GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZIELKUNDE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZIELKUNDE

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vorming der persoonlijkheid.

II.

Wij komen nu voor de vraag, hoe wij het begrip „vorming der persoonlijkheid" of „persoonlijkheidsvorming" hebben te definieeren.

Wij wezen er reeds op, dat er verschil is tusschen „persoonlijkheidsvorming" en „karaktervorming".

Wij AviUen echter ook al dadelijk toegeven, dat beide begrippen moeilijk zijn t© omschrijiveia en dat het niet zoo heel eenvoudig is te zeggen, waarin nu eigenlijk het verschil tusschen deze twe© bestaat.

Toch vdllen wij trachten over deze dingen iets meer te zeggen, om zoo te komen tot een begripsbegrenzing.

Het karakter behoort bij' de persoonlijkheid. En persoonlijkheid zonder karakter bestaat er niet. Want ook al is een persoonlijkheid slecht gevormd en verkeerd ontwikkeld en al heeft deze een slecht of gebrekkig karakter, dan nog kunnen wij bij den mensch, dien het betreft, spreken van een karakter en van ©en persoonJijkheid.

Dat nu karakter ©n persoonlijkheid niet hetzelfde zijn blijkt wel hieruit, dat wij' in het dageilijksche leven zeer wel van iemand kunnen zeggen: „die man of die vrouw is heelemaal geen persoonlijkheid". En als iemand dan zegt: ik vind het toch geeai ongeschikt type, dan kunnen wij antwoorden: „o neen, hij (zij) heeft een best karaider".

Om nu misverstand te voorkomen, moeten wij er al da, delijk op wijzen, dat men ook weer niet moet denken, dat een persoonlijkheid per sé iemand wezen moet zoo van het type, dat altijd weer met kracht en geweld optreedt, dat steeds opnieuw zich gelden laat en dat wel zorgt voldoende de ellebogen te gebruiken om vooraan te komen in de rij. Iemand kan rustig on kalm zijn gang gaan, in het publieke leven niet op don voorgrond treden, weinig van zich laten hooren, misschien zelfs in den eigen gezinskring de neiging hebben zich terug te trekken, terwijl hij toch werkelijk datgene is, Aïrat men pleegt t© noemen „een persoonlijkheid".

Maar, dat deze persoonlijkheid zich nu op de wijze openbaart zooals wij die omschreven, is ©en kwestie van zijn karakter.

Nu behoort, zoo we zeiden, het karakter tot de persoonlijkheid. Door het karakter wordt d© persoonlijkheid op een bepaalde wijze gekleurd.

De persoonlijkheid echter omvat het totaal van de levensuitingen van den betrokkene. Het karakter geeft aan die levensuitingen kleur ©n type.

Het antwoord op de vraag, of iemand een gevormde persoonlijkheid is, wordt bepaald door verschillende factoren. De belangrijkste factoren hierbij zijn deze, of iemands aanleg tot zijn recht komt, of d© op voed ing s- ©n milieuinvloeden zich op harmonisch© wijze bij dezen aanleg hebben aangepast en of de betrokkene in de levensomstandigheden en het cultuurmilieu, waarin God hem heeft geplaatst, zijn door opvoeding en milieu ontwikkelden aanleg weet te gebruiken op ©en wijze, die vxuchtdragond is.

Wij kumien van iemand, die aan de voorwaajd©n, in de laatst© zinnen gesteld, voldoet, zeggeo, dat hij ©en gevormde persoonlijldieid i s, of ook wel, dat hij ©en gevormd© p©rsoonlij'!dieid heeft (wij komen op dit verschil in uitdrukkingswij'ze nog wel nader terug).

Maar het moet duidelijk zijn, dat ©en niettgevormde persoonlijkheid toch ook ©©n persoooil^kheid is.

Alleen maar, hier komen wij in botsing met het spraakgebruik, naar het schijnt. Wanneer w^ van iemand zeggen: „hij is ©en persoonlij'kheid", dan bedoelen wij m©©stal: hij is ©en sterke persoonlijkheid. Dit spraakgebruik moet ons niet in dö war brengen. Onze taal kent meer derge^ lijk© zegswijzen. Wanneer ik van iemand z©g: „dat is ©en „man"", dan bedoel ik daarmee, dat de betrokkene een flink© man is, dat zijn inamielijk© eigenschappen als bijzonder© deugden naar voren treden. Maar dit beteekent niet, dat de duizenden, die bij den Burgerlij'ken Stand staan ingeschreven en van wi© ik niet gaarne zou zeggeoi, dat zij mannen, zijn in dien s p e c i a 1 © n zin, da.arom géén mannen zijn. Integendeel, ieder zal direct bereid zijn om te • zeggen, dat er idein zooveel mannen in die en die stad wonen, oofc al heeft hij eerst betoogd, dat de persoon voor wien hij veel vereering heeft, ©en „man" is.

