GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Reportage-kunst.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reportage-kunst.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

(B. Stroman, „Stad".)

In het vorige artikel heb ik gewezen op de repcitage-kunst als een van de karakteristieke vormen van „nieuwe zakelijkheid" in de literatuur, naar aanleiding van het boek van Knickerbocker: „De Roode handel dreigt".

Terloops noemde ik daarbij ook eenige proeven van het soort, die tot onze eigen literatuur behooren, boeken van Albert Helman, Albert Kuyle en A. den Doolaard. Maar het meest sprekende vooibeéld noemde ik niet en daarover wil ik gaarne in dit artikel handelen.

Ik bedoel het boek van B. Stroman, „S t a d" i). In zijn uiterlijk presenteert het zich reeds als hyper-modem.

De omslag vertoont een ondergrond van stukken krant, naast en op elkaar gelegd over het geheele kaftoppervlak. Uit de mededeelingen-in-woorden, die duidelijk te lezen zijn en grootendeels betrekking hebben op Rotterdam, komen, als filmbeelden, de reproducties naar boven van den Groote-Kerkstoren, het bekende spoorviaduct over de stad, en het dek van een stoomschip. En daaroverheen, maar nu in roode kleur, ligt het silhouet van Rotterdams plattegrond, met de eilanden en havens incluis. De achterzijde van dezen omslag is geheel gelijk, maar in omgekeerde oxde van kleuren: die heeft zwart op rood. De witranden der bladzijden zijn aan den binnenkant van de pagina dubbel zoo breed als aan do buitenzijde, zoodat het boek, als het openligt, een blank middendeel heeft. De zware, zwarte letter is een van de allernieuwste typen.

Moderniteiten dus allemaal, die aan het boek aanstonds zijn cachet geven.

Tegelijk doen ze het echter ook als bijdrage tot de repoTtage-lrunst kennen. De krant-fragmenten, de sprekende beelden van stad en haven, de suggestieve mededeeling, dat met „Stad" bedoeld is Rotterdam, zijn directe aanwijzingen in de richting der moderne reportage. Niet „een muur van woorden" zooals het vroegere boek door de jongeren genoemd is, maar de samenwerking van cijfer, camera en vulpen doet" het reportage-kunstwerk ontstaan.

Dit uiterlijk sluit precies aan bij het innerlijke, bij den inhoud. Die is: een reportage-beeld van de stad Rotterdam, d.w.z., niet een verhaal, al duiken overal personen op, en niet een beschrijving, al is het Rotterdamsche locaal op vrijwel iedere bladzijde te herkennen, maar een veraanschouwelijking, een realiseering. Zooals op de film verandert elk oogonblik het beeld en een witpagina, met dagvermelding (maar dan in volkomen willekeurige orde: Donderdag, Zaterdag, Dinsdag, Vrijdag, Maandag, Donderdag, Maandag, Woensdag, Zondag, enz.) kondigt telkens het volgende tafereel aan. En zoo krijgt de lezer te zien het Rotterdamsche leven van winkeljuffrouwen, kantoorbedienden, haven-arbeiders, scheepvaartemployé's, dieven, souteneurs, 't leven van dag en nacht, van zonnige en mistige morgens, van druilerige middagen en glimmendnatte avonden, van schel-lichte city-straten en luguber-donkere nachtbuurten, 't Rolt alles als de berichtgeving van een loopende krant in onverstoordsnel tempo aan zijn oog voorbij. Menschen en dingen spreken hun eigen taal. Niet de schrijver vertelt, maar de lezer ziet en hoort en elke korte zin is een trek van het levende beeld: dat ontstaat vanzelf uit tien, twintig van die zinnen bij elkaar.

Reportage inderdaad, nuchtere, absolute zakelijkheid.

Een bijzoaidere eigenschap is daarbij, dat de Schrijver gestreefd heeft naar wat men zou tunnen noemen: optische zegging. Wat de reportage-kunst elders tot uitdrukking brengt met cijfers en filmopnamen, wordt hier in optische zegging gevonden, d.w.z., wat de Auteur wil doen uitkomen als door zijn personen of hemzelf gezien en door zijn lezer te zien, geeft hij een opvallenden vorm. Hij drukt dat in een ander lettertype, correspondeerend op den aard van het aanschouwde: een zakenbrief staat in de machine-letter, een krantenbericht in de krantenletter, een etalage-opschrift in de reclameletter.

Zoo krijgen wij een beeld als dit: „Juffrouw Berghem heeft de tram genomen. Staan.

Het regent. Zij krijgt toch een zitplaats. Stil luistert ze naar de gesprekken. VERBODEN TE ROOKEN. VERBODEN TE SPUWEN. De ruiten zijn beslagen. De lucht is zwaar en bedoxven. Ze veegt haar raam schoon. Het overvloedige', gele licht der etalages wordt in het natte asphalt vermorst. De weinige menschen gaan gehaast. De winkelruiten worden veronachtzaamd. EET MEER FRUIT. BENEDEN BOKSPRIJZEN. MOORDPRIJZEN. Een lichte laan van winkels. ALLES MOET WEG. Die vliegende winkels zie je overal tegenwoordig."

Optische zegging dus. De Schrijver zegt niet: terwijl ze daar stond in de tram viel haar oog op het bordje, waarop stond, dat het verboden was in den wagen te rooken en te spuwen, maar hij laat het bordje zélf spreken: de lezer ziet het op 't zelfde oogenblik, dat de juffrouw het ziet. En zoo is het met de etalage-opschriften en de reclameschreeuwen. De lezer ziet en hoort ze, precies zooals de juffrouw ze ziet en verstaat.

