GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

MUZIKALE KRONIEK

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Tentoonstelllng-Nederl. Muziekleven.')

We weten niet of het doorgedrongen is tot den kring van wat onder ons aan muziek en zang doet, namelijk dat er verleden jaar zomer van 6 Juni— 6 Sept. in het Gemeente Museum van 'sGravenhage een Tentoonstelling is gehouden die een beeld trachtte te geven van het Nedörlanidische Muziekleven gedurende 1600—1800.

We twijfelen er echter zeer steirk aan, daar, uitgezonderd een enkel krantenberichtje, we letterlijk nergens er iets over hebben aangeitroffen of opgevangen uit bladen als „Standaaird", „Rotterdammer" en „Nederlander", dat wees op ©en intensieve belangstelling in dezen toch ook vooir hen unieken muzieksohouw.

Iets wat bepaald jammer is, omdat we weten dat er aan genoemde bladen, zij het dan niet geheel en al op historie ingostelden leven en werken, maar toch warm genoeg voelenden voor muziekgeschiedenis om er een visite aan zulk ©en belangrijke expositie voor over te hebben.

Daarom te betreuren, omdat er voor hen nu eens een prachtgelegeriheid was geweest om unaniem en over heel de linie van het Christelijk publiek te Icunnen verklaren dat het zoo'n lugubere tijd niet is geweest rond zestienhonderdj als permanent wordt voorgesteld, en dat, afge^ dacht van wat onze Calvinistische vaderen al of niet zouden hebben bedorven, het er toch in elk geval niet zoo hopeloos treurig uitzag ais onis al jaren en jaren van Liberale en niet-Protestantsche zijde werd ingeprent.

Want met recht spraken nu hier eens de steenen, dw.z. de platen, schilderijen, de muziekdrukken, de gescliriften, de muziekinstrumenten!

Reeds het voorbericht van den Catalogus moest erkennen, dat „Nederland bij nadere beschouwing „in die dagen veel meer heeft gepresteerd dan „men bij oppervlakkige beschouwing geneigd is „aan te nemen. Zoo werden, om een voorbeeld „te noemen, nergens ter wereld meer liederen ge- „zongen dan juist bij ons, en de verschillende mu- „ziek-colleges in den lande zijn er om te getuigen „dat het , , onmuzikale" Nederland in de beoefening „van de toonkunst een levensbehoefte zag."

Iets dat nog eens in denzelfden toonaard overigezet werd door den muzieltreoensent van het Handelsblad, eerst voor zijn gewone lezers, later voor die van „Het Orgel" van Juli 1936:

„Over het Nederlandsoh muziekleven van de zeventiende en de achttiende eeuw heeft de Nederlander, zelfs als hij musicus is, geen al te hoogdravende voorstelling. Was er „überhaupt" iets van mviziekleven? — zoo vraagt hij zich misschien wel af, gedachtig aan het feit, dat ons land na Sweelinok geen componist van buitengewone, althans internationale beteekenis heeft voortgebracht. En de niet-musious vindt de quaestie „Nederlandsch Muziekleven 1600—^1800" waarschijnlijik al heel onbelangrijk. Hij vereenzelvigt de Nederlandsche gesöhiedenis van dien tijd met de gebeurtenissen als den tachtigjarigen oorlog, de slag bij Nieuwpoort, Prins Maurits, Prins Hendrik, de Ruyter, Tromp en andere zeehelden. Van Oldenbarnevelt, Stadhouder Willem III, Johan de Witt, de Dordtsche Synode, Hugo de Groot, de Zilvervloot, Oost- en West-Indische Compagnie; Rembrandt, Frans Hals, Jan Steen en andere schildergenieën; Vondel, Hooft, Huygens.... Maar muziek? Zelfs van Sweelinok heeft hij nauwelijks een vaag idee.

