GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De a. s. Synode van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De a. s. Synode van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika.

19 minuten leestijd Arcering uitzetten

II. (Slot.)

De voorstellen aangaiande de Theologische bchool te Grand Rapids namen zoo goed als geheel - oub vorig artikel in beslag.

Over de Zendingszaken (hoofdstuk II) behoeven we niet veel niede te deelen. Niet omdat er geen belangrijke dingen aan de orde komen. M.aar omdat men er te zeer 'de Amerikaanscha toestanden voor moet 'kennen om het goed duidelijk te maken voor onze lezers. 'De Christelijke Gereformeerde Kerk heeft een uitgebreid zendingsveld in China en onder de Indianen. Typeerend voor de Zendingsliefde is zeiker wel het voorstel van den Kierkeraad van Archer Ave:

„De bynode geve instructie aan de deputaten voor onze Heidenzending terstond en met spoöd onze Zending in China te versterken, omdat: • •

1. het geruimen tijd neemt eer de'zendelingen zich in de landstaal kunnen uitdrukken;

2. de (Kerk bij machte en gewillig is ervoor te betalen."

Wij lieten enkele uitdrukkingen spatiëeren.

In de eerste werkt ontegenzeglijk de Amerik'aansche energie, maar ongetwijfeld ook het geloovig bewustzijn: de zaak des Eonings heeft haast.

De tweede gaat voorzeker ook met buiten den Amerifcaanschen volksgeest om, maar getuigt toch oo'fc van blijmoedige gehoorzaamheid a, an het Zendingsgebod.

Voorts komen in dit hoofdstuk nog de Evangelisatie, de immigratie, zelfs 't bouwen vatf pastorieën en kerken ter sprake, en het eindigt met het voorstel om een Algemeenen Penningmeester te benoemen.

Wat zoo'ri man te doen heeft, vindt men hierin omschreven: „De Synode benoeme eenen Algemeenen Penningmeester voor de verschillende kerkelijke fondsen, wiens taak het zal zijn al de gelden, bijgedragen voor verschillende doeleinden, te ontvangen en uit te keeren. Hiermede zou vervallen de positie van de volgende penningmeesters: die der Theologische school en Calvin College, Heiden-Zendingskas, Algemeene Inwendige Zendings-kas, Algemeene kas der Joden-zending, Eerkhulpi-kas, Emeritus-kas en welke andere al-' gemeen e kassen er meer mogen zijn. De Classicale Penningmeesters echter blijven functioneeren, voor het beheer van die fondsen, welke strikt Classicaal zijn, zooals'-b.v. de Kas der Classicale Inwendige Zending, ide E. B. P. Kas, en de Classicale Onkosten".

Of zulk een centralisatie tot haar doel zal leiden, mag, betwijfeld. In Nederland ' deden we mé't de vroegere Generale kassen'niet de beste ondervindingen op. Wij zijn blijde er van verlost te zijn. En dan hebben wij nog nimmer die combinatie van Generale kassen gekend, welke hier wordt voorgesteld.

Doch dit ter loop's.

Voor Amerika gewichtige 'zalien worden 'in het derde hoofdstuk getiteld: „Publicatie Zaken", aan de orde gesteld.

Men ziet hier op den achtergrond den snellen voortgang van het Amerikanisatieproces.

De classis Hackensack wil de Synode Acta 'm. het Engelsch gedrukt zien: Engelsch, zoo argumenteert zij, kan door allen worden gelezen. De redacteur van het in het HoUandsch gedrukte blad „De Wachter" kan er dan wel een uittreksel van geven.

De classis Pella verzocht de Synode te voorzien in de behoefte aan Engelsche preeken ten gebruike voor vacante gemeenten.

