GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„Waar Oost en West elkaar ontmoeten”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„Waar Oost en West elkaar ontmoeten”.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II. •

Het is een vraagstuk op zichzelf, om die 320 millioeai menschen in Engelsch-Indië met het Evangelie te bereiken.

Hoe de Amerikaansche zendeling Stanley Jones werkte, is bekend uit zijn boeken, die ook in het Nederlandsch zijn vertaald en gretig zijn gelezen.

Forell schrijft in zijn reisbeschrijving „Waar Oost en West elkaar ontaoeten" van een Schotschen zendeling, die van Hindoesche vrienden geleerd' had hoe het Evangelie „gemakkelijk begrijpelijk" (? ) te maken voor zijn Indische broeders. „Hij haid: Sanskrit geleerd, en op zijn rondreizen in Üte verschillende dorpen sprak hij 'de menschen geheel op dezelfde wijze toe als de heilige Hindoo's dit deden. Hij droeg namelijk half zingend de verhalen uit het Evangelie voor in het Sanskrit, voornamelijk de gelijkenissen van Jezus, en wist zoodoende de menschen om zich heen te verzamelen, waarbij hij hun de teksten in hmi eigen taal poogde uit te leggen. Hij had ook een „veena", een Indisch muziekinstrument, bij zich, waarmee hij zij'n voordracht begeleidde. De wijze van ons zendingswerk te doen, leeren wij niet in ons land op de academie, maar daar ginds op het zendingsveld zelf, zei hij; en hij voegde erbij: Wat het Hindoeïsme is, begrijpen wij ook beter, wanneer wij goede vrienden worden met een vromen Hindoe, die ons eerbied leert koesteren voor zijn godsdienst. Wanneer Oost en West elkaar ontmoeten, kunnai beiden veel van elkaar leeren".

Hier kijkt echter het gevaar van het syncretisme om den hoek!

In een hoofdstuk van meer dan 20 blad'z. handelt ds Forell opzettelijk over „moderne zendelingen en zendingsmethoden".

Om daarmee op de hoogte te komen bezocht hij den bekenden Rev. dr N. Macnicol, secretaris-generaal van den Nationalen Indischen Zendingsraad, „die in zeker opzicht kan genoemd worden de chef van den generalen staf der Evangelische Zending in Indië". Hij is o.a. ook bekend geworden door zijn schitterend boek „Pandita Ramabai, de moeder der verstootenen", dat meer dan waard is in Nederlandsche vertaling te verschijnen.

Bij de viering van het Kerstfeest ten huize van dr Macnicol ontmoette ds Forell eenige „moderne" zendelingen. Een Engelsch zendeling O'.a. was als Indiër gekleed, en leider van een groep van jonge zendelingen, die een intiemere aanraking trachtten te krijgen met verschillende ontwikkeilde klassen van Hindoes. „Er bestaat, als men dit zoo noemen mag, een nieuwe Franciskaner orde, evenwel op Evangelischen grondslag, die groote sympathie gevoelt voor de Anglo-katholieke beweging in de. Engelsche kerk". Deze opmerking doet ons reeds voorzichtig zijn. „Deze jeugdige zendelingen hebbea allen een uitstekende academische opleiding gehad, en behooren tot de „opperste" klasse der samenleving. Maar zij zijn bezield met den vurigen wensch om door Spartaanschen eenvoud in levensvinjze en door afstand 'te doen van de voor Westerlingen hoogst natuurlijke levensbehoeften, den Indiërs te bewijzen, dat zij in §taat zijn tot groote offers ter wille van het Evangelie!" Zij worden dus Indiërs met de Indiërs in vollen zin, tot in kleeding, levenswijze enz. Dat dit nu de rechte methode is, , zal niet door ieder worden erkend. Ds Forell schrijft, dan ook, dat er bij deze manier van doen gevaar bestaat, om iets van zichzelf prijs te geven, en' wel iets, wat het innigste wezen van zulk een zendeling uitmaakt.

