GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Brieven van Mevr. Bosboom-Toussaint.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Brieven van Mevr. Bosboom-Toussaint.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Onuitgegeven Brieven van Mevr. Bosboom— Toussaint, meegedeeld door Dr C. Tazelaar. — N.V. G. J. A. Ruys' Uitg. Mij., Zutphen, 1934.

Het is de gewoonte in ons blad dat Redacteuren zelf aankondiging doen van een uitgave, die van hun hand is verschenen of waarin ze aandeel hebben.

Dit laatste is voor mij het geval, ter zake van de „Onuitgegeven Brieven van Mevrouw Bosboom-Toussaint", die bij de firma Ruys te Zutphen van de pers kwamen. Ik heb die brieven in hun onderling verband gepubhceerd en van aanteekeningen voorzien en dus is het ook mijn taak; het boek aan te kondigen.

Uiteraard kan men van een eigen geschrift niet anders dan formeele mededeeling doen. Maar hier staat de zaak anders. Den eigenlijken inhoud van het boek vormen de brieven van Mevr. Bosboom en daarom kan ik breeder erover schrijven, mag ik ook zeggen, dat, wat dit boek brengt, in meer dan een Opzicht belangrijk is.

Mevrouw Bosboom was in correspondentie gekomen met den heer C. Mulder, docent in de Nederlandsche Taal aan de Tlieologische School te Kampen van 1867 tot 1897.

De heer Mulder had in het tijdschrift „De Vrije Kerk" een tweetal artikelen geplaatst over Mevrouw Bosboom als Evangeliste en Romancière. Hij zond de desbetreffende afleveringen van Aug. 1880 en Jan. 1881 aan de Schrijfster toe en zoo ontstond een betrekking, die tot een vrij drukke wederzijdsche correspondentie leidde.

De brieven, die Mevr. Bosboom schreef, zijn alle bewaard gebleven en het zijn die brieven, welke in deze uitgave worden gepubliceerd.

De be teekenis van zulke brieven, waarin gehandeld wordt over tijdsquaesties en tijdgenooten, waarin eigen denkbeelden en opvattingen worden uitgesproken en de ideeën van anderen worden beschouwd, behoeft wel niet nader te worden omschreven. „Brieven", zegt Dr Japikse terecht in zijn inleiding op de uitgave der brieven van Prins Willem, „brieven, liefst autographen, zijn het zekerste middel om een historische persoonlijkheid te benaderen". Maar wel in het bijzonder is die beteekenis groot ten aanzien van Mevr. Bosboom, die zelf schreef aan Potgieter: „men moet mijne biographie, mijn karakter of wat ook, later maar samenstellen uit mijne brieven, die, al zijn ze niet voor dit doel geschreven, er toch, geloof ik, vrijwel toe gebruikt kunnen worden", en aan den heer Mulder verklaarde, dat ze het best op dreef was „als ik schrijven mag, zooals mij lief is".

Het eerste element van de belangrijkheid dezer brieven-collectie is dan ook inderdaad, dat ze het karakter van de Schrijfster in een duidelijk licht stellen. Ze leeren b.v. hoe gevoelig Mevr. Bosboom was voor vriendschap, voor waardeering en erkenning; hoe ze persoonlijk en als Schrijfster leefde uit haar christelijke overtuiging, maar daarin, gelijk in alles, haar eigen weg wilde gaan; hoe ze sterk was in sympathieën en antipathieën en, vooral in de laatste zich geen reserves oplegde; hoe ze, ofschoon vriendelijk in den omgang, zich altijd op een zekeren a: fstand hield en zooveel meer. Elke brief van deze collectie draagt lot die kennis bij, soms zelfs heel verrassend, als men hem legt naast een anderen, gericht aan een anderen correspondent: men kijkt dan even achter de schermen van haar persoonlijk bestaan en ont-

dekt karaktertrekken, die een biograaf riiet zoo zou kunnen aanwijzen.

Baarnaast staat, als tweede element van belangrijkheid, het inzicht dat ze geven in de denkbeelden van Mevr. Bosboom. De heer Mulder wist haai' blijkbaar in zijn brieven telkens zulke vragen voor te leggen, dat ze alsvanzelf aan 't praten raakte: over haar kerkelijk standpunt, over haar poUtieke denkwijze, over den Schoolstrijd, de Antircvolutionnairen, de Roomschen; of ook over historiebeoefening, kunstenaarschap, schrijversverantwoordelijkheid, hteraire critiek, enz. En juist omdat ze blijkbaar aan hem schreef „zooals (haar) lief was"; onomwonden, uitvoerig, zeer persoonlijk, is deze brievenverzameling van veel belang ter aanvulUng van wat we van elders weten omtrent de geestelijke structuur en de cultureele interesse van Mevrouw Bosboom.