De Synodale Commissie inzake lectuur-in de landstaal voor de jeugd ra.piporteert, dat er heel weinig lektuur in de. Engelsclie taal is, welke zonder voorbehoud kan worden aa, hbevolen, geeft een lijst van onderwerpen, waarover boeken dienden te worden geschreven, adviseert een bestaande vereeniging, die zich ten doel stelt zulke boeken te verschaffen, jaarlijks niet drieduizend dollars te ondersteunen, totdat, zij finati'piëèi sterii' genoeg zal zijn om .alles zelf' te bekostigen.

Dat inen zulk een aandacht schenkt a.a.n lektuur voor de rijpere, jeugd, kan nauwelijks'hoog genoeg worden geloofd.

Meer interesseert onzen lezers de kwestie van de Algemeene genade, waaromtrent onder het vierde hoofdstuk voorstellen worden gedaan.

Men lee-rt .er eenigszins de richting uit kennen, welke de Ainerikaansche Kerken wenschöiv||ij? ctó; ; slaan. ....--., ., .-, .

De classis Hackensack vraagt aan de Synode om te verklaren, dat de loochening van de leer der Algemeene Genade strijdig is met de Heilige Schrift en onze Gereformeerde leer en verzoekt, dat de Synode een commissie aa, nwijze om dit onderwerp grondig te bestudeeren en de kerk vooT te lichten.

De classis Sioux Center formuleerde aldus: „Naardien, naar ons oordeel, het standpunt in betrekking tot de Algemeene Genade, zooals blijkt uit het'boek', „Van Zonde en iGenalde", in strijd is met onze Formulieren van Eenigheid, gevoelen wij ons bezwaard; daarom verzoeken wij de bynode deze zaak te onderzoeken".

In gelijken zin uitte zich de classis Hudson. Zij besloot „de eerstkomende Synode te verzoeken zulke maatregelen te nemen als onder de leiding des Heiligen Geestes kunnen strekken om de zuivere belijdenis op het stuk' ider Algemeene Genade te handhaven, en indien noo'dig, nader te adstrueeren, en de rust en vrede in den boezem der Kerk te herstellen".

De classis Muskegon stelt voor: „Die Synode benoeme eene commissie om het onderwerp van de Algemeene Genade aan een nauwkeurig, historisch en leerstellig onderzoek te onderwerpen, om Eclzoo te komen tot eene bepaalde formuleering van dit leerstuk".

Hieruit mag zek'er wel gekonkludeerd worden, dat er een breede stroom in de Christelijke Gereformeerde Klerk in Amerika is, die, alhoewel onomwonden de leer van de Algemeene Genade belijdend, toch niet in een kort geding heil zoekt, ma, ar rustige bestudeering en op grond daa, rvan broederlijke overtuiging van de afwijkende predikanten noodig acht. ' /

Indien de Synode in dezen geest ha, ndelt, zullen wij ons verheugen. De ruwe bijl blijve rusten. Hoezeer ook de propaganda van de minderheid prikkelt, men beware zijn evenwicht.

Wie weet wat een - verklaring, ' zooals onze Synode in 1905 gaf omtrent de leergeschillen, nog uitwerken kan.

Een ander punt betreft the Federal Council of the Churches of Christ in America, of zooals wij zouden zeggen, de Bond van de K er k-en van Christus 'in Amerik'a.

De Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika heeft zich daarbij aangesloten. Maair verschillende classes sturen qp' verbrdk'ing van dien band aan. Zij oprdeelen, dat de bond modern-ethische principes huldigt, de aansluiting in' 1918 voornamelijk haar grond vond in den oorlog, maa, r nu geen . reden van bestaan heeft.

Noemen we nu nog een voorstel om een commissie in zake den Eeredienst niet te continueeren, waarlDij als eerste grond wo-rdt opgegeven „ex bestaat zeer weinig uitzicht — vooral sedert de besluiten v'an de Synode van Utrecht, in deze materie , ook bij ons den moed benemend — op, eene betrekkelijk spoedige invoering van eene verbeterde „Order of Service"."