Zoo wordt nu ook het woord persoonlijkheid in tweecrlei zin gebruikt. Het wordt gebruikt in den specialen zin, ongeveer synoniem met de wijze waarop het woord „een man" of „©en vróiiw" gebezigd wordt; maar het woord persoonlijldieid kan ook gebezigd worden in den algemeenen zin, waarbij het eenvoudig beteekent de totaalstructuur, do samenhang van het leven in den éénen mensch, over wien wij handelen. Zoo wordt het mogelij'k, dat wij spreken over „©en merkwaardig© persoonlijkheid", „'©en onevenwichtig© persoonlij'kheid", „©en krachtige persoonlijkheid", „©©n weinig beteekenend© persoonlijkheid", ©nz.

Allerlei misvattingen, die ©r ten opzicht© van het begrip persoonlijkheid bestaan, zijn nxi voortgekomen uit het feit, dat men de twee begrippem „persoonlijkheid" met elkaar verward©.

Wanneer in allerlei advertenties bepaalde methodes worden aanbevolen tot vorming der per soonlijkheid, dan denkt men veelal aan het woord persoonlijkheid in den specialen zin. „Wees een persoonlijkheid", zoo zegt men dan. In dat geval beteekent dit dan: „Wees ©en flink© persoonlijkheid, wees een kerel, wees ©en sterke persoonlijkheid".

In dien zin gebruikt, is het begrip „persoon-

Igtteidsvormmg" onzin. Er zijn al heel wat menschen zenuwpatiënt geworden, omdat zij zichzelf oBsuggereerd hadden, dat zij driekwart, of misschien wel heele Napoleons of Mussolini's of Fords waren, terwijl de ellendige levensomstandighedan, zooals men zeide, de tegenwerking van menscbenj zooals men meend©; oorzaak was dat zij niet slaagden.

Wanneer iemand een weinig evenwichtig© persoonlijkheid is, dan is dat te' betreuren. Maar wanneer deze weinig evenwichtige persoonlijkheid gaat teven onder de suggestie, dat hij' ©en verschrikkelijk flink© kerel is, die met ©en gerimpeld voorhoofd en met wijd opengesperde oogleden een aanval moet doen op het succes, dan is dat heel erg, dan is dat belachelijk ©n dan is dat uiterst gevaarlijk voor de persoonlijkheid van den betrokkene zelf.

Persoonlijkheidsvorming is dan. ook heel wat anders dan bet fabrieken van „flinke" kerels of van , , sterk©" vrouwen.

Persoonlijkheidsvorming is dit, dat wij ons door de genade Gods bewust worden van de gaven, die God ons heeft gegeven, van de talenten die hij ons beeft toebetrouwd — misschien tien, misschien vijf, misschien ook maar één — en - van de leiding in opvoeding ©n ervaring van milieuüivloeden, di© God ons in ons leven gegeven heeft.

Ware persoonlijkheidsvorming is ontkieming ©n uitgroei van d© zaadkorrels van aanleg en begaafdheid in den bodem van tijd en plaats ©n omstandigheid, waarin God ons het leven heeft doen ontvangen en waarin God ons den wasdom heeft gegeven.

Vandaar dat wij kunnen zeggen, dat de war© persoonlijkheid hij is, die is wat hij is, dat wil zeggen, die in zijn openbaring naar buiten, in zijn arbeid, in zijn ach geven aan de medemenschen, in zijn vrucht zoeken voor Gods Koninkrijk al de schatten^ die God hem g©schonk©n heeft, tot hun recht laat komen.

In hoeverre nu tusschen de onderscheideine gaven, di© krachtens aanleg aanwezig zijia., ©venwicht en harmonie bestaat, is meermalen big de openbaring eener persoonlijkheid ©ej. open vraag.

Dit evenwicht en deze harmonie zijn ten deele vrucht van erfelijke factoren. De afwezigheid daarvan kan met erfelijke g©g©vens samenhangai. D© opvoedings- en d© milieu-invloeden kunnen echter veel grooter beteelcenis gehad hebben voer do meerder© of mindere evenwichtigheid bij het beleven der onderscheiden gaven. Nu blijft het de roeping van den mensch het evenwicht, oofc in zijn optreden, blijvend te zoelcen. Daarom is de vonning onzer persoonlijkheid ook nooit af.

