GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Onze omgang met elkander.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Onze omgang met elkander.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

VI. (Slot.)

De menschen zijn verscheiden.

Dat is noodzakelijk met het oog op het doel der menschheid. Niet alleen toch de enkele mensch, maar ook de menschheid is het beeld Gods. Daarom moet zij in oneindige variatie de heerUjkheden en den rijkdom van dat beeld Gods doen uitstralen. Maar eenmaal door de zonde bedorven, gal dezelfde oorzaak, van 's menschen schepping naar Gods' beeld, ook het gevolg dat er een oneindige variatie is in het optreden naar verkeerde richiing, JEr-is aon altij-d opnieuw: verrassende verscheidenheid van menschen en telkens weer treffende verscheidenheid van gaven, maar ook een steeds weer beangstigende variatie van mogelijkheden om Gods wet te overtreden.

In deze voortdurend gevarieerde wereld, te midden van de steeds onderscheiden menschen leven wij nu — zelf eene der variaties van het beeld waarnaar God den mensch heeft gemaakt.

Kan het nu anders dan dat wij, wanneer wij ons in den omgang met anderen begeven, beginnen moeten met den rijkdom der verscheidenheid te zien? Is het doel van de verscheidenheid niet om ons te verstaan te geven dat in God een oneindige gevarieerdheid des levens gegeven is? En zullen wij niet trachten achter de veelheid der verscheidenheden de heerlijkheid van den éénen God te ontdekken?

En anderzijds, wanneer de verscheidenheid des levens misbruikt wordt tot den dienst van het vleescli, moet dat ons niet aansporen om den strijd tegen alle misbruik van de gaven, van den verscheiden aanleg en van het verscheiden karakter met kracht te voeren? Wij z, ullen ook in den omgang de menschheid hebben te zeggen, dat een ieder zijn specialen aanleg heeft, omdat God door hem op een speciale wijze, op ; de voor hem geschikte wijze wil worden gediend.

Zoo hebben wij alle levensvariaties in de eerste plaats te zien als een openbaring van rijkdom van Jiet leven Gods. Maar hoe dwaas zijn wij dan dikwijls, dat wij beginnen met ons , te ergeren aan het anders zijn van den ander.

Ook dat anders zijn van den ander moeten wij in geloof aanvaarden.

En als wij dat doen dan brengt dat voor onzen omgang verschillende consequenties mee. Verschillende consequenties tegenover verschillende mienschen.

Daarom kunnen wij de verscheidenheid van onze medemenschen in verband met het vraagstuk van onzien omgang ook op verschillende wijze bezien.

In de eerste plaats is het de vraag wat normatief voor ons behoort te zijn in den omgang. Welke eischen wij mogen en kunnen stellen aan de menschen met welke wij omgaan.

In de tweede plaats is er het .vraagstuk van d e selectie in onzen omgang.

In de derde plaats is er de vraa, g van de v e e 1-zijdigheid van onzen omgang.

Er zijn menschen, die hun eigenaardigheid normatief achten voor den omgang. Nori^natief dan in dien zin, dat zij niet alleen de vraag met wie zij willen omgaan, maar ook de vraag welke menschen „aardig" z ij n, welke menschen „'flink" z ij n, welke menschen „vervelend" z ij n laten beshss.en door hun persoonlijken smaak.

Erger, meermalen komt het voor, dat op gTond van een zuiver particulieren indruk geconcludeerd wordt dat er bij iemand „niet veel bij zit", of dat iemand „een saaie kerel" is, of een „ongeschikt mensch".

