GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Verkeerde wisselstand. VI.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Verkeerde wisselstand. VI.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

„Waar dan zoo de uiterste voorzorgen voor een objektieve bespreking van Galvijns doopsbesc'houwing zijn genomen, kan daarmee thans een aanvang gemaakt worden".

Daarmee besloten we ons vorige artikel.

Natuurlijk bedoelden we daarmee niet Galvijns doopsbeschouwing in haar geheel bloot te leggen.

Doch alleen op die punten, welke hier in het geding zijn.

Welke zijn die punten?

Herinneren wij nog even aan wat Dr v. d. 'Vaart Smit schreef: „Slechts dan is er een sacrament, als aan het persoonlijk aanbieden van Gods zijde (door het sacrament) een persoonlijk geloofsaanvaarden beantwoordt". 'Voorts is nóg op een element te letten, n.l. dat naar Calvijn en de Geref. reformatoren een bijzondere saoramenteële genade niet bestaat, dat slechts hij de genadegave van het sacrament ontvangen fea, die ze „promissione per fidem" door de geloofsa'aiivaarding van de belofte Gods reeds heef t". „Het is echter volkomen duidelijk — gelijk ook practisch door de christelijke ouders ervaren wordt — dat de verbondsweldaden, versterking van het geloof, met name van het geloof in de vergeving der zonde en in de gave van het eeuwige leven, dan in he.t sacrament van den kinderdoop in de eerste plaats aan de ouders toekomen en eerst in de tweede plaats (afgezien van de ons verborgen onmiddellijke inwerking Gods op de ziel van het kind „naar de ordening van Melchizedek") „naai de ordening van Abraham in den middellijken weg, historisch en psychologisch, „ahiaarmate het tot zijn verstand zal gekomen zijn", aan het kind, dat den doop ontving".

Voor het verband, waarin deze zinsneden voorkomen, verwijzen we naar onze eerste artikelen in deze reeks, waarin we het artikel van Dr v. d. Y. S. in zijn' geheel onzen lezers voorlegden.

Om het bovenstaande nu kort saam te vatten:

lo. Galviju kent volgens Dr v. d. V. S. geen bijzondere sacramenteele genade.

2o. Galvijn leert, dat er zonder persoonlijk geloofsaanvaarden, ' alzoo zonder dadelijk geloof, geen sacrament bestaat.

3o. Volgeus Galvijn komt de doopsgeuade in de eerste plaats aan de ouders toe.

éo. Het kind krijgt eerst deel aan doopsgenade als het tot zijn verstand is gekomen.

50'. Dr v^ d. V. S. ziet daarbij af van de ons verborgen onmiddellijke inwerking Gods op de ziel van het kind, omdat, gelijk uit de strekking van zijn betoog blijkt, deze inwerking, zoo ze bestaat, in geen geval als sacramenteele genade kan worden opgevat.

Bij den doop van een kind staat het naar deze voorstelling dus zoo:

1 o. het kind ontvangt alleen het uitwendig doopsteeken, maar niet de doopsgenade;

2o. de ouders ontvangen niet het uitwendig doopsteeken, maar wel de doopsgenade.

Hierop nu willen we Galvijn onderzoeken.

Gelijk wij zeiden bepalen we ons daarbij hoofdzakelijk tot het zestiende hoofdstuk uit het vierde boek van zijn Institutie (uitgave 1559), dat uitsluitend aan den kinderdoop is gewijd.

Een enkel citaat veroorloven we ons ook uit het vijftiende hoofdstuk.