Dan is er, als derde element, de waarde, die ze hebben voor het verstaan van haar werk.

hebben voor het verstaan van haar werk. Telkens — klaarblijkelijk alweer door den heer Mulder uit haar tent gelokt — spreekt ze over de bedoeUng van een of ander geschrift, over wat er achter staat aan ideeën en gevoelens, over de aanleiding tot hun conceptie. Vooral als ze bcschou: wing geeft over wat anderen met betrekking tot haar schrifturen hebben gezegd is er die waarde. Want dan ziet men, in hoeverre de critiek rechtmatig was en treedt de juiste strekking, ongezocht, aan den dag. Ten voorbeeld noem ik de quaestie van de Roomsche tendenzen, die sommigen in het werk der Sclirijfster hebben gelaakt, of het verwijt van gebrek aan opinie-vastheid, dat haar meer dan eens is gedaan. Beter dan vele bladzijden van biographen en essayisten lichten dan de weinige woorden van haar zelf ons in over zulke punten, vooral omdat ze in haar reacties geen blad voor , den mond neemt.

En eindelijk moet, als vierde element, worden aangewezen haar oordeel over menschen en dingen. Bekend met velen van haar vooraanstaande tijdgenooten en verkeerend in een breeden kring van Haagsch leven, had ze haar persoonlijke ervaringen, die ze, als het briefverband zulks meebracht, met groote openhartigheid meedeelde. Merkwaardig is daarbij de subjectieve inslag, terwijl ze overigens, als historieschrijfster en ook in haar reUgicuze levenshouding, zoo objectief was. Over Dr Kuyper b.v. weet ze geen woord goeds, wel heel veel kwaads te zeggen, en degenen, die haar sympathie hebben, b.v. Busken Huet en Dr Wilkens, zijn onaantastbaar. Hier brengen de beoordeeUngen van menschen tegelijk weer gegevens mee voor haar karakteranalyse.

Een enkel voorbeeld van wat men uit deze brieven leeren kan, moge hier volgen, 't Is een van de vele fragmenten, die uit biografisch oogpunt beteekenis hebben, maar ook over de geestelijke structuur van de Sclirijfster licht doen vallen.

In den brief van 14 Augustus 1880 schrijft ze het navolgende:

„Ge verlangt te weten, tot welke kerk ik eigenlijk hoor?

Door opvoeding en belijdenis (op mijn zestiende jaar) behoor ik thuis in de Gereformeerde Kerk, maar ik heb, zoodra ik tot eenige geestelijke erkentenis en zelfstandiglieid kwam niet geschroomd bij andere protestantsche gemeenten ter kerk te gaan en zoowel bif den Remonstrantschen Cohen Stuart als den Lutberschen Schuurman vertroosting en opwekking gevonden. Waar ik die vond, zoolang de gelegenheid bet mij gunde, heb ik ook in onze gemeente bet mijne gezocht. Vinet is zoowel naar religie als literatuur mijn autoriteit. Monod is miji zeer dierbaar, ook Beets, en Oosterzee was mijn geestelijke vader in de verre dagen te Alkmaar. Maar gü hebt bet wel gezien, ik leef in isolement. Ik geloof dat het mijne kracht is, maar het is tóch ook een smart. Intellectueel zoo min als geestelijk met geestverwanten om te gaan, dat maakt zeker arm aan blijdschap en aan opwekking, maar mijn leven is nu eenmaal hier zoo gezet en ik vermag niet tegen de omstandigheden, waarin ik verkeer, en ik reken op beter leven voor 't geen ik in dezen mis. Ik zoek en vind mijn troost en mijn beste geesteliike voedsel in mijn bijbel en tracht te houden, wat het mijne is. Niet zonder strijd, maar ook die strijd zal haar nut hebben."

Even te voren heeft ze dat geestelijk isolement in zijn oorsprong aangewezen, als ze zegt dat haar vrije, onafhankelijke geest haar niet toelaat bij eenige groep of partij zich aan te sluiten, maar ook dat de verdeeldheid en de gtrijd der Protestantsche Christenen onderling haar een te treurig schouwspel is, dan dat ze zich daarin mengen kan.

Ik weet wel, zoo schrijft ze, dat de Heer zelf gezegd beeft, dat er verdeeldheid moest komen om Zijn Naam, maar die moet zich tóch eenmaal in harmonie oplossen, dunkt mij', en 't komt mij voor, dat de partyen niet precies den weg inslaan, die daartoe leidt. Wat mij betreft, ik geloof in den Heere Christus als mijn eenigen Verlosser en Zaligmaker en hoop in dat geloof te sterven "

In meer dan één opzicht belangrijk noemde ik boven deze brieven.

Wie de vier aangegeven elementen in hun wezenlijke beteekenis verstaat, zal dat toestemmen, en een citaat als dit, een van de vele, die illustratieve kracht hebben, bewijst het bovendien. Niet slechts voor den in historie en literatuur belang; stellende, maar ook voor een veel ruimer kring is er dat belangwekkende. Mevrouw Bosboom was romancière, doch, gelijk de heer Mulder in zijn artikelen heeft aangetoond, ook Evangeliste, en alszoodanig spreekt ze ook in deze brieven tot den lezer. En in dat getuigenis heeft ze tot een ieder wat te zeggen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Brieven van Mevr. Bosboom-Toussaint.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 april 1934

De Reformatie | 8 Pagina's