Deze zendingsinstelling, genoemd Christa Seva Sangh Ashram, gaat tever, o.a. ook in het toegeven aan de Indische fantasie door een ritueel van rijken inhoud; er is een opgaan in den vorm.

Moeilijk wordt de positie der zendelingen ook door den geest van nationalisme, die Indië heeft aangegrepen. Want deze geest is ook doorgedrongen in de zendingskerken. Men roept om medezeggenschap; en wie kan ontkennen, dat dezj eiscb in menig opzicht volkomen rechtmatig is?

Daarbij komt, dat de strijd om zelfstandig v/ordeai van Indië, zijdelings de zejiding zeer nauw raakt Het kan dan ook aan de zending niet caverschillig zijn, hoelang de strijd tusschen Engeland en zijn grootste kolonie duren zal. Want hoe langer die strijd duurt, hoe prikkelbaarder de gemoederen' worden, en hoe sterker het wantrouwen wordt tegen alles wat Westersch is. Op deze vrJjze wordt de tegenstand tegen het Christendori verscherpt..

Ja meer nog, alzoo wordt ook de ' egenstand tegen het Reform-Hindoeïsme verscherpt, sn dat kan voorde zending geen voordeel zijn. Dat Reform-Hindoeïsme moge Hindoesch zijn, het treedt toch tegen veel, wat in het Hindoeïsme niet deugt, op, en' is daarin een medestrijder van het Christendom.

Het doet aangenaam aan te lezen, dat ds Forell do zendelingen zoo waardeert. Hij noemt ze „ridders uit dezen tijd", en schrijft dan: „Wanneer de-

genen, die de zending geringschatten, eens zagen hoeveel waarlijk mannelijke eigenschappen er in onze dagen van een zendeling gevergd worden, dan zouden zij zeker in bewondering en geestdrift geraken over zulk een grootsch werk. Alle kinderen en de - rijpere jeugd hebben steeds gedweept met de ridders uit de middeleeuwen, en zou het nu niet mogelijk zijn de belangstelling van onze jeugd wat meer op te wekken voor de ridders uit dezen tijd, namelijk onze zendelingen? "

Zij dalen zelfs af tot de diepst gevallen kringen. Merkwaardig is b.v. wat ons meegedeeld wordt van een zending onder dieven en roovers! 'Zendeling Himmelstrand, die onder deze menschen arbeidt, wordt daarvoor bijzonder geschikt geacht: „De natuurlijkheid en innige goedhartigheid, die hem kenmerkten, moesten wel indruk maken op de boosdoeners, vooral ook, omdat dezen volgens de beschrijving toch in den grond geen onsympathieke menschen waren. Het waren dan ook geen gewone dieven en roovers. Het waren lieden uit een bijzondere soort van kaste, die het als een zuiver religieusen plicht beschouwden rond te gaan en te stelen en te rooven wat zij konden. Zij deden dit intusschen op een meer vergeeflijke wijze dan wij zouden denken. Zij gingen namehjk Se rijken bestelen, om hun buit aan de armen te geven; en hoewel zulk • een diefstal met onze zedelijkheidsbegrippen strijdt, zoo moeten wij niettemin bedenken, dat zij niet altijd stalen enkel om te stelen, maar omdat zij medelijden hadden met de verdrukten"!

Het gaat niet aan bij de bespreking van dit hoogst interessante boek op alles te wijzen; wij kunnen slechts hier en daar een greep doen. Op twee dingen vestigen wij ten slotte nog de aandacht.

Allereerst bezocht ds Forell met zijn beroemden reisgenoot prof. Otto ook Krisbnamurti. „Met een vriendelijk lachje begroette Krisbnamurti, ., die een vrouwelijk, zacht en teeder uiterlijk heeft, ons allen, onderhield zich voorkomend-en innemend met zijn omgeving. Het viel me moeilijk aan dezen jongen man Ie gelooven als aan een bijzonder begenadigde. Het is zoo jammer, dat Mrs. Besant de groote gaven, die ze ontegenzeggelijk heeft, gebruikt voor zulk een ijdelen waan, waarmede zij haar theosofische vereeniging voorgaat."

