GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEK EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEK EN SOCIALE LEVEN

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

[ËN50C1ALE LEVEN • „Socialisme en levensbescliouwlng".

II.

We hebben den vorigen keer gezien, dat Dr Horreüs de Haas in zijn brochure „Socialisme en Levensbeschouwing", de wereldverklaring der „gangbare godsdienstigheid" afwijst. Het moderne denken, meent de Zwolsche predikant, betwist terecht haar geldigheid, en wordt in zijn verzet gesterkt door het optreden der Kerk in den loop der historie. Aan de criliek op de „Bijbelsche wereldbeschouwing", verbindt Dr Horreüs de Haas zoo een veroordeeling van de kerkelijke practijk, welke z.i. de pretentie harer geloofsstelsels om als eenige, onfeilbare waarheid erkend te worden, weerspreekt.

En tegen de samenvatting, welke de socialistische denker van het Christelijk geloof geeft, èn tegen zijn schets der kerkhistorie, rijzen zeer ernstige bedenkingen. Het is absoluut ongeoorloofd om van de Christelijke geloofsleer te zeggen, dat zij de werkelijkheid opvat als het „maaksel eener personalistische willekeur", het verraadt een groot gebrek aan waarnemingsvermogen, kennis en eerbied, wanneer de regeering Gods uitgelegd wordt als een bestuur vol grilligheid, waaraan dus iedere orde vreemd is. Ook de beschrijving van de geschiedenis der Kerk getuigt van weinig ernst; de schrijver geeft hier wel een zeer eenzijdig beeld; hij zwijgt over den zegenrijken arbeid der Kerk, die ook in het voor-reformatorische tijdperk plaatsgevonden heeft; uit de periode der Reformatie vermeldt Dr Horreüs de Haas slechts één enkel moment: den gewelddadigen dood van Servet, waarbij hij de volle verantwoordelijkheid op Calvijn legt, zich daarbij beroepend op den revolutionnairen schrijver Stefan Zweig, meer romanticus dan historicus. ^) De Zwolsche predikant heeft zijn ambtsbroeder en geestverwant Dr H. de Vos, die de socialistische massa dichter bij de Kerk wil brengen, en daartoe in zijn brochure „Kerk en Socialisme" een poging deed, wel een zeer slechten dienst bewezen.

Onfeilbaar is voor de Kerk des Heeren alleen het Woord van God. Noch haar uitleg van den Bijbel, noch haar formuleeringen van den inhoud der (joddelijke Openbaring draagt zij met den eisch tot onfeilbaarheidsverklaring voor. Ook al is de Kerk nog zoo innig van de waarheid barer belijdenis overtuigd, zij moet deze aan het Woord van God toetsen. Werd dit verzuimd, dan geraakte de Kerk in verval; menschelijke leeringen bedekten een tijdlang de Goddelijke waarheid; menschelijke heerschzucht stelde het Goddelijke gebod terzijde. Totdat het licht der reformatie het Boek des Levens weer in al zijn heerhjkheid toonde.

Wie den Bijbel verwerpt, in de „bijbelsche oorkonden" geen „letterlijke mededeelingen van Goddelijke openbaring" wil zien, tast het fundament der Kerk aan. Hij beschouwt haar verdediging van Gods Woord als halsstarrig drijven en ontoelaatbare eigenzinnigheid. Wie den Bijbel handhaaft, moet eiken aanval op het Boek der boeken weerstaan. Hij weet echter, dat de zonde ook dit werk besmet; de historie der Kerk bevat voor hem ernstige waarschuwingen om zich steeds naar het Woord te richten.

In zijn criliek op den Bijbel, jen ook in zijn eenzijdige beschouwing van de geschiedenis der Kerk, gaat, zooals we in het vorige artikel uiteengezet hebben, Dr Horreüs de Haas met den schrijver van de „Mythe der twintigste eeuw", Alfred Rosenberg, samen. Er is meer overeenstemming tusschen deze beide figuren; zij ontmoeten elkaar ook op een bepaald moment bij hun waardeering van het Christelijk geloof.

