GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Twee nieuwe „Vlamingen”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Twee nieuwe „Vlamingen”.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De bekende Vlaamsche Auteurs, Antoon Thiry en Felix Timmermans, die indertijd samen de .fijne „Begijnhofsproken" schreven, gaven elk een nieuwen bundel schetsen: „Onder Sin te Gommarus Wake" 1) en „Het K e er s eken in de Lan teern"2).

Beide btmdels zijn typisch Tlaamsch.

De Vlaamsche kunst toch is vóór alles vertelkunst; het korte, locaal gekleurde verhaal, dat den volksaard toekent en het volksleven doet zien, dat is het Vlaamsche gêöfê-stuk, hetzij daïi dat de lezers naar de Antwerpsche kaden gebracht worden door een Baekelmans, op-het Vla^mscbe land door een Streuvels, of in de Sinte-Agatha-of Sinte Margaretha-straatjes der oude Vlaamsche steden door Thiry of Timmermans.

En in die verhalen leven de eigenschappen van het Vlaamsche volk, geaccentueerd naar de plaats en de personen der handeling: de kade-werkers uit Baekelmans' verhalen uiten zich anders, doen ook anders, dan de boeren van den Vlaamschen akker en dezen komen weer geheel anders voor den dag, dan de burgers en neringdoenden 'uit de gevel-huizekes, of de peekens en marollen uit de godshuizen en conventen. Maar één is toch ten slotte de psyche, wijl allen zijn elementen van het Vlaamsche volk, en zooi .vinden we altijd weer de humor, de naïeveteit en de devotie als-, de eigenschappen der Vlaiamsche vertelkimst, omdat deze de kenmerken zijn van den Vlaamsöhen volksgeest.

Welnu, in de beide genoemde bundels komen deze karakteristieke eigenschappen duidelijk naar voren en „gezapige" vertellers als Thiry en Timmermans weten ze in den juisten toon te treffen. Daarom zijn deze bundels typisch Vlaamsch: ze sprankelen van den echten humor, ze zijn, in sommige schetsen althans, kostelijk van naïeveteit, en ook spreken ze van die eigenaardige devotie, die achter de hooge kloostermuren en in de simpele begijnhofjes ongeschonden bewaard gebleven is. Maar dan staan deze kenmerkende trekken niet los naast elkaar, zijn ze niet opgelegd opi, bepaalde figuren; ze zijn ineengevloeid, zooals dat in het werkelijke leven het geval is, en dat juist geeft aan deze boeken de bekoring, die de Vla, amsche kunst steeds op ons oefent, die ook de atmosfeer daarvan zuiver houdt, ondanks niet te ontkemien infectie met den geest der moderne letterkunde.

Al dadelijk is de titel van Thiry's boek karakteristiek. Sinte-Gommarus is de oude, breede toren van het stadje Lier, die neerkijkt op al de straatjes en huizekes en over alles wat daar gebeurt de wake houdt. „Onder Sinte Gommarus wake" is alzoo synoniem met: tafreeltjes uit Lier en die titel spreekt te meer, waax verschillende verhalen in den oorlogstijd spelen, toen het leven der kleine stad door de hooge golven van het gebeuren zoo heftig werd beroerd. Zulke oorlogsverhalen zijn b.v. „De vlucht van 't Kindeken Jezus uit 't Convent", de naïef-mooie vertelling van een ond begijntje, dat, tegen het verbod van Mijlnheer Pjastoor in, op de vlucht haar beeldje van het Kindeken Jezus meenemen wil en als ze dan me't het zware pak in den wagen geweigerd wordt, achterblijft en met het beeld in de armen den dood vindt: „Betteke en beur laat geluk", 't vertelsel van 'een vrouwke, die veertig jaar op den man van haar eerste liefde heeft gewacht en, als ze hem dan eindelijk heeft gekregen, niet vluchten wil, maar dat met haar leven bekoopt.

Het humor-element spreekt uit „De Plaschelijke Voetwassching van 't jaar onzes Heeren 1917", in de vfijze, waarop de pfeekens uit het Sinte Rochus Godshuis zich wreken op den inhaligen pastoor, die hun gchrale leefkost zich toeeigent. De figuur van Ja' Kop in dit verhaal is even Tiostelijk als sterk en het heele vertelsel is een proeve van Thiry's vertelkunst, die als model dienen kan.