Wanneer iemand goeden aanleg heeft, bijvoorbeeld, om leeraar te zijn aan ©en school, ©n hij heeft tevens goeden aanleg om de muziek te beoefenen en leiding te geven aan koren en dat laatste heeft de volle liefde van zijn hart, maar door zijn arbeid als leeraar onderhoudt hij zijn gezin, dan mag zoo iemand niet rusten voor hij ook in de beleving van zijn liefde en toewijding het juist© evenwicht gevonden heeft tusschen wat God hem rechtstreeks als zijn maatschappelij'ke roeping in zijn leeraarschap gaf, en wat God hem zijdelings als begaafde musicus aan arbeid op < le handen legde.

Want ook al doet de man in beide functies zijn plicht, maar hij heeft innerlijk weinig voldoening over zijn leeraarschap, dan is ©r van ©en innerlij'k evenwicht geen sprake. Zal de man waarlijk persoonlijkheid zijn, die voor zichzelf ook d© eenheid van zijn leven aanvaardt, dan heeft hij de roeping biddend bezig te zijn om dat innerlij'k evenwicht te vinden. Eerst dan ook kan hij zichzelf als de één© persoonlijkheid beleven, als hij den weg weet in zijn eigen leven en in zijn eigen levensuitingen.

Door dit voorbeeld wilden wij aangeven, wat wij bedoelen wanneer wij zeggen, dat het oók tot den aard der persoonlijkheid behoort inaerlijfc in evenwicht t© zijn en de harmonie tusschen de onderscheiden richtingen van aanleg ©n begaafdheid te beleven.

Na deze algemeene omschrijving van d© begr'ppen .persoonlijkheid" en „persoonlijkheidsvorming" komt nu de vraag aan d© orde, wat wij dan onder „karakter" en „karaktervorming" hebben t© verstaan. Wij willen ook hier trachten door oenige algemeene indicaties d© omschrijving van het begrip voor te bereiden.

Het karakter geeft een bepaald© kwaliteit van de persoonlijkheid aan.

Door bet karakter krijgt de p©rsoonlij'kh©id een bepaald aspect.

Maar het karakter is ook wel degelijk zelf meevormende „stof" voor de persoonlijkheid. Het is dus niet zoo, dat wij het kunnen voorstellen alsof wij bet karakter kunnen wegnemen ©n dan toch nog ©en persoonlijkheid overhouden. Natuurlijk evenmin zoo, dat wij de persoonlijkheid kunnen wegnemen en dan nog een karakter overhouden. Dat laatste is dwaasheid, want immers door het karakter worden bepaalde kwaliteiten der persoonlijkheid bepaald. Wanneer wij nu de persoonlijkheid egnemen vervallen vanzelf d© bepaleade kwar iteiten.

Maar, als g©zegd, wij kunnen ook niet hét kaakter wegdenken en dan nog dezelfde persoonijkheid overhouden. Wanneer wij toch Z6k©r© kwaiteiten ontnemen aan ©en grootheid, is het wel ogelijk, dat die grootheid naar „substantie" deelfde blijft, maar naar openbaring wordt zij toch en andere.

Feitelijk zouden wij bet zoo kunnen zeggen: anneer wij karakter X van persoonlijkheid A wegdenken, dan kunnen wij ons die persoonlijkheid A iet meer d©nk©n, tenzij dan dat wij haar nu karakter Y toekennen. Zonder karakter is ©en ersoonlijkheid voor ons onbestaanbaar.

Trouwens, verschillende begaafdheden oefenen nvloed op de structuur van het karakter, terwijl anderzijds bepaalde karaktereigenschappen ©n -openbaringen, of onderdeelen van het karakter, als bijv. aanspreekbaarheid, temperament, uitingsvennogen, enz., ©en niet geringen invloed oefenen op de totaliteit der peisoonlijkbeid.

Wij zullen op bet punt van d© verhouding tusschen karakter en persoonlijkheid dus nog breeder in dienen te gaan, om te kunnen komen tot 'een precies© • omschrijving- van d© feiten en de begrippen.

Dat wij dan vanzelf tot de conclusie zullen komen, dat een goed© persoonlijkheidsvorming zonder karaktervorming niet denkbaar is, laat zich thans reeds begrijpen. Over een ©n ander ©en volgend maal nader.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

ZIELKUNDE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 11 januari 1935

De Reformatie | 8 Pagina's