GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Dwergscholen

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Dwergscholen

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

IV.

In den voorslag van Dr van der Vaart Smit treft in de tweede plaats de groote gemakkelij'kheid, waarmee over een buitengewoon belangrijke kwestie wordt heen geredeneerd. Het is de kwestie van 'de erkenning van de vrijlheid van richting in verband met g e 1 ij' k s t e 11 i n g bij ons L. O.

Wanneer inderdaad die vrijheid voor allen dezelfde is, dan versta ik niet, hoe het mogelijk kan worden, dat in een wet, toch enkele bepaalde richtingen worden genoemd als bevoorrecht. Wanneer er werkelijk gelijkstelling is voor het „openbaar", wilt ge, het „overheidsonderwijls" en het bizondere, wilt ge, het „confessioneele" ondervn|s, dan doet het vreemd aan, dat bepaalde soorten van confessioneel onderwijs weer niet worden „vrij" gelaten als „gelijkberechtigd" 'met andere soorten.

Nu zal men zeggen: „ja, maar het protestantsehchristelijk onderwijs beschouwen we als één soort". Dat zon opgaan, wanneer er werkelijlk een soort kleinste gemeene veelvond van alle richtingen bestond, dat protestantsch-christelijke Unie, of iets dergelijks, werd genoemd. Maar die grootheid is er niet.

Immers het zou een miskeamen zijii van de historie van ons onderwijs in het algemeen, 'en van het christehjk onderwijs in het bizonder, indien men meende op zulk ©en wijte een bevrediging! van hen, die allereerst op. de schatkist letten, te moeten vinden.

De richtingen, die thans voor en na scholen hebben gesticht, zijm er. Ze zijn niet bij wetsbesltiit gemaakt, ze zijn niet door decreet van hooger handi geworden, neen, ze zijn gegroeid in den loop-der jaren.

En deze richtingen zijln weer niet enkel richtingen, die zich bezig houden met het stichten van scholen, neen, heel het leven door teekent zich die scheidingslijn af. Met het leven zijn |zö ten eenenmale verweven.

En dat beteekent nu weer niet, dat per sé ld© scheiding, die er loopt op. kerkelijk terrein, ook op schoolgebied moet worden doorgevoerd. Ook niet, dat de scheidingslijn van het po'litieke gebied' ook die moet zijn van het schoolleven. Maar wel dit: de richtingen, die er zijin, alleen reeds op paroitestantsch-christehjk erf, zijn zoo ingegroeid in de onderscheiden levensverhondingen, dienen zich daar zoozeer als „gelijkberechtigd" aan, dat het onmogelijk is nu plotseling met een groot gebaar over die verscheidenheid heen te stappen.

Trouwens ook in het schoolleven heeft men allerminst kunstmatig de verscheidenheid van richting binnen gehaald. Hoewel we er niet aan denken] een pleit te voeren voor de veelheid van richting

op dit terrein, willea we toch ook ter anderer zijde het recht behoudeu, dat we thans hebben. Een recht, dat samenhangt met hetgeen de historie ons bracht. Een recht, waarv^an onder andere ook het „Gereformeerd Schoolverband" reeds met zooveel zegen genoot.

De historie, die achter Ugt, en die niemaad meer ongedaan kan maken, heeft een toestand geschapen, die ook niet maar door een simpel wetsartikel kan worden weggedecreteerd. Het is toch vooral Dr 'G. J. Vos Azn, destijds predikant te Edens (Fr.) geweest, die, door zijin artikelen in het „Kerkelijk Weekblad" inzake C. N. S. en door de oprichting van het studiefonds „Schooihulp", dat alleen hervormde a.s. onlderwijzers wilde steunen, de toenmalige Chr. Afgescheidenen dwong om op 10 Juli '68 op te richten de Vereeniging voor Gereformeerd bch ooionder wijs.

En toen, naar het woord van de „A m s t e r-damsche Volksbode" van 27 Mei '96, in '87 (2 Jimi) „bij de stemming het verband der Vereeniging van C. N. b. tot de Ned. Hervormde Kerk was verloochend geworden", kwam er na eenige jaren onder auspiciën v; aii. Dr Bronsveld, Dr J. Th. de Visser en Ds Malcomesius de Vereeniging voor Christeli|k Volksonde r w ijs. En dezelfde Dr 'Vos, die 'eertijds door zijn optreden oorzaak gegeven had tot de beweging, die leidde tot de stichting van het „Schoolverband", zag nu déze vereeniging groeien uit een door hém opgestelde motie.

Door deze historie, die zeker aan de meeste lezers niet onbekend is, is een toestand gegroeid, die ongetwijïeld klopt op de werkelijke levensverhoudingen. En deze historie zou door den voorslag van Dr V. d. V. S. als met één pennestreek worden vernietigd.

Maar er is meer.