Zoo doet dan onze Synode haar terugslag gevoeliBU op de Chr. Geref. Kerk in Amerika, .

Onze Synodes zullen bij hun besluiten'hoe langer

Hoe meer met. den internationalen faJiior hebben te rekenen.

En hiermede hebben, we het voornaamste uit dit hoofdstuk gemel.d.

Het vijfde hoofdstuk' is getiteld „Berfcenordezaken en Emeriti-ziaken".

Daarin komt O'.m. voor; „De classis verzoekt de Synode een Commissie te benoemen om te onderzoefcen of ^een classis op kerkrechtelijke gronden een 'kerkeraad kan of mag afzetten, wij'l het herhaaldelijk' gebleken is., dat er zeer schadelijke onzekerheid in idezen is".

Ook wordt door een kerk er opi aangedrongen, dat de kerk haar staindpunf tot de „Labor Unions", de Vak'vereenigingen, wijzige, want, zdO' oordeelt deze kerk, „de huidige unions zijn in de practijfc door en door goddeloos".

Opmerking verdient ook de verandering, welke door sommigen" gewenscht wordt in de emeritaatsregeling. Een der voorstellen luidt: „De Synode verhooge het gemiddelde s.a.laris voor berekening van emei-itaatstoe.la, gen tot 1800 dollar".

Volgen nog Bezwaarschriften .lansen-zaak) en Ra, pporten. (w.o. die in de

Van meer speciaal Amerikaans'ch-kerkelijk belang is de kwestie over Sioux Center. Ze is te ingewikkeld, om haar hier uit te leggen.

Een ander rapport handelt over verb.and met de „Presbyterian Alliance". Dei Synodale commissie adviseert tegen deze verbinding. Zij acht de ])asis van de Alliantie te onbepaald. Dc' tegenwoordige strooming is volgens haar ver verwijderd van het handhaven van het historische Gereformeerde geloof. Aan het praktische werk van de Alliantie ontbreekt het specifieke Gereformeerde . stempel, zoo besluit zij.

Uit dit en meerdere voorstellen blijkt, dat er in de Chr. ; Ger. Kierk behoefte gevoeld wordt aan scherper omlijning.

Het uitvoerigst is het ra, pport over de verbetering van het Catechetisch Onderwijs.

Ook in Amerika dus dezeilfde klacht als bij ons.

Dit heele Agendum nu bevat met de rapporten mee slechts XXXVÜI-L 4'2 — 80 bladzijden.

Hoewel het hier en daar wat uitvoeriger k'on zijn, kan het ons toch tot voorbeeld strekken.

Wij maken het weleens onnoodig. ingewikkeld.

De vorm, w.aarin de Amerikaansche voorstellen .zijn vei-vat, doet prettig aan.

Men vindt hier geen ellenlange consideransen: aangezien dit en aa.nge'zien dat, van oordeel zus en vaai oordeel zoo besluit de classis ten eerste, ten tweede, ten derde.

Neen, hier wordt kort en krachtig het voorstel vooropgezet. Dan volgen in enkele regels de gronden. En klaar is het.

Met dat al sta'at de Synode voor menige moeilijkheid.

Ervare zij in bijzondere mate de leiding .van den Heiligen Geest.

Lerwick.

Men leze toch vooral de circulaires, in andere l)ladèn afgedrukt, over den arbeid onder onze visschei? s te Lerwibk. '

Er is groote behoefte aan goede lectuur en g^eld.

Men zende beide of één van beide naar Ds H. J. Heida te Vlaardingen. .

Een stem over het Hedendaagscbe Tooneel.

Dit is geen stem uit den Gereformeerden hoek', maar uit den tegenovergestelden.

Zij komt tot uiting in het „Haagsch Maa'ndblad" va, n deze maand.

Daarin vindt men een lartikel van Mr H. G. va, n der Vlies onder den veelzeggenden titel: „De Nood van onze Toonbelkimst".