„In den naam van God", schrijft Dr Horreüs de Haas 2), „heeft hoogere godsdienstige gedachte geen menschvormige willekeur bedoeld, maar den eeuwigheidsgrond van ons bestaan en onze bestemming, de heilige geestesmacht, die ons uit zelfzucht en zinnen naar gerechtigheid en liefde drijft, den oorsprong en voleinding van alles wat wij waarheid, schoonheid, goedheid noemen. In den naam van Christus bedoelen wij geen betrekkelijkheid en verkeerdheid van historische menschenleeringen en practijken; wij bedoelen de vlam, die opslaat uit het Evangelie van de liefde voor God en den naaste, de hartstocht, die worstelt om het heilige rijk dat komen moet, de honger naar gerechtigheid, de begrijpende en vergevende, strijdende en dienende overgave".

„In den Bijbel hebben wij niet alleen een historische verzameling van oud-Joodsche en oudchristelijke geschriften met de tijdelijkheid van hare voorstellingen, maar ook het Boek dat ons aanspreekt en aangrijpt met een souverein waarheidsgezag; het gezag van een „Wet", die eerbied voor het heilige eischt, van een „Profetisme", dat lijdt en strijdt om de wereld te maTcen tot een rijk van gerechtigheid en vrede, van een „Evangelie", dal ons reinheid van hart en alomvattende liefde wil leeren. Heilige waarheid, waarvan toch altijd ook een deel bewaard bleef in de betrekkelijke geloofsvormen der eeuwen; wie het onhoudbare en verkeerde afwijst in Roomsch- Katholieke of Protestants che leeringen vergete niet dat wij geen oneindiger waarheidsbeelden hebben dan onze oude Gothische Kathedralen, vol geheimenis, vol adoratie, vol stille innerlijkheid en roep tot dienstbetoon; vergete niet de diepte van geloofs- en gewelensstrijd die er brandt ook in de vergankelijke geloofsvoorstellingen van OU d-P rotestantsche, zestiendeeeuw sche bel ij de nisformulieren. De kerkelijke dogmata zijn nog wat anders dan menschelijke dwalingen en eigengerechtigheden, zij zijn ook groote pogingen om uitdrukking te geven aan eeuwige religieuze waarheid en diepste menschelijke ervaring en wie hun waarheidsgehalte wil verstaan moet niet alleen denken aan de lettert ij ke opvattingen van een gangbare godsdienstigheid, maar ook aan den geestelijken zin die groote denkers der eeuwen, Spinoza, Kant, H e g e 1, er in hebben gelezen..." ')

„En wie, die verlangt naar de doorbreking van het dictatoriaal geweld, waaronder de wereld zucht, kan anders dan hoopvol denken aan de houding van de Van Galens en Niemöllers in den Duitschen kerkstrijd, mannen wier belijdenisopvatting wij niet deelen, maar wier moed wij eeren om neen te zeggen tegen menschelijke willekeur, in naam van wat zij absolute waarheid weten en gelooven".

Zeker, er is groot verschil tusschen den Zwolschen predikant en den profeet der Noordsche mythe. De laatste spreekt niet anders dan met minachting over het „Evangelie van de liefde", zal Spinoza niet tot de groote denkers der eeuwen rekenen, en zeker den bisschop van Munster en den predikant van Dahlems kerk niet om hun houding prijzen. Het rijk van gerechtigheid en vrede, waarnaar de eerste verlangend uitziet, wordt door Rosenberg veracht. En zoo is er meer.

Maar die beiden hebben de aesthetische vereerinff voor de „overgeleverde waarheid" gemeen. Zulk een „vereering" beteekent in werkelijkheid echter verwerping.

Rosenberg kan Luther om zijn heldenmoed niet genoeg roemen; de hervormer is voor hem de Duitsche held, die het kerkelijk geweld brak. Rosenberg geraakt in geestdrift over den ouden Lutherbijbel, in de „olde kiste" geborgen, op „wiens bladzijden de oogen der voorvaderen eens geloovig rustten"; hij vereert de kathedralen als bouwwerken, welke den naar schoonheid dorstenden mensch verkwikken, de dorpskerken als de plek, waar geslachten van Duitsche boeren kwamen om hun God te dienen; hij erkent in het Christendom een „heerlijke ontspanning der ziel, die ook verrijking heeft beteekend", en prijst de Christelijke religie, wijl zij in de vervlogen eeuwen dikwijls „het ruwe leven van haat en strijd verzachtte". Niemand wil dat kostelijk bezit aantasten om het te vernielen, roept Rosenberg uit, maar, laat hij er op volgen, voor de staatkundige vorming van ons tegenwoordig leven deugt het in geen enkel opzicht, is het een groote hindernis.

