GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE HISTORIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE HISTORIE

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Calvijn als verdacbte voor de Synode.

Calvijn liad in de zaak tegen Caroli gevraagd] om een Synode vóór Paschen 1537. Maar Megandeir^ die den brief ontving, wantrouwde Calvijn ook al.

Hij' schreef 8 Maart aan Bidluiger: „Ten slotte verdenken wij eenige Pranschen, gevestigd in het pas onderworpen land, dat zij verkeerd gevoelen omtrent den Christus en de Personen der Dri.eeenheid. Daarom heeft Calvijn, ta Bern komend, aangedrongen op het samenkomen eener synode, hetgeen hem niet toegestaan is, dan na Paschen. Zie, welke zaken deze bijgeloovige, zoo niet oproerige Franschen ons bezorgen..."

Hier schemert het wantrouwen tegen Farel en Calvijn door. FaTel was reeds vroeger beschuldigd op dit punt. Hij kreeg nu een scherpen brief van de heeren van Bem, om de onaangenaamheid, die hij Caroli had' berokkend. Farel moet den Vrede bewaren en bij zijn eigen gemeente in Geneve blijven. Hij heeft niets te maken in Lausanne!

Op 14 Mei kwam de synode dan toch bijeen te Lausanne. Meer dan honderd predikanten waren aanwezig. Megander was een der vier die presideerden.

Viret zette zijn rechtzinnige belijdenis uiteen, doch zonder de woorden: „Drieëenheid" en „Persoon" te gebruiken.

Caroli viel hem daarover aan en ging de geloofs^ belijdenis van Nicea opzeggen en daarna die van Afhanasius en dat met zoo ostentatieve gesticulaties, dat de vergadering in lachen uitbarstte.

Toen stond Calvijn op en gaf lucht aan zijn verontwaardiging. Hij zeide: CaroU valt ons aan omtrent de Vr^ag: .Wie is God? Wielke is de onderscheiding der Personen in God? Ik ga verder. Ik vraag, of hij in een God gelooft, & a ik neem God en de menschen tot getuigen, dat er in hem niet meer geloof is dan in een hond en een zwijn".

Verder noemde hij Caroli een Theologaster, die kinderachtige ongerijmdheden voortbrengt, een deugniet, een afvallige, die onbeschaamd liegt, enz. enz. Hij beweert een Athanasius te zijn, maar hij is een lieiUgschenner...

Vervolgens laield Calvijn een redevoering ter verdediging van de aangeldaagden.

Hij legde den nadruk op de Schriftuurlijke soberheid, die ons past bij het spreken in de belijdenis over God. „Men moet God alleen zoeken in Zijn Woord', niets van Hem denken dan overeenkomstig Zijn Woord, alleen over Hem spreken met Zijn Woord. Niet dat Calvijn een confessie zou verlangen, geweven en saamgeflanst uit bijbelwoorden. Maar men heeft woorden noodig, die een beteekenis hebben, we^se waarlijk overeenlMmt met de Schriftuürlijlse waarheid en „die zooi min mogelijk die moeilijkheden bevatten, welke de vromen kunnen ergeren."

Calvijn sprak van „de practische kennis, di© zekerder is dan alle ijdele bespiegeling".

Wat de woorden „Drieëenheid" en , , Persoon" betreft, zei Calvijn, dat Farel noch hij ooit daarvan afkeerig was geweest. In zijn Institutie komen zij voor en ook in de Helvetisclie Confessie, die zij onderteekenden.

Maar zij wilden, dat liet gebruik daarvan in de kerk Vrij zou zijn. Zij verlangden, dat, daar de zaak zelf genoegzaam laelder was, liet geloof niet zou gebonden worden aan woorden en lettergrepen. (Wat stond Calvijn hier sterk tegen de mannen der speculatie en van het begripsrealisme, die ruzie zodhten in plaats van beginselstrijd te aanvaarden).

Men moest zekere schuchterheid' in 't gebruik van deze woorden .eerbiedigen.

Verder sprekende over de geloofsbelijdenis van Athanasius, uitte Calvijn zijn twijfel of het stuk wel van Athanasius was. En over de Geloofsbekentenis van Nicea had hij ook zijn oordeel: „Het is niet denkbaar, zei Calvijn, dat de heilige vaderS', als zij de noodzakelijkste dingen in een zoo kort mogelijke formule wilden samenvatten, zich zouden vermeid hebben met zulk een omhaal van nuttelooze woorden. Gij ziet toch, dat er ©en ijdele herhaling van woorden in is: God uit God, licht uit licht, waarachtig God uit waarachtig God. Waartoe deze herhaling? "

Intusschen verwierp Calvijn deze belijdenissen niet, maar hij wilde niet, dat in de kerk deze tirannie werd ingevoerd, dat degene, die niet aanstonds alles, wat door een ander werd voorgeischreven, toestemde, voor een ketter gehouden

De Synode van Lausaiuie verklaarde Calvijn en zijn vrienden rechtzinnig en Caroli werd afgezet. Maar op| 2 en 3 Juni kwam de kwestie nogmaals aan de orde op de synode van Be'm, , waar alte predikanten van het Berner land en de tweehonderd leden van den Groeten Raad tegenwoordig waren.

Omtrent de leer was men het spoedig eens. En toen vroeg men de predikanten, wat zij op Caroë aan te merken hadden. Toen kwam er iets los. Eerst wilde Caroli zich nog verdedigen. Doch toen dat niet ging, begon de vos de passie te preeken. Hij begon schuld te belijden voor zijn slecht gedrag van Vroeger... Vroeger had hij twee jonge Gereformeerden laten gevangen nemen, hoewel hij wist, dat de Inquisitie hen zou ombrengen

Maar zijn schuldbekentenis over liet verleden deed hem niet den dans ontspringen. Farel beschulidigde hem van verschillende liederlijke handelingen in zijn ambtelijke loopbaan.

Garoü zweeg. Hij vond het maar het veiligst, , zich uit de voeten te maken en vluchtte uit Bern.

Den 7den Juni berichtte de Raad van Bern aan den Raad van Lausanne zijn afzetting met deze woorden: „Om zware lasteringen en verwijtingen legen meester Farel, Viret, Calvinus en anderen, die hij niet heeft kunnen bewijzen, hebben wij ihem uit den dienst ontslagen en verboden in eenige plaats onder onze regee'ring meer te prediken."

Zoo was hel gevaar voor de kerken bezworen en kon de reformatorische arbeid' van Calvijn en de anderen rustig voortgaan. De eenheid des geloofs en de ©enigheid in de leer waren tegen dezen lasterlijken aanval van Caroli gehandhaafd.

Niet de binding aan termen, door den kwaadwilligen Caroli geëischl, zou heerschen, maar de , ^zaak zelve", die door de Formuliereii van Een^ heid werd beleden, zou alle Christgeloovigeai bi| elkander houden, ondanks de verschillen onder heix.

A. JANSE:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE HISTORIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 20 augustus 1937

De Reformatie | 8 Pagina's