Het is geschreven naar , a.anleiding van een ander artikel, verschenen in het Januaxi-nummer van deze periodiek en waarin de tooneel schrijver Dr Fr. van Eeden, de tooneel directeur Eduard Verkade en de tooneel k r i t i k u s Cornells Veth hun pessimistisch oordeel over het Hedendaagsch Tooneel uitspraken.

Van het een en ander stelden we onze lezers kort na de .verschijning reeds op, de hoogte.

Mr van der Vlies geeft eerst nog een saamvatting van hun gevoelen. „De eerste, in hun antwoorden begrepen slotsom, waartoe zij gez^amenlijk' kwamen, is de erkenning, dat de patiënt inderdaad ernstig ongesteld is".

Daarmee gaat ook hij accoord.

De diagnose (bepaling van de ziekte) is volgens hem goed, maar op de prognose (bepaling van het verloop der ziekte) heeft hij aanmerking.

„Waar ^ij de prognose van Tiet ziektegeval .stelden, en aanduidden, onder welke omstandigheden de patiënt weer op de been zou zijn te brengen, werkten zij soms met bijna palaenoiitolögische (oudheidkundige) tijdperken in verhouding tot den dreigenden toestand van den zieke."

Hij licht dit na.der toe.

Schreef Fred, van Eeden het recept: „toevoeging van het moreel-religieuse element" en stelde hij als voorbeeld „het vrome mysterie^spel in de middeneeuwen"^. Mr van der Vjies vraagt zich af „of binnen afzienbaren tijd een geestelijke eenheid gelijk in de midden-eeuwen het leven beheerschte, te verwachten is".

Eduard Verkade bewoog zich in gelijke lijn als Van Eeden. „Iedere tijd met een geloof', dat de menschen verbindt, z.al zijn eigen goed en bloeiend tooneel hebben." „ledere tijd met een versnipperd geloof een versnipperd tQoneel." Ook zóó wordt aan verbetering gewanhoopt. Vi^iant wie zal de .versnip.pering van geloof doen ophouden?

Cornells Veth sprak de hoop uit, dat het tooneel weer volkskunst zal worden. Maar hij teékende er bij aan „wij willen deze hoop niet opgeven, , maar met zulk een hoop is het tooneel binnen afzienbaren tijd niet geholpen".

Zij bekennen "dus: het hedendaagsch tooneel is ziek en 'binnen afzienbaren tijd is verbetering on-. mogelijk.

Eensdeels sluit Mr van der Vlies zich hierbij aan. •

De drie specialisten hebben hier het oog „op het gehalte der gespeelde tooneelwerk'en". En da.artoe wil hij zich niet uitsluitend bepialen. Als reden geeft hij daarvoor op , , reeds omdat ik niet inzie, met welke middelen m e n h e t peil van wat thans voor het tooneel geschreven wordt, rechtstreeks zou - kunnen verheffen".

Over het peil der stukken wil hijhetalzoo niet hebben!

De middelen om dat te verheffen, ziet hij niet.

Staat dit niet gelijk met een vernietigend vonnis over het Hedendaagsch Tooneel?

Mr van der Vlies wil da.n ook meer zijn aandacht wijden aan het tooneel spel, ofschoon hij gedurig weer op het gehalte der tooneelwerk'en terugkomt..

Ook - met het tooneelspel, met het tooneel als kunstuiting staat het volgens hem treurig geschapen.

Hij toornt tegen het woord „amusementskunst", waarmee men tegenwoordig veel wil goed praten. Het is hem een „even zinloos als weerzinwek-'kend woord".

Dat het peil van het tooneel in ons la.nd niet hoog staat, wijt hij in zek'er opzicht ook aan onzen volksaard. , , Ik laat" — zoo schrijft hij — , , de mogelijkheid, de waarschijnlijkheid zelff^gelden, dat in onzen volksaard muzikale aanleg in sterker mate aa, nwezig is, dan begaafdheid voor tooneelkunst."

