GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Ter verontschulöiging.

Verleden week plaatsten we een airtikel over de „Camera Obscüra", aan de Redactie aangeboden, onderteekend J. H. Kruizinga.

Het spijt ons, te moeten meedeelen, dat deze onderteekening niet juist was. Er had onder moeten staan: Carel Scharten. Een lezer wees erop, en na vergelijking met Scharten's boek „De Roeping der Kunst" (Wereldbibliotbeelc, Amsterdam 1917, bladzijden 154—162) moest ilv hem helaas gelijk geven, dat dit artikel zoo goed als geheel letterlijk is overgeschreven uit dit boek. Slechts heel't de heer Kruizüiga enlcele cursiveeringen weggelaten, van een „doove" stad een „doode" gemaakt, eenige alinea's veronachtzaamd, en , — misschien vanwege het Calvinistisch karakter van het blad, waarvoor hij oversclxreef — in den laatsteo zin Scliarten's „goddelijken humor" beroofd van het praedicaat. Alleen de „humor" bleef staan.

We beloven den lezers, dat we van den heer K. geen oopie meer zullen plaatsen.

Aan de lezers, en aan de uitgeefster van het boek, waaruit dit ontstellende plagiaat gepleegd is, bieden we onze verontschuldiging aan.

K. S.

Een goede hors d'oeuvre.

P. H. Ritter Jr. Een kapper over een professor. - G. F. Callenbach N.V., Uitgever, Nijkerk.

Grillig is de smaak van het lezend publiek. Van vela groote dichters en prozaschrijvers wordt gaarne op gezag van handboekjes of critidi aangenomen, dat zij tot de voi'sten in onze letterkunde behooren, maar het publiek schuwt blijkbaar den omgang met deze grooten en ondanks jubilea, met daarbij behoorende geleerde verhandelingen en enthousiaste redevoeringen, blijven zij onbekenden voor de breedere laag der ontwikkelde lezers.

Er zijn schrijvers geweest, die tijdens hun leven een groote populaiiteit genoten, voor wie men — en dat zegt wat in Nederland — een standbeeld heeft opgericht na hun dood, opdat ook het nageslacht zich nog zou kunnen verlustigen aan de trekken van den man, die ook hen nog zal ontroeren door zijn geschriften. Tollens' monument kan getuigen, dat van die 'liefde niets meer is overgebleven dan een massief brok steen, dat in zijn ijzige onbewegelijkheid het huidige geslacht weinig meer kan bezielen. • .

Er zijn auteurs, wier werken een tijdlang in ieders handen komen, die ongehoorde oplagen beleven, maar wier populariteit is als een fel oplaaiend stroovuur. Na luttele maanden is hun roem verdwenen en met moeite kan men iemand bewegen zulk een beroemd boek nog eens ter hand te nemen.

Daarentegen zijn er ook schrijvers geweest, van wie de tijdgenoot geen bijster groote verwachting had, wier werk men wel aardig vond, maar wien geen blijvenden naam voorspeld werd. En deze hebben zich niet alleen tientallen jaren gehandhaafd, maar hun bekendheid nam toe met de jaren en ondanks critiek op hun persoon, bleef hun werk onaangetast en werd tot volksbezit.

Tot deze weinigen behoort Hildebrand, wiens alter ego Nicolaas Beets, den lijdensweg naar een vergeten plek in de literaire handboeken reeds grootendeels heeft afgelegd. De verzen en stichtelijke werken van den eenmaal gevierden predikantdichter slaan te vergelen in vele boekenkasten, terwijl het prozageschrift van den student Hildebrand zijn veertigsten druk beleeft in een luxe uitgave.

Een der slachtoffers van de speelsche, maar daardoor niet minder bijtende ironie van Hildtebrand heeft hem betiteld met den naam „onsterfelijke", en weinig vermoedden de schrijver en zijn tijdgenooten, dat de dik-woordige heer Kegge, behalve parvenu, ook nog profeet was. Immers, een schrijver, die na honderd jaar nog gelezen en genoten wordt, verdient in onzen hyperbool-beminnenden tijd, stellig het praedikaat „onsterfelijk". Waarom toch zou een roem, met de jaren vergroot, straks ^aan verbleeken?

De monumentale luxe-uitgave van de Camera Obscura zal stellig niet het definitieve standbeeld worden; de kleinere uitgave zal daarnaast blijven bestaan en van hand in hand overgaan. Tijdgenoot en het jongere geslacht hebben den stijl van het boek bewonderd, al hebben de grootsten der 19de eeuw. Potgieter en Busken Huet, den inhoud der novellen geen volkomen recht gedaan. Zij, de romantici, die de futloosheid van hun tijd den spiegel der 17de eeuw voorhielden, hebben niet begi'epen, dat de humorist Hildebrand minstens evengoed als zij, den geest des tijds hekelen wilde, doch anders, fijner, ironischer en zij konden zich niet indenken, dat hij er beter in zou slagen, dan zij. Hun critiek trof den ijdelen jongen man, die voor zichzelf de beste rollen.reserveerde^ terwijl hij zijn schilterend talent verspilde aan brave, maar onbenullige mènschen. En ook de latere critiek had minder waardeering voor den persoon, dan voor den auteur Hildebrand.

De persoon van Hildebrand herinnerde velen aan den stichtenden predikant-dichter, den gevierden conservatieven professor-redenaar, die door de critiek der 80'ers als een ijdel, onbeduidend man was bekend geworden. Zoo gingen velen Beets op hoog gezag veroordeelen, zonder hem zelf te kennen. Napraterij staat in de literatuur wel geleerd.