Als Galvijn in dat laatste hoofdstuk de dwaling bestrijdt, dat de doop alleen voor de zonden uit den verleden tijd gegeven wordt en dat de kracht van den doop voor daarna bedreven kwaad als het ware verouder^d en versleten is, dan laat hij daarop volgen: „Dit moeten wij bedenken en vasthouden, op wat tijd wij ook zouden mogen gedoopt worden, dat wij eenmaal voor ons gansche leven worden afgewassohen eii gereinigd. Derhalve zoo dikwijls als wij' gezondigd hebben, zoo moeten wij onze memorie ververschen door onzen doop, en ons gemoed daarmede versterken, opdat het van de vergeving der zonden altijd gerust en verzekerd zij. Want, alhoewel de doop, maar eenmaal bediend zijnde, schijnt gepasseerd te wezen, zoo is hij nochtans door de navolgende zonden niet vernietigd. Want de reinigheid van Christus is ons in den doop toegebracht, deze reinigheid heeft altijd haar kracht, zij wordt door geen vlekken verduisterd, maar bedekt en wischt zelfs uit al onze vuiligheden" (IV. 15. 3).

Niemand zal ontkennen, dat deze passage ook op den kinderdoop slaat. De woorden: „op wat tijd wij ook zouden mogen gedoopt worden" bewijzen dit afdoende. Hef is eenvoudig niet denkbaar, dat Galvijn, waar in zijn dagen de kinderdoop regel was, deze hiervan zou uitsluiten.

Mag dit als vaststaande aangenomen, dan volgt hieruit:

lo. dat Galvijn hier alleen het oog heeft op onzen eigen doop, ook wanneer die kort na onze geboorte plaats vond en niet den doop van onze kinderen;

2o. dat hij bij dien kinderdoop ook een doops genade aanneemt. Immers wordt in den doop „de reinigheid van Christus ons toegebracht". Een zeer sterke uitdrukkingl Dat hij daarmee niet bedoelt, dat door den doop de wedergeboorte wordt gewerkt is van elders duidelijk;

3o. dat volgens hem die doopsgenade nooit vernietigd wordt, maar het geheele leven door van kracht blijft;

•4o. dat het buiten zijn gedachtenki-ing ligl, als zou het kind eerst als het tot zijn verstand gekomen is, deel krijgen aan de doopsgenade. Neen, wat er later plaats moet grijpen is: onze memorie ververschen door onzen doop, ons onzen doop weer te binnen brengen. Wij hebben ons te herinneren, welke genade God ons in den doop heeft bewezen;

öo. dat hij den eisc'li van persoonlijke geloofsaanvaarding, van dadelijk, bewust geloof bij dit „toebrengen van de reinigheid van Christus" in het geheel niet stelt. Integendeel. Hij weet zeer goed, dat een 'kind nog geen bewust geloof bezit. ' Dit belet hem niet te leeren, dat op welken tijd de doop ook plaats hebbe, hij immer de reinigheid van Ghnistus toebrengt.

In ditzelfde hoofdstuk bestrijdt hij ook de Wederdoopers. Tegen hen brengt hij geiheel andere argumenten in het gelid. Doch de grondgedachte blijft dezelfde.

Hij zegt: „Op hetgeen zij ons verder vragen, te weten: wat geloof wij toch jaren lang, nadat wij gedoopt waren, bewezen en getoond hebben, opdat zij daaruit mochten besluiten, dat onze doop nietig en te vergeefsch is, dewijl ze ons niet wordt geheiligd anders dan door het woord der beloften met het geloof ontvangen en aangenomen, antwoorden wij aldus: Dat wij wel in onze blindheid en ongeloovigheid langen tijd de belofte, die ons in den doop gegeven was, niet gekend noch gehouden hebben; maar dat niettemin de belofte zelve, dewijl ze van God kwam, altijd vast, bondig en waarachtig gebleven is. Ofschoon alle menschen leugenachtig en trouweloos waren, zoo houdt nochtans God niet op waarachtig te zijn; ofschoon alle menschen verloren liepen, Christus blijft evenwel de zaligheid. Wij bekennen deAalve, dat de doop voor dien tijd ons niet een haar heeft gebaat, toen de belofte onö daarin voorgedragen, zonder welke de doop niiets is, veracht en verschoveir lag. Doch nu, nadat wij door de genade Gods ons hebben begonnen te bekeeren, zoo beschuldigen wü onze blindheid en onze 'hardigheid des har-ten, dat wij zoo een groote goedheid zoolang met ondankbaarheid bejegend hebben. Voorts gelooven wij, dat de belofte zelve niet is verdwenen, en denken wij btj onszelve aldus: God beloofde vegeving der zonden door den doop, en Hij zal zonder twijfel de beloofde vergeving allen geloovigen betalen. Die belofte was ons in den doop voorgedragen; laat ons derhalve dezelve door het geloof omhelzen. Zij is ons wel lange'h tijd vanwege onze ongeloovigheid begraven geweest, maar laat ons die dan nu door het geloof aannemen" (IV. 17. 1).

