GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Iets over zielkunde.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Iets over zielkunde.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Fechner.

Voor we zoover zijn, dat we verder iets gaan bespreken van de expierimenteele zielkunde, wil het me voorkomen, dat we het meer wij'sgeerig standpunt van enkele van de bajanbrekers vaja deze richting moeten leeren kennen.

Immers dan ook verstaan we, hoe deze mannen er toe kwamen, de door hen voorgestane richting in te slaan, en wat hun bedoeling was bij; het aatavaarden van hun werk en bij het propageeren van de experimenteele richting als de eenig juiste.

Natuurlijk beteekent dat niet, dait zooi er iemand is, die een onjuiste richting voorstaat, ook de gegevens, die hij aan de wetenschap; verschaft, onjuist zijö, maar wel is het gewenscht rekening te houden met de richting, die ze vertegenwoordigen, wanneer het er op aankomt hun werk, voorzoover het betreft een beoordeeling naar principiëelen maatstaf te geven, te waardeeren.

Als de eerste, die in aanmerking komt, om besproken te worden, zullen we dan zeker wel mogen noemen Gustav Theodor Fechner.

Fechner werd geboren in Niederlausitz in 1801. Reeds op twee-en-twintig-jarigen leeftijd was hij docent in de natuurkunde, en toen hij drie-en-dertig jaar wa, s, werd hij benoemd tot hoogleeraar in de physica te Leipzig. Negen jaar later werd hij, na langdurige ziekte, gedurende welke hij zijn colleges had gestaakt, hoogleeraar in de philosophic aan dezelfde Universiteit.

De bedoeling van Fechner was, een wijsbegeerte te vinden, die uitging van de ervaring. Hij' wil opkomen tegen de mechanische wereldbeschouwing, die in zijn tijd nog veelal opgeld deed. Hij noemt deze levensbeschouwing, die van het „Nachtansicht". Deze, zoo zegt hij, wil alle kleurige en fleurige leven oplossen in een levenlooze', zinlooze, doode a tomen werveling; deze wil de lichtende, zinvolle wereld, met haar levensorde maken tot een zinledige, duistere, ónkosmische nachtgeboorte.

Maar hij zoekt naar de wereldbeschouwing, die laat uitkomen, hoe alles leeft en werkt in God. De wereldbeschouwing van het .„Tagesansicht".

De empirische grondslagen nu van deze leer, het zoogenaamde pan-en-theïsme (al-in-God-leer) wil Fechner vinden in zijn „psycho-physiek", volgens Welke zekere gebeurtenissen in het zieleleven hun parallellen vinden in het lichamelijk bestaan, zoodat ook de gebeurtenissen in het zieleleven kunnen worden gemeten en gewogen, kunnen worden nagegaan en in haar wetmatigheid kunnen worden gekend.

Duidelijk komt dit standpunt van Fechner uit in 'iet eerste van zijn twee groote werken: „Elements der Pisychophysik", dat in 1860 verscheen. '

Maar veel klaarder nog spreekt zijn wijsgeerig standpunt, in het laatst van zijh leven uitgegeven werk: „Die Tagesansicht gegenüber die Nachtansicht".

Hier spreekt hij onomwonden uit, dat hij het geestelijke en het lichamelijke slechts ziet als twee verschillende openbaringswijzen van een en hetzelfde wezen, — terwijl deze openbaringswijzen zich alleen maar verschillend aan ons voordoen tengevolge van een verschillenden gezichtshoek, vanwaar-^it wij' de dingen zien.

