GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GEESTELIJKEADVIEZEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GEESTELIJKEADVIEZEN

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

(Alle inzendingen, deze rubriek betreffende, aan Ds D. van Dijk, Akkerstraat 26, Groningen.)

Allerlei.

Er liggen nog zooveel brieven op antwooril te wachten, dat ik probeeren wil enkele, achtereenvolgens, heel kort te beantwoorden.

Iemand vroeg mij zijn he el e schrijven in „De Reformatie" op te nemen. Ik wil graag, dat men dit aan mij overlaat. Soms kan dat noodig zijn; maar het is dat niet altijd. Als ik het voor het verstaan der zaak nopdig oordeel zal ik bet doen; in het andere geval moet men mij, ter wille van de ruimte, vrijheid laten, dat ik zooveel opneeoi als ik nooidig acht.

A. Kan een kind van een itio-eder, dio dooplid is terwijl de vader behoort tot d e R o o m s c h e Kerk, beschouwd worden als een kind des Verbonds?

Dé opvatting van onze Kerken daarover is deze: Iemand wordt gedoopt, omdat hij' behoort binnen het Verbond.

Zoolang iemand' dus, als gedoopte, door de Kerlf nog niet is „afgesneden", wordt hij of zij nog gezien als te staan binnen het Verbond.

Maar als zulk een dan een kind krij'gt, is natuurlijk ook dat kind in het Verbond geboren en heeft daardoor recht op den doop'.

Aangezien een gedoopte, die nog geen belijdenis deed, echter een onmondig lid is, kan hij (zij) niet de verplichtingen, die 'in het laten doopen van zijn kind liggen opgesloten, op zich nemen.

Vandaar, dat men in zulke gevallen wel eens getuigen Iaat optreden, die zich verbinden (zooveel hun dat mogelijk is) voor een christelijke opvoeding van het kind zorg te zullen dragen.

Over die qnaesüe schrijven wij nu niet verder.

Waar het, bij de beantwoording van uw vraag op aan komt is dit: „zoolang een ouder Vi^ordt gezien als te staan binnen het Verbond, wordt ook het kind verbondskind geacht te zij n."

Bi. Als een klein kind sterft, ©n dat kind gaat naar den hemel, hoe moeten wij ons dat kindje dan voorstellen: nog als kind of als volwassen?

Wij weten er heel weinig van hoe het er in dten hemel uitziet en hoe hèt éénmaal op de nieuwe aarde wezen zal.

Het komt mij voor, dat, wanneer een kind sterft en naar den hemel gaat, dat kind, op' hetzelfde oogenblik, als in een punt des tijds, tot volle ontwikkeling komen zal.

Het is toch ondenkbaar, dat er hemelbewoners zouden zijn, die nog niet eens tot oordeel des onderscheids zouden zijn gekomen?

Zij zouden immers hun plaats in de genieting, de kennis en het dienen van God niet kunnen innemen?

Datzelfde geldt ook van het Nieuwe Jeruzalem. Alles, wat hier nog in den knop is, zal daar tot vollen bloei zijn gekomen.

Wat er in Jesaja 11 staat, in de teekening van liet vrederijk, is daarmee in het geheel niet in slrijA

Daar wordt ons geleerd, dat alle verwoestende, verdervende machten uit schepping en menschen; wereld] zullen zijn weggenomen.

Om dat te teekenen gaat de profeet uit van

de wereld zooals wij die nu kennen. Hoe zou het er hier uitzien als all© vemielïucht, alle moordzucht, alle kwaadheid wegviel?

Dan zoudt ge krijgen, wat Jesaja 11 ons teekent.

Maar daarmee is niet gezegd, dat elk trekje uit dit beeld moet worden gezien als reëele teekening van het Nieuwe Jeruzalem.

„Men zal nergens leed doen of verderven op gansch den berg Mijner Heiligheid."

Dit is de lorofelie. Maar welke gestalte die wereld precies hebben zal, daarover gaat het hier niet.

Zeker mag men hier niet uit afleiden, dat daar kinderen en zuigelingen zullen zijn.

Zeker mag men er niet uit afleiden, dat os en leeuwin stroo zullen eten.

Calvijn heeft het niet goed voor als hij hierin alleen een beeldspraak ziet, die ons zegt, dat eertijds goddelooze en onhandelbare menschen nu vroom en zachtzinnig zijn geworden.

Zeer zeker wil de Heilige Schrift ons ook leeren dat heel het creatuur van bederf en vloek vrij zal zijn; maar hoe het er precies uit zal zien, dat mag men nooit uit een dergelijk profetisch Schriftgedeelte trachten af te leiden.

- Dat zullen wij later wel zien.

G. Iemand vroeg: „Bij de mededeeling aaia de gemeente, dat, door één of meer, voor den kerkeraad Ijelijdenis des geloofs werd afgelegd, wordt niét altijd dezelfde formule gebniikt. Soms zegt men:

„Door den Kerkeraad zijn onderzocht en toegelaten tot het doen van openbare belijdenis van him geloof, die en die."

In een andere kerk zegt men eenvoudig: „Toegang tot het Heilig Avondmaal hebben gevraagd, die en die." ,

Welke van die twee formules is de beste?

De bi-oeder (br. Both uit Gorcum) meent, dat de eerste formule de beste is, ja, dat dé laatste formule zelfs niet juist is.

Hij grondt deze zienswijze hierop:

„Belijdenis doen, " zegt hij, „is een daad. De vier vragen, die bij de openbare belijdenis gesteld worden, beginnen met: Verklaart gij? Gelooft gij? Betuigt gij? Belooft gij? Dat zijn daden.