Ook hier ziet men op den achtergrond den kinderdoop staan, want Galvijn spreekt hier juist over een van de krachtigste argumenten, welke door de Anabaptisten tegen den kinderdoop werden ingebracht. Zij redeneerden aldus: God belooft bij den doop de vergeving der zonden. Doch de kinderen zijn daarmee niet bekend. .Ja, bij het opgroeien verachten ze.die. Zij kunnen of.willen dlie belofte niet aannemen. Maar dan kan hun doop ook geen doop zijn. Want zonder persooidijk aanvaarden kan er van een doop geen sprake zijn.

Zij verwierpen dus den kinderdoop op precies denzeltden grond, welken ook Dr v. d. V. S. voor zfjn rekening neemt en waarvoor hij achter Galvijn dekking zoekt.

Maar in dit citaat komt het helder uit, hoe 'hij zich ten deze op Galvijn allerminst kan beroepen.

Galvijn neemt juist het tegenovergestelde standpunt in als Dr V. d. V. S.

Tegen de redeneering: er is geen sacrament, wanneer er geen persoonlijke geloofsaanvaarding is, kiest hij zoo kras mogelijk positie.

Hij zegt niet: hoewel er geen persoonlijke geloofs-

132 Igp^' aanvaarding is bij hel kind, is die er toch wel bij de ouders en zoo kan 'do idee van sacrament gered worden.

Maar liij spreekt juist andersom: al is er geen persoonlijke geloofsaanvaarding 'bij den doopeling, toch blijft het een doop, omdat wat de mensch doet niet kan te niet doen wat God doet.

En nu beziet hij den Doop om den Wederdoopers op hun eigen terrein tegemoet te komon vooral uit het oogpunt van de belofte. Hij bestrijdt hun met hun eigen wapenen. Dit hoeft men hier wel te bedenken.

God — aldus Galvijn — schenkt in den doop zijn beloften niet aan de ouders, aan hen denkt hij zelfs niet, maar aan de kinderen — en Hij houdt die beloften.

Maar nu moeten wij ons bij onze bekeering beschuldigen, dat wij zoo blind en verhard zijn geweest.

De belofte in den doop heeft op zichzelf reeds door Gods barm'hartigheid kracht. Wij moeten echter die belofte omhelzen.

Als hij in dit verband verklaart, dat wanneer wij onzen doop niet kennen en houden er „geen haar" profijt van trekken, dan is de beteekenis daai'van duidelijk. Hij geeft daarmee niet te kennen, dat wij in dat geval in den doop niets ontvangen, maar dat wij er geen troost uit kunnen putten, er voor ons bewustzijn niets aan hebben. Men onderscheide hier tusschen zijn en bewustzijn. Wat het zijn betreft, geeft Oalvijn 'geen onduidelijk geluid: de beloften zijn er, al verstaan we die niet en die beloften zijn, welke houding wij er ook tegenover hebben aangenomen, altijd vast, bondig en waarachtig gebleven.

Alzoo blijkt uit deze plaats:

lo. de stelling van Dr v. d. V. S.: geen sacrament zonder persoonlijke geloofsaanvaarding wordt door Galvijn met de meeste beslistheid verworpen;

2o. Galvijn plaatst, daartegenover: geen sacrament zonder Jielofte Gods;

3o. die belofte Gods vormt de genade in den doop, welke 'hij 'hier ook „goedheid" noemt, en is onafhankelijk van het aannemen der belofte;

4o. de ouders komen 'hier in het geheel niet in aanmerking; •:

5o. de doop verplicht tot aannemen der belofte, de geloofsaanvaarding volgt — natuurlijk als regel — op de doopsgenade.