En dan, in de tweede plaats, heeft hij een langdurig bezoek gebracht bij Gandhi. Zooals te verwachten is, is ds Forell, die eens geestes is met Prof. Otto, een warm bewonderaar van Gandhi. Zóó zelfs, dat hij met instemming aanhaalt het woord van een Engelschen bisschop: „Ik beken openlijk, hoewel het mij diep smart dit te moeten zeggen, dat ik Gandhi beschouw, als een OQtmoedij en geduldig martelaar eener rechtvaardige zaak, als een waarachtig volgeling van onzen gekruisigden Verlosser, die niettemin door hen, die zich Christenen noemen, in de gevangenis geworpen is".

Al moge deze lofprijzing tever gaaa, omdat 'Gandhi geen Christai is maar een volbloed Hindoe, toch is ons hart vol bewondering voor dezen mensch, die met groote gaven bedeeld, zich geheel en al geeft aan zijn volk, tot opoffering van zijn leven toe.

Bijzonder boeiend zijn de bladzijden, die gewijd zijn aan de beschrijving van ds Forell's verblijf in .Sabarmati. In een gezelschap herkende hij Gandhi niet dadelijk. „Eindelijk ontdekte ik toch in de verte een in elkaar gedoken fjguur, schijnbaar geheel verdiept in eigen gedachten. Hij was gekleed in een mantel, die slechts tot de knieën reikte. Duidelijk voelde hij, hoezeer ook verdiept in eigen gedachten, dat mijn blik op hem rustte; want eensklaps sloeg hij zijn oogen op. Toen herkende ik Mahatma Gandhi.

Het is niet zoo gemakkelijk een beschrijving van hem te geven. Uiterlijk heeft bij niets indrukwekkends: een door vasten^ waken, hard arbeiden uitgeteerd lichaam droeg een hoofd, dat men niet mooi kan noemen, met een tamelijk breeden, geheel kaal geschoren schedel. De bovenlip stak een weinig vooruit en was bedekt met een dun, donker snorretje; uit de heldere oogen met hun vorschenden blik straalde een onbeschrijfelijke goedheid. Men voelde zich gedwongen steeds te kijken naar die oogen, welke spraken van grooten ziedenadel.

In zijn voorkomen was evenwel geen 'enkel spoor te bekennen, waaruit men kon vermoeden, dat men stond tegenover een zeer bijzondere persoonlijkheid', of (beter gezegd) tegenover een groot man. Over zijn gansche wezen lag zulk een eenvoud, dat men' zich moeilijk voorstellen kon, dat woordMi uit diea kleinen mond duizenden toehoorders konden boeien en meesleepen. Men kreeg den diepen indruk, dat hij het liefst onopgemerkt bleef, want zooals hij daar in zijn hoek gedoken zat, geleek hij meer op een jongeling in de overgangsjaren, eenigszins schuchter en' verlegen wegduikend, wanneer hij opmerkte dat hij werd aangekeken, dan op een dO'Or het leven gehard en gelouterd man, een volksleider, die •grootere macht heeft over de menschen dan iemand' ter wereld, wie ook."-

Doch genoeg. Slechts konden wij hier en daar een greep doen, om te laten vermoeden, welfc een bijzonder boek wij hebben in „Waar Oost en West elkaar ontmoeten", i) Een critiek schrijven wij niet; maar wij willen wel opmerken, dat het in •sommige opzichten teveel .doet denken aan de reli­ gions geschichtliche school welke onze sympathie niet heeft. Dit sluit echter niet uit, dat het boek van rijken inhoud is, boeiend en interessant, en leerrijk in de hoogste mate; daarom bevel-en^ wg het van harte aan aan allen, die wat meer willeb weten van Engelsch-Indië en de zending.


') Uitgave van J. Ploegsma, Zeist.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1931

De Reformatie | 6 Pagina's

„Waar Oost en West elkaar ontmoeten”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 april 1931

De Reformatie | 6 Pagina's