Er zijn heel wat omgangszonden bedreven doordien men op zoo ^geheel oppervlakkige wijze een persoonlijken indruk dien men had, objectieve waarde toekende. Het eigen subjectieve bevinden krijgt in zulk een geval het karakter van iets normatiefs. Afgedachl nu van het feit dat het steeds ongeoorloofd is de eigen subjectieve opvatting voor normatief te houden, doet men ook onrecht aan zijn medemenschen door zulk een dikwijls al te haastig oordeel. Er zijn geintroverteerde typen, naar binnen gekeerde menschen, die zich niet gemakkelijk uiten en die in gezelschap erg sül zijn ea misschien enkele vrij onbeteekenende opmerkingen maken. En toch kunnen het „geestelijke binnenvetters" zijn, in wier hart een schat van wijsheid woont en wier omgang een weelde kan beteekenen voor allen die het vertrouwen van dat hart hebben gewonnen. Zoo zouden talrijke voorbeelden zijn aan te halen van gevallen, waarbij heel het vraagstuk van het al of niet „goed" zijn, het al of niet „flink" zijn, het al of niet „aardig" zijn van de persoon een ander aspect krijgt, zoodra wij de subjectieve normen (die geen normen zijn) vervangen door objectieve.

Nu blijft daarnaast echter het vraagstuk van de selectie bestaan. Niemand verplicht ons om met iedereen om te gaan. Tenslotte zijn w!ij vrij om de menschen, met wie wij in meer specialen zin omgang hebben, zelf als vrienden te kiezen. Weliswaar worden wij bij deze keuze ook veelszins geleid eenerzijds door het bestel Gods over ons leven, en anderzijds ook doordien anderen klaarblijkelijk met ons den omgang jzoeken.

Voorzoover wij echter zelf een zekere selectie toepassen en ook specialen omgang kiezen, moeten wij weer acht geven op de methode, volgens welke onze keuze wordt bepaald. Al te dikwijls is het in onze samenleving merkbaar, dat er menschen zijn die de echte vreugde van den omgang missen, doordien zij zich bij de keuze van hun zoogenaamde vrienden lieten leiden door feitelijk onzuivere motieven. Ook hier is niet in de eerste plaats beslissend de vraag naar „gelijkheid in stand" of „in rang", maar beslissend is hier primair de vraag „ob sich das Herz zum Herzen findet", — ook al is onze omgang geen huwelijksband.

En zoo komen wij vanzelf tot de vraag naar de veelzijdigheid van den omgang. Zeer veel menschen verarmen hun eigen leven door een zeer eenzijdigen omgang te hebben. Er zijn er die met een zekere bravoure zeggen, dat ize geen behoefte hebben aan meer dan één farhilie om mee om te gaan. Een echtpaar verzekert dan dat één vriendenpaar werkelijk voldoende is; „zooveel omgang, wat heb je daar aan? "

Nu zijn er inderdaad enkele min lof meer eenzelvige menschen, die zich moeiUjk geven en die een zekere voldoening kunnen vinden in zulk een beperkten omgang. Maar toch blijft het de vraag of zij op den duur hun leven niet zouden kunnen verrijken door meer variatie in den omgang te brengen. Bovendien zijn deze menschen ook uitzonderingen.

In het algemeen is het zóó, dat wij door een gevariëerden omgang ons leven ongemeen verrijken. Een predikant, die enkel met ambtgenooten omgaat, verarmt zich zelf. Een geleerde, die enkel met geleerden omgang zoekt, lijdt vrijwillig armoede. Een schoolmeester op een dorp, die enkel omgaat met collega's, verstaat nooit de weelde, die er gelegen kan zijn in den omgang met zijn dorpsgenooten, die nimmer een acte behaalden. Wij moeten ook in den omgang , voor elkander iets beteekenen en in den omgang elkander weten te verrijken. De veelkleurige wijsheid Gods, geopenbaard in de schepping en in het werk der herschepping, behoort in haar rijke variatie ook in de omgangskringen weerspiegeld te worden. Dan maakt een vriendschappelijke omgang ons gelukkig en rijk en worden .wijt zelf voor eenzijdigheid bewaard.

Natuurlijk beteekent een eri ander niet dat ook niet een zekere gelijkheid 'noodig is voor het vinden van den omgang.

De omgang moet een basi^ hebben in gelijkheid van sympathie inzake de belangrijkste vragen van levenshouding. En dit beteekent niet alleen, dat er slechts vertrouwelijke oingang kan zijn tusschen hen tjie inzake de , .belangrijkste levensvragen eenzelfde overtuigiijg hebben, maar het beteekent ook, dat er een fékere aanpassing behoort te zijn in verband m©t de methode van beoordeelen der dingen, in verband met de oprvattingen vfen gedragingen in' het maatschappelijk leven en In verband met de; vraag, wat oir baar en niet oirbaar geacht behoort te worden.

