad ligt rustig: en blij!'

De Verwachte van Isrel!

Wat blijde bewondering had haar ziel vervuld, als ze getuigen waren van Zijn wondermacht, van Zijn groote daden. Zulk een macht had alleen de Van God gezondene! En ze gedachten het, hoe Hij' hun geliefde Meester was geweest,

Hij, die de duizenden spijsde, die hiui kinderkens tot zich riep, die het dochterke wekte ten leven en stil-lachende zei, dat het sliep;

Hij, die de stommen deed spreken, die de Icreapeleii vroolijk deed gaan, die Zijn dooden vriend bij den naam riep en hem dwong om op te staan; ! Hij, de vriend van de armen, voor - wiens zoete, machtige stem zij; hoeven en hutten vergaten en volgden en hoorden naar Hèm...;

En dan vaart ineens smartvolle verontwaardiging door haar ziel, want toen diezelfde bewonderde Meester daai hing in Zijn bange lijden aan het vloekhout

Waar waren zij, al dien Hij. weldeed, de duizenden? Waai-was hun trouw? Bij het kruis stond naast Zijne moeder één leerling en ook nog, een vrouw......

Dan barst de stil-gedragen smart in heftigheid los:

Al de hope van Isrel verloren! De Vei-wachte in schande gedood! Daar rijst op de kruin \^n den heuvel : ZJjn ki'uis nog in 't morgenrood.

Maar het duurt slechts een oogenblik', want met des te sterker zekerheid gevoelen ze het:

Doch, werd Hiji heel Isrel ten schande haar blijft Hij Rabboni, de Heer, en zij brengen Hem zalve en balsem.

En dan zijn ze uit haar gepeinzen weer in de werkelijkheid terug. Ja, , ze zijn op weg naar 'Zijn graf, ginds in den hof, en ze willen Hem nog eens brengen al de blijkfen van hun aanha, nkelijke liefde, ze willen het voor zichzelf nog eens met daden uitspreken, dat Hij wel waarlijk was haar Rahboni, haar Heère, en daarom gaan ze welriekende zalva en balsem sprengen over het in grafdoeken gewonden lichaam. Maar'dan flitst ineens de vraag door heur ziel, de vraag, waaraan ze nog gansch niet gedacht hebben:

maar, wie wentelt den steen voor haar neer?

De zware steen, die vöór de opening van de graf spelonk is gerold, wie zal die wegnemen? Haar zwakke krachten zijn daartoe niet toereikend — en evenwel, de steen moet weg, willen zij het offer van haar liefde den Meester jjrengen. Nieuwe bezwaren. Naast de raadsels van 't verleden, de vragen van de toekomst! Zoo gaan ze voort, onzeker, vragend, tóch voort, omdat heur hart haar trekt!

En ze komen bij den hof.

In den tuin van Arimathea waar de duistere olijven staan speelt ©en goudein iglaas doof de twijgen nu de zon is opgeg; aan.

Nu staan ze direct voor de moeilijkheid, die ze vreesden, nu ze genaderd zijn tot vlak bij' het graf:

„Hoe zullen wij tot Hem. komie|L? Wie wentelt den steen voor ons al? ...."

Maar — o-, onzegbaar wonder — als ze er zijn, zien ze dat

De Paaschzonne werpt heur stralen Op het wijd-geopend graf!

En, nog van haar verbazing niet bekomen, bemerken ze bij het graf 'een lichtende gestalte, hooren ze een jubelende stem:

„Verrezen! Hij is verrezen Hoe vr-eest ge. Hij is hier niet!" Gods engel zingt voor de vrouwen het eerste ovei-winningslied. Verrezen! Hij, was de Verwachte.

Straks nog hadden de vrouwen deze gedachte, gegrond op tallooze wonder-feiten van den Meester, gegrond ook op den aanhang der duizenden, die Hem volgden waar Hij trdk door het land, in smartelijke tegenstelling gezien met de werkelijkheid, die ze zoo pas hadden doorleefd, bang en ontzettend, toen de Verwachte in de grootste verlatenheid hing aan het kt'uishout, den geest gegeven had en ten slotte was begraven in de spelonk van Arimathea.

En nu — nu hooren ze het uit engelenmond bevestigen, wat ze, ondarik's alles, toch hadden vastgehouden in innige liefde:

Hij, was de Verwachte! Hoog jubelt in zegetoon de stem der oude profeten tot. eer van den •Menscbenzoion. „Verrezen

zoo gaat de engel voort:

„Verrezen! Gaat, zegt het aan Petrus, dat Hij hem is voorgegaan; gaat vrouwen, zegt het. aan allen, dat de Heer' is opgestaan.!"

Dat is de boodschap, die de verbaasde vrouwen ontvangen, staande bij het opien graf, in het verrijzende licht van den Piaaschmorgen: „de Heere is opgestaan".

En dan keert zich de dichteres in den geest tot Maria; en ze vraagt: O, zeg ons

Die nobis, wat zaagt ge Maria?

Het antwoord volgt onmiddellijk!;

„Den ' engel ' in 't morgenlicht, de glorie va.n Christus, mijn hope en den glans vah; Zijn aangezicht."

Zoo luidt deze ï^aaschzang, . die tot opschrift draagt: Q.uis revolvet nohis lapidem? Wie zal ons den steen afwentelen.? .•

Ik trachtte hem te beter te doen verstaian door de verbinding aan te geven tusschen de deelen onderling."

Als een plaat van Gustave Doré is dit gedicht, duidelijk van teekening , en toch eenvoudig van lijn, diep in z'n perspectief en vol in z'n gedachten.

't Is immers de psychologische analyse van den zieletoestand der discipelinnen, die, gaande naar het graf van hun Meester, alles weer doorleven, wat ze hebben gezien, wat haar hoopvolle verwachting bescha.amde, die door Vele vragen worden verontrust maar desondanks toch haar geloof behouden :

al werd Hij heel Isrel ten' schande haar blijft Hij Rabboni, de Heer.

Is de analyse van het geloof, dat juist waar alle aanschouwen en alle bewijs wordt vernietigd, op z'n duidelijkst uitkomt als geloof.

Maar 't is tegelijk de Verrassende teekening van de uitkomst van het geloof, dat den steen weggewenteld vindt, 'en, .alle Vrees beschaamd ziet, dat beantwoord wordï, eer het roept'.

En ten slotte, het is de harmo, nieuze toonzetting van het lied der overwinning, 'het evangelie van den Paaschmorgen: Verrezen, Hij' was de Verwachte!

De aandachtige ' beschpuwihg vaïi dit • eenvoudige gedicht moge ons een Paaschzegën bereiden.

En als men ons straks Vraagt, wat we hebben gezien, toen we op den Paaschmorgen in den geest stonden bij het geopende graf van den verrezen Triomfator, moge ons a, ntwoord zijn dat van Maria:

„de glorie van Christus, mijn hope en-den glans van Zijn aan, gezicht."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

Paschen.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 18 april 1924

De Reformatie | 8 Pagina's