Het tegenwoordige geslacht moet, naar Rosenbergs oordeel, de „edele scheppingen" van het Christendom van hun „oude metaphysische basis losmaken". Alleen wanneer dat „bevrijdende werk" volbracht is, zal, meent hij, hun schoonheid weer bewonderd kunnen worden.

De echte liefde wil afstanden overwinnen; zij zoekt de eereplaats voor haar object en ijvert voor zijn volle ontplooiing. De aesthetische vereering, welke Rosenberg bedoelt, bant haar voorwerp in de mythische verten, ontneemt het alle rechten, legt het absoluut zwijgen op, doemt het tot „verleden zonder toekomst", gestalte zonder leven, maakt het tot ruïne.

„Verleden zonder toekomst" de „Lutherbijbel heeft volgens den profeet der Noordsche mythe slechts beteekenis, omdat „hij eenmaal revolutie was"; zijn verdienste beperkt zich tot het „revolutionnaire succes" in één bepaalde periode der historie. Wanneer de Bijbel ook in het heden tot die menschheid komt als het onfeilbare Woord van God, wordt datzelfde boek „bederver van het volk" gescholden.

Zoover gaat Dr Horreüs de Haas niet. Maar uit het geciteerde gedeelte van zijn brochure blijkt duidelijk, dat ook deze'denker aan de Heilige Schrift en aan de belijdenis der Kerk in hoofdzaak slechts t ij d e 1 ij k e waarde toekent, ze voornamelijk als historische monumenten eert, hun inhoud als „v e r g a n k e 1 ij k e voorstellingen beschouwt, welke in den tijd, dat zij gevormd werden, machtige, aangrijpende uitdrukkingen der eeuwige religieuze waarheid en diepste menscheflijke ervaring waren", maar sindsdien veel van hun kracht verloren, wijl de idee „betere vormen" schiep. Zij zijn voor hem verleden met beperkte toekomst. De verheffing der „historisch-gebonden denkbeelden" van den Bijbel tot het „eeuwige, onfeilbare Woord van God, beteekent volgens den „modernen denker" een gevaar voor de menschheid, omdat deze daad haar ontwikkeling zou remmen en haar een eind op den moeizaam afgelegden weg terug zou voeren. Zelfs de schoonste ruïnes, luidt zijn beeldspraak, deugen niet als woonplaats van het tegenwoordige geslacht.

De Bijbel is voor zulk een mensch verheven symboliek, maar geen historie, heerlijke mythe, maar geen Godsspraak.

Het groote euvel van zulk een waardeering komt vooral duidelijk uit in de woorden, welke de Zwolsche predikant aan den Duitschen kerkstrijd wijdt. Hij verlangt naar de overwinning der belijdenisbeweging, omdat deze het „dictatoriale geweld" zou doorbreken. Hier nadert Dr Horreüs de Haas, mirabile visu, zeer dicht tot Rosenberg. Want de werkelijke victorie dezer beweging begeert hij allerminst; zij heeft voor hem hoofdzakelijk waarde als verzet, als revolutie tegen een door hem verfoeide macht. Op dezelfde wijze prijst Rosenberg de Reformatie als het krachtige wapen, dat Rome bestreed.

Rosenberg looft den Lutherbijbel, wijl „dit boek het Roomsche gevaar bedwong"; hij kan dien lot naar zijn meenmg met een gerust hart uiten, omdat volgens hem het menschelijk vermogen dit „oude, eens geduchte bolwerk" voorgoed van zijn kracht beroofde. Horreüs de Haas begeert voor een tijd de zegepraal der „gangbare godsdienstigheid", hoopt dat haar activiteit het nationaal-socialisme terug zal dringen, maar wenscht en verwacht, dat zij na haar doorbreking van het opdringende geweld, den triumftocht niet zal voortzetten. Moderne machten staan volgens hem gereed om de overwinning te voltooien en het gebied van den vijand te bezetten. De strijders der belijdenisbeweging mogen de bres slaan, maar het beloofde land niet binnen treden; zij zouden,

hooren we zeggen, de algeheele bevrijding zelfs verhinderen.