Heel de gang van onze onderwijlswetgeving verzet zich tegen een oplossing, als in de besproken

Immers het is voorheen steeds de bedoeling der regeering geweest een onderwijs te geven, dat door alle kinderen kon worden gevolgd. Steeds heeft men gepoogd, de openbare school te maken tot een instituut, waar niemand zich kon ergeren. Het eenige, waarmee zich de Overheid bemoeide was alzoo de vraag, hoe zij en haar school voor het kiezen van een bepaalde richting kon worden bewaard.

In de Schoolwet van 1801 wilde men „daarlaten al het leerstellige, dat door de onderscheiden kerkgenootschappen verschillend wordt begrepen". Kende deze wet nog bizondere scholen, in 1803 kwam de regeling, waarbij het oprichten van bizondere scholen niet meer vrij was, een onhoudbare toe-Stand, die in 1806 weer werd vervangen door de vrijheid — maar welkeene! — om bizondere scholen te stichten. De Overheid bemoeide zich evenwel ook thans niet met de richtingen.

Zeker, men sprak bij laatstgenoemde wet wel van „christelijke deugden", maar volgens G-roen van Prinsterer's woord lag in deze wet „de kiem van onchristelijkheid", wijl men slechts christelijk zijn wilde, in zoover de algemeenheid van haar inrichting dit veroorloofde. En hoewel het „onderwijs in het leerstellige van hun kerkgenootschap" wel aan de kinderen mocht worden gegeven, was het toch den onderwijzers verboden over deze dingen te handelen.

De wetgever wilde zich — met erkenning van het feit, dat er richtingen zijn, — onthouden van het bevoordeelen van de eene richting boven de andere; de Overheid sprak zich in deze materie niet uit.

En deze practijk is steeds die van de Overheid in ons land geweest, na dien.

Sinds het Gereformeerd karakter van de scholen was losgelaten, het karakter, zooals men het onder de republiek voor het laatst kende, was de Overheid er steeds op uit om het onderwijs, zooals zijl het gaf of deed geven van de kwestie van de richtingen los te maken; en zij poogde steeds die richtingen vrij te laten — voorzoover ^ie vrijheid ook maar aan eenige richting was verleend.

Natuurlijk wordt de zaak eenigszins anders, wanneer het beginsel van de gelijkstelling in de grondwet komt, en er straks dus ook door de Overheid waarborg moet worden gevraagd in meer dan één opzicht.

Maar ^jvelke de gebreken Vaji de wet van '20 dan ook mogen zijn — zeker niet kleeft haar de smet aan, dat zdj 'de eene richting in ons land zou bevooriechten boven de andere — afgedacht nu van het feit, of de wet als zoodanig niet dichter staat bij het christelijk-historisch dan bij' het antirevolutionair principe.

Zeker evenwel is het, dat deze wet aan alle richtingen een gelijk recht geeft tot het oprichten van scholen. En nimmer heeft ook in de laatste jaren de Overheid zich bemoeid met de vraag, welke richting wél, en welke niet subsidie zou kimnen ontvangen bij het stichten van een school. Of toch ?

Misschien dat het even dreigde. En nog dreigt. Iramers in § 11 van de sloit-en overgangsbepaling der wet, die geldt tot 1 Januari 1928, is sprake van „gelijksoortige" scholen. Dat kan beteekenen scholen van dezelfde richting. "En ik meen, dat het wel is voorgekomen, dat het oprichten b.v. van een Gereformeerde school omnogelijk was, doordien er van de aan het gemeentebestuur opgegeven kinderen, reeds op een andere christelijke school, zij het dan ook niet een Gereformeerde, ter school gingen.

Daar zit al een gevaarlijk dingetje in. Ofschoon we onmiddelhjk toegeven, dat het wel degelijk kón voorkomen, wijl een weg moest gevonden om splitsing tot in het oneindige af te wenden.

Maar nu mag nimmer de noodsprong, die in het bewuste artikel werd gedaan, ons doen spreken van een principe, dat in onze wetgeving is te vinden. Niet alsof Dr van der Vaart Smit zoo zou doen. Maar we zeggen dit, om ook de tegenwerping, die misschien zou volgen, door de verwijzing naar dit artikel, van meetafaan te keeren.

De gedachte, dat de Overheid zegt: die richting mag een gesubsidieerde school bouwen, en 'die andere richting mag ook een school houwen, maar krijgt geen cent, gaat tegen de toestanden bij ons onderwijs in, en wijkt af van den logischen ontwikkelingsgang van de onderwijlswetgeving in Nederland. Dit nu nog afgedacht van de principle el e bezwaren. Afgedacht ook van de vraag, of zeHs de grondwet een dergelijke oplossing zou gedoogen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1925

De Reformatie | 8 Pagina's

Dwergscholen

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 oktober 1925

De Reformatie | 8 Pagina's