Zoover gaat de Auteur met zijn optische zegging, dat hij een heele pagina vult met een stuk krant, of een groote bioscoop-aankondiging of de mededeelingen op een reclame-zuil.

Een merkwaardig staaltje vindt men bijv. in het beeld: Zondag.

Een jongen zit in de huiskamer boekhouden te studeeren. De radio is ingesteld op den kerkdienst. En nu volgt deze passage:

„Bij het opmaken der balans moet men dan ook ter bepaling van heteindkapitaal, dat in het credit der balans moet opgenomen worden, de drie rekeningen als één geheel beschouwen..." (Jan, de

jongen, leest dus hardop ©en zin uit zijn boek)... %t\itn tail tael hagelp^ met «Sab; I^Esft ii5ob haii taaarlp een piaaté in on^ leben; " ... Wil je nog een bakje, Jan ? •ffiaat on^ tljan^ tejamen sinscn ban hen taieventtaintis^te j^aïni. ... Ja, maar niet zooveel melk..."

Het letterverschil doet hier alles (men merke op, dat wat uit den kerkdienst overkomt, in de oude gotische bijbelletter gedrukt staat), 't Maakt het beeld der contrasten zoo scherp, als het in de werkelijkheid nauwelijks is.

Maar ook zonder dat letterverschil bereikt de auteur deze optische zegging. In zijn stijl ligt ze besloten.

Ten voorbeeld citeer ik enkele zinnen uit het beeld: Vrijdag.

beeld: Vrijdag. „De stad is vochtig en grijs. De straten liggen zwart en modderig tusschen de norsche karakterlooze huizen. In bet grauwe licht gaan de menschen, rijden de auto's, de trams, de fietsers, de trage sleeperskarren. De binnenhavens zijn vol beurtschippers, die boven het water en langs de bedrijvige kaden hun strak spel van masten en draden hebben uitgezet. De zakkendragers brengen zwijgend hun lasten aan boord. De kruiers rijden him vracht over de zwiepende plank naar het 'ruim... Soms zingt een vrouw in een roef haar eenzaam lied, maar het verstilt na weinige maten, omdat haar Idnd huilt... De vrouwen schelden van boot tot boot, weinigen luisteren. De haven is verontrust als dooi het gekrijsch van hongerige meeuwen. De stemmen zwijgen met een schok. De hekn van een agent blinkt... De natte vlaggen hangen stil tegen het dompig verschiet"...

Men leze deze zinnen eens langzaam en met aandacht. Dan zal men aJles, wat ze meedeelen, zien, levend, reëel, scherp. 'tHeele beeld is een filmopname van kadedrukte en het decoratief van masten en vlaggen, van den aanslenterenden agent en zijn blinkenden helm, verlevendigt het, maakt het nóg scherper.

Het lijdt geen twijfel, of het beeld, dat aldus wordt gegeven van het levende en bewegelijke Rotterdam, is uitermate suggestief. En de heele indeeling van het boek: de reportage-vorm van dagelijksch gebeuren, de voortdurende letterwisseling, de flitsende moment-belichting, de dialoog in allerlei voim: van zaken-gesprek tot dieven-jargon — ze werken dat suggestieve direct in de hand.

Ook aarzel ik niet, om verschillende fragmenten sterk van stijlkracht te noemen, in het koit en zakelijk grijpen van ieder samenstellend détail onmiddellijk van optische werking. Lezen is hier inderdaad zien, mee-beleven; wel altijd momenteel, omdat dadelijk weer een ander beeld voorspringt, maar juist daardoor intens.

De reportage-kimst heeft met dit merkwaardige boek inderdaad haar volledige consequentie bereikt. De „muur van woorden" ligt omver en het uitzicht op het leven daarachter is ruim en vrij. En toch doet, naar het mij voorkomt, juist de duidelijkheid van de soort-openba, ring hier, het artistieke bezwaar tegen het genre aan het licht treden. In het voorafgaande artikel heb ik van de reportage-geschriften alszoodanig gezegd, dat ze in modem licht kunstwerken zijn, omdat ze levensbeelden brengen, waarvan elke zenuw trilt en iedere verborgenheid bloot komt. In hun chirurgisch-openleggen, hun tot-op-het-skelet-doorbranden dragen ze de kunstidee der nieuwe zakelijkheid. Maar ©en boek als „Stad" doet zien, dat er ook ten dezen grenzen zijn en dat een te absoluut doorvoeren van de optische zegging toch de bewogenheid verstrakt en het beeld vermechaniseert. Hier is van toepassing hetgeen Marsman schrijft in zijn oriënteerend artikel over „de aesthetiek der reporters"

(Forum, 1 jg. p. 150), dat deze mededeelingsvorm, tot norm verheven, „beteekent bij alle boeiende felheid van expressie, bij alle synthetische bondigheid, een vermindering van de verbeelding, van gloed en van leven, van hartstocht en droom..., afschaffing van het geheim, dat de onzichtbare kern is van alle leven... vergoding van het mechanische, als object en als functie, ten koste van het organische... een achterstellen van den mensch bij zijn omgeving en in den mensch van het observeerbare ten koste van het enigma" (het verborgene). De kunstwaarde 2) van het geheel is, ondanks voortreffelijke fragmenten en bladzijden, ten offer gevallen aan het streven naar volkomen reportage.


1) W. L. en J. Brusse's Uitg. Mij., Rotterdam.

1) 't Is mijn bedoeling in deze en enkele volgende artikelen eenige aanteekeningen te maken over de literatuur der nieuwe zakelijkheid naar aanleiding van verschillende moderne boeken. Ik hoop dus nog de gelegenheid te krijgen ook principieel dezen nieuwen literatuurvorm te bezien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Reportage-kunst.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 maart 1933

De Reformatie | 8 Pagina's