Het oordeel van Dr Horreüs de Haas over die strijdende belijders is tweeslachtig. Wij begrijpen nu waarom in zijn kringen velen langen tijd doof bleven voor het geroep der Russische Christenen. Want voor hot eigenlijke doel van den kerkdijken strijd hadden zij niet de geringste sympathie, eerder het tegendeel. Zij vroegen zich alleen af of de actie der geloovigen tijdelijk ook dienstig was aan hun belangen; of zij deze menschen een korten tijd gebruiken konden voor hun doel. Heeft de bolsjewistische regeering zelfs niet eenmaal de , sectarische" kerkgenootschappen gesteund om ze rJaarna des te heviger te slaan? *)

Welnu: talrijke marxisten meenden en meenen nog — geheel ten onrechte —, dat de „belijdenisbeweging", zij het haai-s ondanks, ook voor hen werkt, en uiten daarom hun bewondering voor haar actie. Wanneer echter Christenen in Rusland de rechten der Kerk verdedigen, brandmerken diezelfde menschen hen dikwijls als „wegbereiders der reactie" en „ondermijners van het „opbouwende" werk der communisten". Eenerlei strijd, tweeërlei beoordeeling. Dat verbaast ons niet van menschen, die zuivere utiliteitsoverwegingen laten gelden. Wij gelooven gaarne, dat Dr Horreüs de Haas ook het bolsjewistisch geweld tegen de Kerk afkeurt, dat hij den moed eert, waarmede de geloovigen voor hun belijdenis strijden. Maar zijn verwerping van de eigenlijke motieven van den heroïschen kamp, en zijn openlijke sympathie voor Rosenbergs eisch tot „onafhankelijk waarheidsonderzoek", verminderen de waarde zijner bewondering zeer aanzienlijk. Aesthetische ontroering is het tegendeel van oprechte liefde.

Tegenover beschouwingen als van den Zwolschen predikant, klinkt krachtig het getuigenis, dat alleen Gods Woord de menschheid verlost, dat de Bijbel de eenigste bron des levens is. En wanneer een gezaghebbend socialist als Dr Horreüs de Haas, dit getuigenis afwijst en zijn geestverwanten voorhoudt, dat de religie ons voor de laatste vraag van „God en wereld" laat staan, den sluier laat hangen voor een onopgelost geheim, dan spreekt hij daarmede een vonnis uit over de „religieuze sociaal-democratie", welke hij aanhangt. De weg, dien hij wijst, voert van God af. Want Gods beloften worden verworpen.


1) In „De Heraut" van 5 Nov. wijst Prof. Dr H. H. Kuyper, zooals herhaalde malen daarvoor, met kracht de beschuldigingen jegens Calvijn terug. In het a.s. Januarinummer van „Horizon" verschijnt een belangwekkend artikel van Prof. Dr Dijk over het boek van Stefan Zweig.

2) „Socialisme en Levensbeschouwing", pg 71 e.v. Evenals in het vorige artikel, is ook nu het geciteerde gedeelte in de „oude spelling" gezet. Spat. van ons.

3) Het weggelaten gedeelte volgt hier: „Ook zijn er Kerkgenootschappen die aan historische formuleeringen niet binden, maar die, met meerdere of mindere aarzeling, het recht van gedachte-, geloofs- en gewetensvrijheid erkennen; zooals de gebrekkige en averechtsche uitingen van historische Kerken de roeping niet te niet doen van een ideëele Kerk om orgaan te wezen van religieuze cultuur en van de Boodschap der Christelijke waarheid. Van welke ideëele opgave ook de bestaande Kerken bij al haar tekort en schuld nog altijd een deel volbracht hebben, en volbrengen; men miskenne niet wat er aan innerlijk leven gevormd is binnen hare muren, noch ook wat in pauselijke arbeids- en vredes-encyclieken of in het oecumenische streven van Protestantsche Kerken aan socialen zin zich levend toont".

4) We herinneren hier aan de artikelen over het boek der Webbs in „De Reformatie" van 18 Sept. t/m 23 Oct. 1936, en wijzen op beschouvi'ingen in het blad der Duitsche geëmigreerde socialisten: de „Neue Freie Presse", waarin de schrijvers o p e n 1 ij k erkenden, dat de motieven der „belijdenisbeweging" voor de socialisten niet de minste beteekenis hadden. Zij konden zich eigenlijk niet voorstellen, dat een modern mensch voor zulke „oude, vergane leuzen" wilde strijden. Maar zij begeerden toch de overwinning, echter alleen om hun doel: den ondergang van het nationaal-sociahsme, des te sneller te bereiken. Dit werd met zooveel woorden gezegd!!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEK EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 januari 1938

De Reformatie | 8 Pagina's