-^ Gevaar voor misverstand?

Aan Ds R(iotberg) van Maassluis mecnen we ons verplicht te zijn het volgende stukske van zijn hand uit , , De Wachter" van 18 Jan. j.l. onverkort op te nemen:

„Niet volledig. In ons blad nam ik 21 Dec. j.l. een kort resumé op van een brief, mij door Dr v. d. Vaart Smit toegezonden.

Hierover zegt Prof. Hepp in De R e f o r m a t i e van 4 Jan.: „Ik zie er van af om het scheeve, dat Ds R(iotberg) in De Wachter van 21 Dec. j.l. uit een hem door Dr v. d. V. Sm. toegezonden schrijven liet afdrukken, recht te zetten".

Dit is m. i. niet volledig. Als Prof. Hepp wil wijzen op 't geen ik in De Wachter opnam, moet hij (om geen misverstand bij zijn lezers te wekken), er bij zeggen, dat ik uitdrukkelijk verklaard heb, dat ik alles liet voor rekening van Dr v. d. V. Sm.

Uit 't geen Prof. Hepp schrijft zou men kunnen af • leiden, dat ik het met instemming heb opgenomen.

Als we over iemand schrijven, is het m. i. eisch, dat wij het zoo doen, dat geen verkeerde indruk gewekt wordt".

Tot zoover Ds Rietberg.

Het zou mij spijten, indien bij iemand het misverstand, waarvoor Ds Rietberg vreest, werkelijk heeft post gevat.

Maar door opname van het bovenstaande is, naar ik hoop, dat misverstand thans uit den weg geruimd on alle verder gevaar daarvoor bezworen.

3 Prof. Dr W. Geeslnl(. t

De ochtendbladen brachten ons het bericht, dat prof. Geesink gisteren overleed.

In ons volgend nummer hopen we een „In memoriam" te geven.

Maar wij kunnen niet nalaten thans reeds eenige uiting fe geven aan wat ons vervult.

Hoe weemoedig de gedachte ook zij, dat wij hem, dien wij als leermeester hebben liefgekregen, als collega hebben gewaardeerd en in vele andere relaties van zijn aangenamen omgang en groote gaven hebben genoten, hier niet meer zullen ontmoeten, wij zijn toch dankbaar, dat de Heere hem heeft opgenomen in Zijn heerlijkheid.

De laatste jaren ta: kelde hij zienderoogen af.

Een floers trok over zijn glanzenden geest.

Hij werd hoe langer 'hoe meer objekt van medelijden.

Hun, dit pijn. die hem in zijn kracht hadden gekend, deed

Zelf was hij het zich gelukkig niet bewust.

Maar die hem liefhadden leden eronder.

Wij waren ervan overtuigd: God had er Zijn heilig doel meo, dat Hij prof. Geesink de jaren nog verlengde.

Doch nu is dat doel bereikt.

Nu weten wij hem b.ij zijn Jezus, waarover hij in intieme oogenblik'ken zoo teoder kon spreken.

„Ach", zei hij mij eens, „die voorstelling van de scheool is misschien wel prachtig, maar als je, zooals ik bij mijn zielkte voor de poorten van den dood ligt, hebt je er geen troost aan en ik hield mij maar aan den Catechismus: dat mijn ziel van stonde aan na dit leven tot Christus, haar Hoofd zal opgenomen worden."

In hem is heengegaan een man, die zich sterk tot het volk des Heeren voelde aangetrokken, een geleerde, die in de studie opging, een hoogleeraar, die door zijn studenten in overdrachtelijken, een enkele maal ook in letterlijken zin op de handen werd gedragen, een geest, die open stond voor de geloovige kulluur. Trooste onze God de zijnen.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Verkeerde wisselstand. VI.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 januari 1929

De Reformatie | 8 Pagina's