En nu vieren wij het jubileum van de Camera Obscura en gedenken we het wonder-frissche werk van Hildebrand, zonder ons diep-dn bewust te zijn, dat die Hildebrand toch feitelijk niemand anders is dan Nicolaas Beets.

Het is daarom een zeer sympathieke daad van den bekenden criticus Ritter, dat hij Beets, zelfs den ouden Nicolaas Beets, den professor, deel laat nemen aan de huldiging van Hildebrand. Wanneer men in zijn boek het vierde hoofdstuk leest, over de viering van den zeventigsten verjaardag van den scheidenden professor, dat eindigt met diens woorden „Dat was een schoone dag!", dan zal men kunnen begrijpen, dat hij bij deze gelegenheid zou kunnen uitroepen: „dat is ©en schoone daad!"

Beets was niet afkeerig van huldebetoon en waarom zou men dit onthpuden .aan den man, die althans voor zijn tijd ©en groote populariteit genoot. De mindere man had eerbied voor den minzamen professor.

De titel van Ritier's bijdrage tot deze herdenking

is daarom goed gekozen: „Een Kapper over een Professor". Wel blijkt den lezer spoedig, dat het nandeel van dien heuschen kapper slechts gering is; het bepaalt zich tot enkele' anecdotischc herinneringen, want het verschil tusschen een kapper en een professor was in de vorige eeuw wel zoo groot, dat men geen vertrouwelij ken omgang mag verwachten. De schrijver volgt echtei- den kapper op den voet en geeft tal van inlichtingen over de inrichting van het huis, speciaal van de studeerkamer, den tuin en enkele ti-ouwe vrienden.

In dit huiselijk milieu leert men den mensch Beels kennen en waardeeren, men vindt het verklaarbaar, dat in die gezellige sfeer het huiselijk lied ontstond, dat van tevredenheidl en d'ankbaai-heid getuigde. Begrijpelijk wordt nu ook het verzet van Beets tegen allerlei nieuwigheden — niet alleen in de taal.

De introductie door den kapper in het huiselijk leven van Beets, veroorlooft den schrijver zich van een zeer vlotten, gezelligen praat-stijl te befdienen, waardoor dit gedeelte heel onderhoudend geschreven is. Wanneer met het derde hoofdstuk de schrijver de taak van den echten kapper overneemt, om nu zelf den ouden professor wat op Ie kammen, toont hij zich een bijzonder geschikten geestelijken coiffeur. Hij geeft ons nu het beeld van den echten Beets, zooals zijn tijdgenooten hem zagen, kenden, en eerden. Het is een wijs man, die ons hier tegenkomt uit deze bladzijden, waarin zijn omgang geteekend wordt met de grootsten van zijn tijd, geestverwanten en andersgezinden; een man wiens wijsheid gefundeerd is op de scherpe opmerkzaamheid, de open eerlijkheid en den fijnen humor van Hildebrand.

Men kan den professor Beets niet losmaken van den student Hildebrand. Zij, die in de Camera alleen een studenükoozen aanval zien op de burgerlijke samenleving van zijn tijd, miskennen de groote beteekenis die dit stylistisch meesterwerk heeft gehad. Men leze het groote hoofdstuk, dat Bitter wijdt aan dit jeugdwerk, om het in zijn diepere beteekenis te begrijpen. Het is geen critieklooze waardeering, maar een gedocumenteel-de uitlegging ervan, waardoor men te meer zal genieten van de herlezing der prachtige novellen. En tevens zal men in den professor Beets nog den luimigen student herkennen. „De hekelaar, de 'castigator temporis acti' werd een uitzegger van levenswijsheid, even luimig dikwijls, even onbarmhartig als Hildebrand". Met dezen Beets brengt de kapper ons in aanraking.

Een kort slothoofdstuk over „de kritiek op de Camera", gaat na, hoe er is gereageerd op dit boek en geeft tevens de gronden aan, waarop het voor onzen tijd nog waarde heeft. Dan wordt het duidelijk, dat de populariteit van ©en boek niet afhangt van de grilligheid van het lezend publiek, maar Tan zijn eigen innerlijke waarde. Een boek als de Camera, waarin het volk ten allen tijde zijn kenmerkende karaktertrekken zal terugvinden, is niet geschreven voor een bepaalden tijd, maar is „onsterfelijk".

De aantrekkelijkheid van Hitter's boek wordt niet weinig verhoogd door de mooie teekeningen van Anton Pieck, die door hun fijne en geestige afwerking de juiste sfeer aanbrengen. Samen met den tekst geven zij een voortreffelijk beeld van de negentiende eeuw.

Rest mij nog te vermelden enkele facsimile's van Beets' handsclirift. Zij die zich deskundig achten, vinden hier gelegenheid ook nog uit het schrift zich een beeld te vormen van den professor Beets.

Zeer bescheiden noemt de schrijver dit boek „een hors d'oeuvre in de Beetsliteratuur". Hij heeft het echter daarmee zwaar gemaakt voor anderen, die de hoofdschotels zullen te verzorgen krijgen. Deze smakelijk gegarneerde schotel moet men niet laten passeeren.

In smeuïgen vorm, met aardige anecdoten, tal van nieuwe gegevens uit onuitgegeven brieven, grondige beschouwingen en scheri> e opmerkingen heeft Rilter een pracht inleiding gegeven op de Camera, en tevens een boek, dat recht laat wedervaren aan den te veel miskenden professor Bieets.

H. S.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 3 november 1939

De Reformatie | 8 Pagina's