GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Gebrek zien.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Gebrek zien.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Zoo wie nu bet goed der wereld heeft, en ziet zijn broeder gebrek bebben.... 1 Jobannes 3 : 17.

Welk een teedere trek in de heilige liefde wordt ons hier aangewezen.

Gebrek zien.

Meestentijds moet het gebrek van een ander ons door derden worden medegedeeld, of — erger nog — door den gebreklijdende zélf onder het oog gebracht. Wij zien het zoo zelden, zonder bemiddelende tusschenkomst, uit onszèlven.

Nu kan dit dikwijls niet anders. We moeten zelf alle moeite doen om in de jagende vaart van het leven mee te komen, en hebben bijna geen gelegenheid om opzij te zien naar hem, die aan den kant gedrongen werd, en er niet meer kan inkomen. En ook is het terrein, waarop Christelijke barmhartigheid en broederliefde beoefend moet worden, zóó uitgestrekt, dat wij het niet alles met eigen oogen kunnen zien, en anderen ons den nood, die daar heerscht, moetp'n berichten. Onredelijk en onbillijk ware dan ook hij, die, in zulke gevallen, vau onze onbekendheid met anderer gebrek eene grief maakte.

En toch — niettegenstaande dat alles — blijft de zoo eenvoudig en ongezocht gegeven aanwijzing van den apostel van waarde, van beschamende waarde, dat wij het gebrek van onzen broeder zélf met eigen oog, hebben op te merken. „Zoo wie nu het goed der wereld heeft, en z i e t zijn broeder gebrek hebben" Elk onzer heeft zijn eigen kring, het terrein waarop zijn leven en arbeid zich ontwikkelt; en niemand heeft het daar zóó gespannen-druk met eigen zorgen, of er is gelegenheid te over, om eens anders gebrek te zien, — zonder dat die ander het opzettelijk toont, ja zelfs terwijl hij het opzettelijk verbergt. Indien slechts ons oog een oog der liefde ware.

Immers, over die liefde gaat het hier, en uit den geest van die liefde spreekt de apostel. Daarom zegt hij dat woord zoo ongezocht en natuurlijk: — „en ziet zijn broeder gebrek hebben". Het spreekt voor hem vanzelf, dat de liefde zulks ziet. Heeft zij niet een doordringend oog'? Waarom ziet niemand eerder dan de moeder, dat haar kind eenig leed heeft? Omdat zij liefheeft. Waarom zegt de vrouw, wanneer haar man een lang verborgen ge-houden zorg haar bekend maakt: — „Ik heb het reeds lang gezien"? Omdat zij liefheeft. De liefde heeft in eigen kring niet noodig, dat men aan haar deur klopt, en haar een verhaal doet van eigen of anderer gebrek; zij heeft het reeds zelf gezien.

Zou in het kwijnen van deze liefde niet de oorzaak liggen van onze weinige opmerkzaamheid voor het leed of de armoe van den biroeder? A.ch, de klacht van een apostel „Zij zoeken allen het hunne", heeft nog haar droevig bestaansrecht. Hoezeer zijn wij gewend onszèlven eiken morgen de oogkleppen weer aan te binden om heel dien dag slechts eigen baan af te turen. Hoevéél zouden we zien, indien we eens terzijde blikten. Maar nu moet het ons opzettelijk bericht worden; nu moet de arme zijn kleed openslaan om daaronder het naakte lijf ons te toonea, terwijl we zijne huivering hadden kunnen opmerken, indien wij maar gezien hadden; nu moet de stille armoe maandenlang onbemerkt voortgaan, orridat niemand er oog voor heeft.

En ja, — dan schrikken we op. En dan tasten we in de beurs. Natuurlijk, natuurlijk, — er moet geholpen worden. Ja, zeker, we doen óók mee. Maai er is iets heel schoons uit ons liefdebetoon weg, onherroepelijk weg; een der teederste trekken is verloren gegaan. We hebben gewacht tot het gebrek openbaar werd, gewacht tot de arme zelf het moest komen vertellen; we zijn hem niet vóór geweest; we hebben niet gezien dat onze broeder gebrek had.

Dit is wel erg idealistisch voorgesteld, — zoo zal iemand zeggen.

De Christen bedenke, dat hij door dit idealisme gered is. Want ons gebrek is aan God niet door een ander aangezegd; — wie zou dat dan kunnen geweest zijn? en evenmin hebben wijzelven het Hem getoond'. Neen, Hij heeft het zélf gezien. Doordringend, en waar, en liefdevol heeft Hij het met eigen oog waargenomen. Ook Hij — ja waarlijk. Hij ten volle — door de liefde gedreven. De hoogste liefde heeft hier het scherpste oog gehad. En niet gewacht heeft Hij tot wij klaagden en ons gebrek Hem bekend maakten. Hij is ons vóór geweest. Eer wij riepen had Hij geantwoord. En het offer van Christus aan het kruis is de hoogste vervulling der gedachte, dat de liefde het gebrek van den arme ziet.

Hierdoor zijn wij gered. En wij hebben de roeping om in heilige wederliefde te zoeken ook dezen trek in het beeld Gods te vertoonen, en het ideale tot werkelijkheid te brengen. Wij hebben de roepig om te zien, speurend uit te zien. Met voordacht gebruikt de apostel hier een woord, dat niet het flauwe, krachtelooze zien uitdrukt, zonder innerlijke opneming van het waargenomene, maar een zien dat met indringende beschouwing gepaard gaat, en verbonden is met de erkenning der beteekenis van het aanschouwde. Wederom, — het is het zien der liefde. Zóó hebben de priester en de leviet niet gezien, hoewel zij den halfdoode zagen liggen; maar de Samaritaan zag; hij zag zijn broeder gebrek hebben, „en werd met innerlijke ontferming bewogen". Het was het zien der liefde.

Dit „zien", dit inzien, hebben alle groote weldoeners der menschheid gehad. Alle stichtingen van barmhartigheid hebben in dit zien-der-lieïde haar oorsprong gevonden.

Ach, dat wij zóó zagen.

Ach, dat degenen, die „het goed der wereld" hebben, in vroeger dagen zóó den nood gezien hadden van wie in hun dienst waren; hoeveel sociale verbittering van dezen tijd ware ons gespaard gebleven.

De Christen b'eoefene dan dezen blik der liefde. Hij leere dien van zijn God. En hij bedenke, dat wie het goed der wereld bezit ook de heilige roeping heeft om het gebrek van zijn broeder te zien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1929

De Reformatie | 8 Pagina's

Gebrek zien.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 oktober 1929

De Reformatie | 8 Pagina's