Laat me U een stukje uit het laiatste boek (bladzij 87 v.v.) mogen weergeven. Fechter schrijft als volgt:

Waar nu naar de „dagkijk" op de wereld niet I alleen mensehen en dieren, maia, r zelfs planten en steenen en sterren een eigen ziel hebben, zal daiar ook niet het kristal zulk een ziel willen hebben? Ik meen, dat moet wel zoO' zijn. Immers wanneer het licht niet slechts in menschen en dieren, maar óók — daarbovenuit gezien dan — wanneer zijti kleuren en glanzen worden ervaren, zoo' zal de bijzondere wijze, waarop een kristal het licht brengt, op een bizondere wijze eveneens worden ervaren. Wilt ge nu dit schitteren van het licht in het kristal rekenen als een zaak van een bizondere ziel, zoo staat U dat volkomen vrij; . En evenmin als gij er door gehinderd wordt, dat het uw geest is, die gewaarwordingen heeft, maar dit toch tenslotte de algemeene geest is, zoO' min wordt de algemeene geest gehinderd om toch ook weer uw gewaarwordingen te hebben. Maax indien gij', wanneer ge het licht van het leven op uwe wij'ze weerkaatst, zegt, dat gij' een geest hebt, waarom kunnen we dan ook niet zeggen, dat een kristal een geest heeft, die toch ook het licht op geheel eigen wij'ze weerkaatsen kan ? En zoo heeft een diamant de schoonste van al die kleine zielen, de geslepene zelfs eene door opvoeding (!) gevormde, veredelde, en dat weer het schoonst, wanneer de dianiap.t is a, an den vinger van iemand, die een nog hooger en schooner ziel in het hoofd, dat daarboven regeerend staat, bezit."

Deze aanhaling Iaat aan duidelijkheid, naar we meenen, niets te wenschen over. Hier is het mysticistische pan-en-theïsme heel duidelijk uitgesproken.

Maar we mogen dan ook niet nalaten, op het gevaarlijke van dit standpunt te wijzen. Of, eigenlijk kan hier van „gevaar" niet eens worden gesproken. Hier is een opvatting, die met de christelijke niets heeft te maken.

De ziel van den menseh is tenslotte van eenzejfden aard als de ziel van een stuk delfstol.

En nu is dat wel zóó, dat die steen b.v. alleen daarom een ziel heeft, vnjl hij in God is, gelijk alles in God is, — maar dan wordt toch die ziel van dien steen óf opgeheven tot een stuk God — vergun mij' de uitdrukking — en krijg ik practisch een pantheïsme van de meest sterke consequentie; óf de ziel van den mensch wordt neergehaald tot een bepaialde wij'ze van reflectie van het onpersoonlijke Al-Licht, dat Feohner dan God gelieft te noemen.

Dat nu op dit standpunt er van een onsterfelijke ziel van den mensch, in onderscheiding van de ziel van het dier, geen sprake kan zijn, is licht te verstaan.

Maar eveneens begrijpen we dan, dat men. wel heel goed kan waardeeren, dat Fechner op het leven van de ziel weer zoo sterken nadrulc heeft gelegd — dat hij zich daarmee heeft verheven boven het zoo platte^ niet aan een ziel geloovende, materialisme — maar vah. een jubel om „de overwirming der ziel" behoeft bij het optreden van Fechner nog geen sprake te zijn. '

Immers zijn wijsgeerig standpunt doet zijn zielkunde in den meest eigenlijken zin van het woord zijn een „zielkunde zonder ziel".

Met de eigenschappen, die de Schrift aan ^e ziel van den mensch toiekent, wordt er door Fechner niet gerekend. En hoevele mooie ontdekkingen we ook aan hem te danken hebben — zij' het dan ook, dat de naar hem genoemde wet, die we reeds bespreken, tevens den naam va|n Web er draagt — datgene, wat Fechner ons wilde bewij'zen met zijln „psycho-physik", zijn stelling van het panen-theïsme, zal hij voor ons nimmer bewijzen kunnen, wijl zijn thesis in strijd is met het woord van onzen God.

En al erkennen we, dat „de kromme stok" van Fechners theorie, voor de zielkunde inderdaad wel eenige „rechte slagen" heeft gegeven — zijh wijsgeerig standpunt blijït voor ons dan toch ook maar een „kromme stok".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Iets over zielkunde.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 juni 1925

De Reformatie | 8 Pagina's