En de inleiding tot de vragen luidt: „Gij' zijl hier gekomen om voor God en Zijne gemeente belijdenis te doen van uw geloof, ten einde alzoo toegang te erlangen (d.w.z. v e r k r ij g e n, v e r- wcrven, bekomen) tot het Heilig Avondmaal.

Door het doen van openbare belijdenis vraagt men dus niet om toegang tot het Heilig Avondmaal, maar wij verkrijgen daartoe toegang. En niet alleen di t, maar wij mogen antwoorden bij den doop, wij mogen als manslidmaten onze stem uitbrengen bij beroeping van een predikant, of bij verkiezing van ambtsdragers. In 't kort, wij deelen door onze afgelegde belijdenis in de volle rechten van Christus' Kerk.

Belijdenis doen is dus zeker een actieve daad, die ook hierin zal blijken, dat wij zooveel ons mogelijk is den kerkedienst onderhouden en den armen christelijke handreiking doen."

Tot zoover deze broeder.

Het komt mij voor, dat hij, al zegt hij overigens wel ware dingen, in de quaesüe, waai-over het hier gaat zich toch inderdaad vergist.

Waar gaat het bij het belijdenis doen om?

Inderdaad om het toegang krijgen tot bet Heilig Avondmaal.

God geeft aan Zijn Bondsvolk twee sacramenten lals teekenen en zegelen van het Verbond' der genade: doop en avondmaal.

In wezen zijn deze twee sacramenten dezelfde.

Toch is er eenig verschil.

In den doop zijn wij lijdelijk. Daarom kan een klein kind reeds gedoopt worden.

In het Avondmaal zijn wij actief.

Daarom kunnen wij niet eer Avondmaal houden dan nadat wij tot onderscheid van jaren zijn gekomen.

Nu bestaat de droeve mogelijkheid, dat een bondskind, bij het opgroeien, het Verbond niet aanvaardt, maar vertreedt.

Indien hij dat doet en hij zou toch Avondmaal houden, dan zou hij laet sacrament ontheiligen.

Nu heeft de kerkeraad, met de gemeente, tegen de ontheiliging van het Verbond te waken.

Daarom mag een bondeling, die tot onderscheid Van jaren gekomen is, niet maar zóó tot het Avondmaal des Heeren komen.

Hij moet zich daartoe eerst onderwerpen aan 'de controle (om het zoo eens te zeggen) van kerkeraad en gemeente.

Daartoe komt hij bij den Kerkeraad en zegt: „Broeders, ik zou wel toegang tot het Avondmaal willen hebben."

En dan moet de kerkeraad onderzoeken of deze broeder of zuster inderdaad het Verbond' heeft aanvaard. Daartoe neemt de kerkeraad hem (haar) belijdenis af en geeft hij zich rekenschap van zijn (haar) wandel.

Maar daarmee zijn wij er niet. Ook de gemeente moet mee oordeelen of deze bondeling tot het Avondmaal kan worden toegelaten.

Als dus de kerkeraad van oordeel is, dat bij of zij', die zich bij hem heeft aangemeld, toegang kan worden verleend, dan doet hij mededeeling van zijn fhaar) naam aan de gemeente.

Waartoe- dient dat mededeelen van die namen alzoo ?

Hiertoe, dat de gemeente ook haar oordeel over de genoemden- zal kunnen vormen.

Inderdaad komt die mededeeling hierop neer:

„Gemeente, deze menschen hebben toegang gevraagd tot het Heilig Avondmaal; wat dunkt u, kan hun die toegang worden verleend? "

En als dan de gemeente geen bezwaren maakt, dan doen zij, die aan de gemeente werden voorgesteld, straks openbare belijdenis, opdat de gemeente, die' over hun wandel heeft geoordeeld, nu ook uit hun mond hoore, dat zij' inderdaad het verbond aanvaard hebben.

Nu kan zij rustig en dankbaar straks deze broeders en zusters aan tafel zien schikken.

De formule door br. B. afgekeurd beantwoordt 205. dus ten volle aan de bedoeling, die dlaze afkondiging heeft.

Natuurlijk is belijdenis doen een daad. IMaar dat wordt door deze formule allei-minst ontkend.

Deze formule bedoelt alleen aan de gemeente de gelegenheid te geven haar taak met betrekking tot het heiüghouden van het sacrament te volbrengen, om zoo aan de genoemde hi-oeders en zusters den weg tot de daad van de openbare belijdenis te openen.

Natuurlijk kan de eerste formule ook wel getbruikt worden. Zakelijk beteekenen beide formules precies hetzelfde.

De eerste formule kunt ge aldus omsclirijVen:

„Die en die hebben toegang gevraagd tot het Heilig Avondmaal; wij, als kerkeraad hebben geen bezwaai- dien toegang te verleenen; maar nu, ge^ïneente, hoe is uw oordeel daarover? "

In de tweede formule wordt verondersteld, wat in de eerste formule met zooveel woorden wordt gezegd, maar daarin wordt duidelijker tot idtdrukking gebracht de bedoeling om het oordeel der gemeente over de vraag om 'toegang tot hei Avondmaal.

En nog eens, daar gaat het hier om.

Ik zou zeggen, dat het hier in elk geval niet geldt een zaak, - waarover men in de gemeente leenige moeilijkheid zou mogen hebben.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

GEESTELIJKEADVIEZEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 31 maart 1939

De Reformatie | 8 Pagina's