Toch meent hij, dat het tooneel zoO' rond de laatste eeuwwisseling een periode van betrekkelijken bloei doormaakte. M.aar het hedendaagsche tooneel vertoont een droevig tooneel. „De beenen .-.. van onze tooneel'kunst bleken niet sterk genoeg, om deze ook slechts betrekkelijke weelde te kunnen dragen."

Hoe het met het hedendaagsche tooneel als kunstuiting in zijn oogen gesteld is, leert men voldoende kennen uit een zinsnede - als deze: „Zoo begon la.ngzamerhand de ellende, waarvan wij nu de beangstigde getuigen zijn".

Kras zijn ook de volgende uitspraken, die gelijk uit hun inhoud blijkt, het hedendaagsch tooneel in zijn geheel beschouwen en zoowel het gehalte der stukken als het spel betreffen.

„De oorlog drukte dezerzijds het voethcht, door zijn economische gevolgen, het beschavingspeil van het publiek, dat de schouwburgen bezocht, diep omlaagj deed anderzijds door kwalijk begrepen democratische leuzen aan gene zijde van het voetlicht verwarring ontstaan, en' droeg aldus het zijne er toe bij, om de verwildering in ons toone e lieven op, 'te voeren tot de destructieve kracht, welker bedroevend e* re sul taten wij thans zien. En. de bemoeienis van des Overheid met tooneelspeelkunst, wel verre van het dreigend gevaar ïn te dammen, blies door het onder, de valsche leus van: „gezonden wedijver" zinloos wegschenken van subsidies den ouderlingen strijd nog aan."

In een noot teek'ende de schrijver aan, dat hij zijn artikel reeds af had, vóór de beslissing van den Amsterdamschen gemeenteraad, in zake de bespeling van den Stadsschouwburg, viel. Daarop ziet de laatste zinsnede alzoo niet speciaal, ma, ar op de overheidsbemoei'ing in het algemeen.

Maar wij lezen verder.

Is het beeld, dat wij hier trachten te geven van den nood, de gebreken, de schaduwzijden van ons tooneel, ook maar eenigermate overeenkomstig de werkelijkheid, dan schijnt de t o e k o m s t, waarin onze tooneelkunst verkeert, bedroevend. En dat is hij ook, en misschien in erger mate dan geloofd wordt door de groote massa der schouwburgbezoekers, die af en toe een vertooning 6f om wat zij reeds van het stuk' vernamen, óf omdat ; een of ander geliefd artiest daarin optreedt, gaan zien."

Hij wraakt dus den gewonen schouwburgbezoeker a, ls betrouwbaar getuige. De deskundige weet het het best, hoe treurig het hedendaagsch tooneel er aan toe is.

En hij vervolgt: „hierin ligt vooral het gevaar: dat het goede in onze tooneelk'unst een bij'na hopeloozen strijd te voeren heeft tegen het minderwaardige; een strijd, die wel is waar in alle eeuwigheid gevoerd is en zal worden, maar misschien nooit zóó heftig, zóó wanhopend 287 was als thans, nu de chaotische toestand op de planken een tegenhanger vindt aan deze zijde van het voetlicht, in een p.ubliek', dat iriet zoozeer, gelij'k men al te vaak meent, den weg naar, als wel in den schouwburg kwijt is".

Uit de uitdru'kking „in alle eeuwigheid" proeft men dadelijk, hoever hij van ons af staa.t. Overigens dient men wel nota er van te nemen, dat naar zijn inzicht, het tooneel ten allen t ij d e een b ij n a hopeloozen strijd heeft te voeren tegen het minderwaardige. En het 'komt hem voor, dat dit het klemmendst van toepassing is op het hedendaagsch tooneel.