Des te verrassender moet het voor hem wezen, wanneer hij op de tentoonstelling te 's-Gravenhage tot de ontdekking komt, dat er in ons land van 1600 tot 1800 wel degelijk en zeer intensief is gemusiceerd, op alle manieren en in alle standen, op straat en tehuis, bij hoog en laag. D'at kan hij niet alleen afleiden uit tal van documenten als muziek in handschrift en druk, geschriften, programma's, enz. enz., maar vooral ook direct en duidelijk zien door de verzamelde schilderijen, teekeningen, pastels, prenten, die het musiceeren in 'beeld brengen. Er werd in ons land gespeeld op clavecimbel, spinet, luit, viool, viola da gamba, violoncel, bek- en dwarsfluit, doedelzak en draailier, er werd solistisch en gezamenlijk gemusiceerd, er werd tooneel gespeeld en gedanst met muziek''.

Een inzicht waarvoor we alvast dankbaar kunnen zijn, ook al mist het nog den diieperen blik die zich bewust realiseert onder welken druk der omstandigheden al deze muziekgebeurtenissen zich hebben kunnen ontwikkelen.

Want het is wel bevredigend te lezen, dat er nergens ter wereld' meer gezongen is dan ten onzent en dat de muziek-colleges er zijn om nóg meer te helpen bewijzen, maar algeheel© voldoening geeft pas de historische bewijsvoering van wat er alzoo' gezongen werd en wie dat deden en wie in hoofdzaak den stoot gaven tot de oprichting dier muziek-collegia, kortota door wie dat allemaal beïnvloed werd en onderhouden ; dat die geweldige zanganimo zich concentreerde om het geestelijk, stichtelijk en vaderlandsch lied — Schriftuurlijke Liedekens en Geuzenlied-boeken; en dat tal van muziek-oolleges, zooals het in 1590 te Amsterdam opgerichte, als hoofddoel bij hun samenkomsten stelden: de kun-

stig gezette veelstemmige psalmoompositie, evenals de latere „Philomuses", die zidh Sweelincks 2dien Psalmbundel toegeëigend wisten.

En zoo is het ook wel aardig te vernemen „dat het werk van den organist en componist der Psalmen: Sweelinck, aan den ingang onzer tentoonstelling staat", — „groei en kracht staan aan het begin" — maar zonder de erkentenis dat het niets anders is geweest dan Geireformeerde interesse voor de Geneefsche melodieën, die Sweelinck geïnspireerd heeft tot een zoo kunstvolle behandeling, blijft al die „groei en kracht", die Sweelinck kon ontwikkelen toch een onbegrepen raadsel, en een niet te verklaren geheim.

Om nu echter niet in alleen critiek te vervallen over de leemten die ©r, dus beschouwd nog zijn in wat de schrijver onder „Het Muziekleven in de 17e eeuw" van bl. 1—19 van den Catalogus te berde brengt — niet genoeg ktmnen wij loven heit feit, dat deze eerste Haagsche Muziekexpositie ©r is geweest, die ons, behalve een schat van histoirische gegevens, bewaard in haar prachtig verzorgden en rijk geïllustreerden Catalogus, heeft getoond, dat ons vroeger Nederlandsch muziekleven gelukkig zóó armlastig niet is geworden door zoogenaamd kerkelijk-inquisitiorale onderdrukking en vervolging als Jan en alleman gewoonlijk denkt, schrijft en laat drukken.

Dit is vóór alles, voor ons het gewichtigste punt, de eerste belangrijke stap vooruit, om in breede kringen een helderder licht te doen opigaan dan tot nu toe geschenen heeft over een tijdperk in onze muziekhistorie, doorioopend nog als donker bekeken, vaak echter met allerlei op^ üsche instrumenten, gebrekkig van techniek en fabricage, en wat het ergste 'is, haast immer en altoos besmei en besmeurd door eenzijdig inzicht

en ondoopdacht vooroordeel.

J. Z.

Het slotwoord op Ds Haspers „B, ijlage" moest ik door bijzondere omstandigheden nog één week' laten overstaan. J. Z.

_ K. S. !


1) Door een abuis mijnerzijds bleef deze copie helaas te

lang liggen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

MUZIKALE KRONIEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 april 1937

De Reformatie | 8 Pagina's