Wanneer dus automatisch de omgang van de menschen zich beperkt toi de personen met ongeveer „eenzelfde cultuumiveau" dan is dat iets anders dart wat wij verstaan onder een „niet gevariëerdeni. omgang. Het is dwaze „stands"hoogmoed waneer iemand met tien duizend gulden inkomen denkt dat iemand met vijf mille inkomen beslist op een ander cultuurniveau moet staan dan hij; maar het is eveneens dwaasheid en hoogmoed, wanneer de ongecultiveerde en misschien ongeciviliseerde mensch, die dag in dag uit leeft in zijn eng en besloten wereldje, meent dat hij op grond van het feit dat hij met alle leden van Christus' kerk Avondmaal viert nu ook eigenlijk huisvriend behoort te zijn bij den notaris of bij den dokter of bij den minister of bij een gezant die met hem aan den disch des Heeren aanzat.

Wij hebben gepoogd in de laatste weken enkele vragen betreffende den omgang nader te bezien in het licht van de openbaring Gods over het leven.

Ook onze omgang behoeft dringend reformatie. In de eerste plaats omdat wij zoo weinig bewust omgaan met elkander, en wij dus zoo weinig in den omgang ons bewust zijn van onze roeping als christenen.

En in de tweede plaats behoeft onze omgang drüigend reformatie omdat wij in onzen omgang al te zeer gewend geraakt zijn aan ledige vormen en aan wereldgelijkvormigheid.

Wij moeten veel missen uit onzen omgang, dat wij thans bezitten.

En wij moeten veel gaan bezitten in onzen omang, dat wij thans missen.

Tenslotte willen wij er nog op wijzen, dat het oo dringend noodig is dat wij als christenen er aar streven in onzen omgang waar te z'ijn. Het s een droevig verschijnsel dat wij zoo menigmaal ons leenen voor practijken, die algeheel in strijd zijn met het zesde en met het negende gebod.

Ik weet wel dat er op dit terrein zeer groote moeilijkheden liggen, maar ik weet ook dat tallooze moeihjkheden overwonnen zouden kunnen worden indien men slechts ernstig poogde ae meester te worden. De groote fout van de meeste menschen ligt ten opzichte van ethische vraagstukken daarin, dat zij niet serieus beginnen aan e oplossing, omdat zij altijd wel een puntje kunnen vinden, waar naar hun oordeel de opossing practisch niet is te vinden. Laten wij ever anders de vraagstukken aanpakken. Laten ij eerst ernstig pogen te beginnen op die punten aar wij wèl een oplossing zien.

Wanneer ieder christen eerst ernstig tracht den mgang nimmer te gebruiken voor het vertellen an dingen waarover hij niet voor de volle honerd procent zekerheid heeft, dan zou, al veel ewonnen zijn.

En wanneer dan daarna alles gedaan werd om onzes naastes eer en goed gerucht te bevorderen dan zou dat een tweede belangrijke stap op den weg zijn.

En als er dan veroordeeld moest worden, dan zou dat kunnen indien dat steeds geschiedde als voor het aangezichte Gods met de bedoeling o m die zaak Gods te dienen en nimmer met de bedoeling om een ander klein te maken of zichaself groot te maken.

Die geheimen van een waarlijk christelijken omgang zijn niet zoo verborgen als sommige menschen in onzen tijd schijnen te denken.

Uit een waai-lijk christelijken omgang zou zoo groote kracht openbaar worden ook voor de komst van het koninkrijk Gods. Zoo ongezocht zouden wij het kumien laten merken, dat wij wel in de wereld, maar niet van de wereld zijn.

En dan zou onze „omgang" in bizonderen zin ons steeds weer prikkelen tot een voortdurend méér waarlijk christelijken omgang in algemeenen zin.

En zóó leeren we verstaan hoe het kan: „door onzen wandel onze naaste voor Christus gewonnen".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1934

De Reformatie | 8 Pagina's

Onze omgang met elkander.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 mei 1934

De Reformatie | 8 Pagina's