Dan noemt Mr van der Vlies een piaar stukken, die volgens hem goed waren. Maar... zij „waren na luttele dagen van het affiche verdwenen, terwijl stukken, van geestelijk O'uvergélijkbaar mindere allure 'hun „honderdste" met gemak' halen Maar de afstomping van den smaak voor tooneelkunst van de groote massa blijkt in ontstellende mate uit den betrekkelijk nog sterken toeloop^, die de e r b a r m e 1 ij k s t e S c h m i e r e - V e r t o o n i n g en, niet alleen in achterafgelegen provincie-plaatsen, waar alle tooneel op een gegeven oogenblik welkom kan zijn, maar oo'k in de groote steden vaak nog vinden. Zoo vreet dit kwaad dieper in."

Alzoo: de SchmierC'-vertooningen, d.i. de knoei-, de smerige vertooningen, vieren op het hedendaagsch tooneel hoogtij.

Evenwel geeft de schrijver niet allen moed op'. Er moet meer tucht, meer concentratie van het beste komen.

Doch bij het aanwijzen va, n deze remedie verwacht hij de vraag: „Is dat alles? "

Hij vindt het echter al veel en het zou hem genoegen doen, indien althans hierin verbetering kwam.

Wij meenden, zonder vooruit te loopen op onze beloofde artifcelên-reeks over het Tooneel, op het oordeel van Mr van der Vlies reeds nu de aandacht te •moeten vestigen.

Kort saamgevat komt het. hieropi neer:

lo. Middelen om het peil van de tooneel w e r-' k e n rechtstreeks te verheffen, weet hij niet.

2o. Het hedendaagsch tooneel als kunstuiting verkeert in ellendigen toestand. De verwildering is opgevoerd tot destructieve (verwoestendei) kracht.

3o. Het tooneel als zoodanig heeft een b ij n a hopeloozen strijd te voeren tegen het minderwaardige.

4o. Die strijd is misschien nooit zoo heftig, zoO' wanhopend geweest als bij het hedendaagsch tooneel.

5o. Op' het hedendaagsch tooneel overweegt de , Schmiere-vertooning.

Zietdaar-het requisitoir van een tooneelliefhebber, van een ingewijde

Daarin blijft van het hedendaagsch tooneel niets heel.

Hij vertelt daarmee echter niets nieuws.

Wie, om over het tooneel te kunnen oordeelen, jarenlang in de groote pers de tooneelrubriek heeft gelezen, weet, dat dit onder de tooneelkritici een vrijwel gangbare opinie is, al drukt de een zich wat gematigder uit" dan de ander.

Als wij ons eens hadden uitgelaten in half zoo krasse termen als Mr van der Vlies, zouden vrijzinnige tooneelliefhebbers als wespen op ons aanvliegen.

Zij zouden gonzen en steken: daar is weer zoo'n bekrompen Calvinist aan het woord, ' die geen kunst kan waardeeren.

Maar nu is het één hunner, die de gedachten van veel harten openbaar maakt.

Den Calvinist maakt men er een verwijt van, dat hij van het hedendaagsch tooneel niets moet hebben.

Doch onder elkander bekennen velen, dat het hedendaagsch tooneel feitelijk' toch een 'bedroefd rommeltje is.

Het gebeurt wel meer, dat wij onze eigen fouten wel inzien, maar het niet ki-innen verdragen, dat anderen er ons op wijzen.

Nog een vraag.

Zou één onzer het bij dit licht nog voor het hedendaagsche tooneel durven opnemen?

Men idealiseere niet, hoe het tooneel wéleens zou kunnen worden.

Wij moeten niet in luchtverhevelingen leven.

In de werkelijkheid is het tooneel, waarmee we te doen hebben, het hedendaagsch tooneel.

En nu allerlei theoretische en andere kWesties' eens ter, zijde gelaten, behoort dit niet onder ons vast te staan en oo'k eenparig te worden uitgesproken, dat wij als christenen, als Calvinisten met het hedendaagsch tooneel geen gemeenschap' mogen en kunnen en willen hehben?

