GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

POPULAIR-WETEN-SCHAPPEIJKE SCHEISEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

POPULAIR-WETEN-SCHAPPEIJKE SCHEISEN

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Het isolement van Juda in den Rlchtertijd.

Juda is de stam in Israël, waaruit de Koning zal geboren worden.

Duidelijk had Jacob op zijn sterfbed' er op gewezen (Gen. 49:8—12), dat Juda de erfgenaam van de belofte was. Hem zouden zijn broeders loven. De scepter zou van Juda niet wijken, noch de wetgever van tusschen zijn voeten.

En de Heere geeft getuigenis aan Jacobs profetie Inderdaad wordt Juda als de Koningsstam behandeld.

Bij het optrekken van het leger in de woestijn was Juda's banier de eerste. Num. 10:14. Zijn getal was het grootst. Num. 2:4, 26:22. Ook zijn leger af deeling was het talrijkst. Num. 2: 9.

Bij het wijdingsoffer van den tabernakel was het de overste van Juda, die het eerst aan de beurt kwam. (Num. 7:12).

Als het land Kanaan wordt veroverd, is het weer de stam van Juda, die zicli het eerst zijn erfdeel ziet toegewezen. (Jozua 15:1).

~~"Ook in den Richtertijd merken wij dezen voorrang van Juda. Zij moeten het eerst tegen de Kanaanieten optrekken (Richt. 1:1, 2). Ook bij de strafexpeditie tegen I3enjamin moet Juda van 's Heeren wege het eerst optrekken.

De Heere herinnert er telkens aan: Juda is de Koningsstam, heeft een heerlijk voorrecht en daarom een hooge roeping.

Dat het noodig is, hier het volk telkens op te wijzen, doet zien, dat Israël dit vergat.

En als wij nauwlettend toe zien blijkt ons inÜerdaad: zoowel het volk als de stam van Juda zelf hebben in den Richtertijd vergeten, dat Juda de Koningsstam is. Juda heeft in den Richtertijd in isolement geleefd.

Mozes had dit gevaar voor Juda reeds gezien. Hij heeft daarom voor Juda gebeden (Deut. 33:7). En dit is van Juda, dat hij zeide: Hoor, Heere, de stem van Juda en breng hem weder tot zijn ^Ik, zijn handen moeten hem genoegzaam zijn, en wees gij hem een hulp tegen zijne vijanden.

Blijkbaar had Mozes reeds opgemerkt de afzondering en zwakheid van Juda. Ook in dien tijd zal Juda weinig flinke figuren hebben bezeten.

Dat blijkt wel hieruit, dat als verspieder voor Juda wordt uitgezonden Kaleb de zoon van Jefunne (Num. 13:6). Deze man behoorde oorspronkelijk niet tot den stam van Juda. i) Hij wordt n.l. in Jozua 14:6, 14 genoemd de Keniziet. Ook Othniël zijn broeder heet de zoon van Kenaz (Joz. 15:17, Richt. 1:13, 3:9). Nu is Kenaz een nakomeüng van Ezau (Gen. 36:11, 15).

Van Kaleb wordt gezegd, dat hij een erfdeel ontving in het midden der kinderen van Juda (Joz. 15:13). Wanneer hij werkelijk tot dezen stam had behoord, zou dit onmogelijk zoo zijn uitgedrukt.

Wij zullen het dus zóó moeten denken, dat het geslacht van Kaleb oorspronkelijk van Edomietische herkomst was, maar in Israël opgenomen en in Juda ingelijfd was. ^) Dit zal waarschijnlijk bij den tocht door de woestijn hebben plaats gevonden, evenals dit het geval is geweest met de Kenieten, de verwanten van Mozes' vrouw Zippora.

Wanneer iemand, die nog maar kort geleden tot Israels volk is gekomen, met zulk een verantwoordelijke "opdracht wordt belast, dan ligt hier toch wel in, dat de stam van Juda weinig beteekenisvoUe figuren telde. Het feit, dat Israël telkens den Heere vroeg: wie moet het eerst optrekken? wijst er wel op, dat noch Israël Juda, noch Juda zichzelf als de Koningsstam beschouwde. Men vraagt toch niet naar den bekenden weg! In Juda sprak er zoo weinig van het Koninklijke, dat hij als Koningsstam heelemaal niet naar voren kwam.

Dat Juda zoo in isolement kwam had het niet aan den Heere, maar aan zichzelf te wijten.

Juda had in z ij n isolement zijn kracht gezocht. Inplaats van heel het volk saam te roepen, om gezamenlijk, als in Jozua's dagen, den vijand te lijf te gaan, had hij zich afgezonderd' met Simeon. Richt. 1:3—20. Wel heeft de Heere Juda's arbeid gezegend, maar door zijn isolement werd het isolement van Kanaan niet volkomen. Richt. 1:19.

Juda heeft niet heel het volk gezocht. Hij heeft zich van Israël geïsoleerd. Maar de Heere heeft Juda nu ook van Israël geïsoleerd. Onder al de Richteren, die de Heei-e heeft verwekt is er nielt één uit den stam van Juda. Er is weLsprake van Ebzan uit Biethlehem, maar hiermee „is volgens algemeen gevoelen niet de bekende plaats uit Juda, maar de gelijknamige in Zebulon ten N. W. van Nazareth bedoeld" (Joz. 19:15). s)

Hoezeer Juda in den Richtertijd in isolement leefde, blijkt ons duidelijk uit het lied van Debora. Zij noemt in haar zang bijna al de stammen van Israël op. Richt. 5:14—18. Maar de stam van Juda ontbreekt (evenals die van Simeon, die zich bij Juda had aangesloten). Blijkbaar telde Juda in die dagen in het geheel niet mee.

Hoever was men toen af van de belofte dtes Heeren. Gen. 49:8 „Juda, gij zijt het, u zullen uwe broeders loven, uwe hand zal zijn op den nek uwer vijanden; voor u zullen zich uws vaders zonen nederbuigen". Juda schijnt niet de voornaamste, maar de verachtste der stammen te wezen. Hij was de onwaardigste onder de stammen van Israël! Zoo schijnt het met Gods belofte altoos te gaan. Het omgekeerde wordt eerst zichtbaar, 't Gaat altoos door de diepte naar de hoogte! Door ver^ nedering tot verhooging.

Maar Gods belofte is onberouwelijk. Juda kan niet in isolement blijven. Het gebed van Mozes voor Juda wordt verhoord. Juda keert tot zijn volk terug. En het is in dienzelfden Richtertijd, dat de Heere Juda begint terug te voeren.

Dal terugbrengen van Juda tot zijn volk vinden wij beschreven in het boek Ruth. Daar zien wij, hoe een man van Juda, Elimelech, zich niet alleen van zijn volk, maar ook van zijn land isoleert.

Maar de Heere weet uit dit kwade isolement het rechte isolement te doen voortkomen. Uit Moab komt Ruth. En Ruth wordt de stammoeder van David. En David verlost Juda uit zijn isolement Bij hem zien we weer de bemoeienis met al de twaalf stammen, met heel het volk.

Ook bij David is de eenheid niet volkomen. (2 Sam. 20).

Het wacht op Davids grooten Zoon, in wien al de stammen vereenigd worden. Openb. 7:5—8.


1) Noordtzij, Kronieken I, p. 39.

2) Goslinga, Jozua, p. 116, acht Kaleb een man van Juda, maar weet met den naam Keniziet geen raad.

3) Goslinga, Richteren I, p. 195.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

POPULAIR-WETEN-SCHAPPEIJKE SCHEISEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1938

De Reformatie | 8 Pagina's