„Begijnhofsproken” in den fechten stijl zijn de beide laatste stukken uit den bundel: „Het Wiandelend Begijntje" en „Begijhtje Buts en de Ongenadige Allerzielen". In dit laatste verhaal komt echter dat element naar voren, dat ik de infectie noemde met den geest der moderne letterkunde, en dat juist in het werk van Thiry vrij veelvuldig is, het zielszieke. Begijntje Buts komt, achtervolgd door een dwangbegrip, in 't dolhuis terecht, als op Allerzielen het kaarsje op het graf van een door haar getreiterd begijntje door den wind wordt uitgeblazen. Ook in „Poorterke's Intronisatie", maar vooral in het, overigens geestig vertelde, „De Overgaaf" ligt ditzelfde beginsel. Als we ons herinneren hoe in andere geschriften van Thiry „De Droomer", „In 't Hofken van Oliveten", e.d. dit psychopathologische element op den voorgrond treedt, is er inderdaad recht, om van een infectie te spreken, die Thiry's gave vertelkunst bedenkelijk aantast. Een boek als „De Droomer" heeft er zeer bepaald onder geleden, meer "dan deze bundel, omdat in korte vertellingen Thiry's kracht ligt en hij in genre-stukken als deze verhalen op z'n best is. En de overige vertelsels maken hier weer alles goed, vooral ook omdat stukken als „De Overgaaf", „Poorterke's Intronisatie", niet door dit karakter bedorven zijn, al dragen ze "het onmiskenbaar.

Ik aarzel dan ook niet, om dezen bundel te ran.gschikken onder het beste, dat Thiry geschreven heeft.

De tweede bundel, Timmermans' „Het Keerseken in de Lanteem" is van eenzeKde type als Thiry's boek. Ook hier korte verhalen in Vlaamschen stijl, beelding van het Vlaamsche leven, verteld op de puntig komische wijze, die we van Timmermans kennen en door hemzelf geïllustreerd met de kostelijk humoristische „hOiutsnee"-gravures, 'waar-I mee hij al zijn werk verlucht. De verhalen zijn meer gevarieerd dan die Van Thiry, ze zijn ook korter en talrijker, maar ze doen in verteltrant en kleur daarvoor niet onder. Een vertelsel als „Het Masker" b.v. is een lezen van dezen'bundel alleen al overwa0, rd om het buitengewoon humoristische van inhoud en vorm, en „De nood van Sinterklaas" is een naïef volksverhaal van de beste soort. 'Naïef ook zijn de vertellingen van „Het eerste communikantje" en „Het verksken", terwijl zekere stekelige humor spreekt uit „De begrafenis van M^aitantje", „In de koninklijke Vlaai", „De Kistprocessie", „Landelijke processie" e.d. In al deze verhalen hebben we met den echten Timmermans te doen, den gezelligen, geestigen verteller, die oog heeft voor het komische in de doening der menschen en met een knipoogje en een schalkschen glimlach ons daarop opmerkzaam maakt.

Legendarische verhalen, die zoo gretigen ingang vinden bij het Vlaamsche volk en in de bijigeloovige mentaliteit hun voedselbodem vinden, zijn de geschiedenis van „O. L. Vrouw der Visschen", „Sint Gommarus", „'t Nonneken Beatrijs" e.d.

‘t Meest karakteristiek is m.i. „De Verliefde Moor". Deze historie van een Moor op een uithangbord toont, wat Timmermans' fantasie, gepaard aan z'n kennis van den volksaard en zijn gave van vertellen, vermag. In dit verband mag ook genoemd worden j, De Kerstmis-sater", een stuk, dat voor jonge menschen ongeschikt is, en „Het Nachtelijk uur".

Meerdere verhalen bij den titel te noemen heeft geen zin. Ze spreken alleen als men ze leest, want woorden en styleering doen hier alles en de inhoud met een enkel woord aangeven is weinig anders, dan schilderstukken wegnemen uit hun lijst. Wie voor de Vlaamsche vertelkunst gevoelt, leze dezen bundel en die van Thiry zelf. Hij zal er pvervloedig in vinden wat hij zoekt: Vlaamschen humor, door naïeveteit en devotie gekleurd en door pittige vertelkunst, naar de Vlaamsche zegswijs „opgeleukerd".


1) Uitg. van Nijgh en van Ditmar's Üitg. Mij, Rotterdam.

2) Uitg. van P. N. van Kampen & Zoon, Amsterdam.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Twee nieuwe „Vlamingen”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 april 1925

De Reformatie | 8 Pagina's