Jhr Mr A. F. de Savornin Lohman †

De Savornin Lohman beleefde heden den dag zijner kroning.

Het is een dag, zooals hij er in de gelukkigste

tijden van zijn levelT^niec een neemnogen genieten.

Hij is bij Christus.

Lang en hardnekkig was de strijd, dien hij hier had te voeren.

Maar-schitterend is de eerkroon, die hij nu mag dragen.

En het christenvolk van Nederland is op dezen 'dag bedroefdj omdat het dezen held zag sneven, maar het is ook verblijd en dankt zijn Heiland, die ook Lohman sterkte: Gij toch, Gij zijt hmi roem, de lo'acht van hunne kracht.

Wij retenen Lohman nog steeds tot een der onzen, al liepen onze wegen ook soms uiteen.

God had in hem den strijdlust gelegd. En strijders, vóór-strijders, hadden wij in de 19de eeuw zoo noodig. Lohman streed met scherpzinnigheid, met takt, maar ook met heftigheid, met hartstocht, met temperament. En als soms zijn temperament hem te ver zou voeren, dan kwam zijn lieve vrouw, die zoo geheel in zijn levenswerk opging, die hem sterkte door haar vereering, met haar zachten in-• vloed tusschen beide en het opbruisende element werd stil, maar brak zijn strijdkracht niet.

Het was dan ook het grootste verlies zijns levens, toen de Heere-die edele vrouwe wegnam.

Om zijn werk 'kan hij in meer dan één rubriek van ons blad herdacht worden.

Zijn leven was een veelzijdig leven.

Zijn strijd een strijd naar vele kanten.

Ons volk zal het niet vergeten, hoe hij een dier groote mannen was, die den schoolstrijd aanbonden en met de hulp van God tot de voorloopige overwinning leidden, waarvan we nu de vruchten genieten.

Ons volk zal het niet vergeten, hoe hij in de politieke arena heeft gevochten met onbesmeurde wapenen en het liberalisme van allerlei gading met gunstig gevolg heeft befeampt. En al is het, dat er tusschen hem en de anti-revolutionaire partij een konflikt uitbrak, de anti-revolutionairen hebben hem nooit verloochend en het distrikt Goes vaardigde hem steeds weer naar 'de Kamer af.

Ons volk zal het niet vergeten, hoe hij eens de partij der „Doleerenden" koos, hoe de karikatuur hem uitbeeldde als een „paneelzager". Al hebben wij als jongeren het sensationeele hiervan niet gevoeld, al leven wij ten deze uit traditie, toch mag zijn beeld als strijder voor het recht der kerk niet verhleeken. En dat de Doleantie het recht aan haar zijde had, heeft hij verdedigd tot het laatste toe. Hij kon het niet hebben, als men telkens weer met de legende kwam aandragen, dat de Doleantie uitbrak om de discipelen derVrije Universiteit een kerkelijk ambt te bezorgen.

Natuurlijk gaat er thans ook veel door ons heen, wat wij betreuren, b.v. dat hij in latere jaren de Vrije-Universiteits-idee inruilde tegen het syssteem der bijzondere Leerstoelen aan-Openbare Universiteiten. Ook zijn beide jongste geschriften, welke wij uit piëteit voor den hoog-bejaarde niet bespraken, gingen o.i. niet den rechten koers uit. Een minder deugdelijke trek van het Réveil had hij, naar het bleek, zijn leven lang in zijn hart bewaard.

Maar het kost ons geen moeite om dat alles weg te wisschen en hem. alleen voor ons te zien als nobele figuur, als eerlijke natuur, als man met mggegraat, als geharnast ridder, als eerste-klas staatsman, als onversaagd Christus-belijder.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1924

De Reformatie | 8 Pagina's

De a. s. Synode van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 juni 1924

De Reformatie | 8 Pagina's