GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

ZENDING EN EVANGELISATIE

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Vruchten van Tambaram.

II.

Bezwaren tegen conferentiëele avondmaalsviering.

In een vorig ariikel spraken wij over één van de vruchten van ïambaram: de versterking van het gevoel van saamhoorigheid tusschen de verschillende deelnemers der Conferentie uit meer dan 70 verschillende landen en behoorend tot verschillende rassen.

Bijna al de aanwezigen zijn diep onder den indruk gekomen van het oecumenisch karakter van de christelijke kerk, zooals die in Tambaram openbaar werd.')

Natuurlijk was deze vergadering van den Intei-nationalen Zendingsraad geen kerkelijke samenkomst, een oecumenisch conciüe of i. d., ook al waren vele deelnemers officieel door hun kerken afgevaardigd. Was dat het geval dan zouden zeer vele afgevaardigden er niet zijn geweest. Ook de leden van onze HoUandsche en Indische Gereformeerde kerken niet. (Ds Harrenstein, Ds Pos en Dr Wardaja.)

Het is m.i. daarom ook niet juist, dat op zulke conferenties het H. Avondmaal wordt gevierd, zooals blijkbaar steeds meer de gewoonte wordt. Hoc plechtig en indrukwekkend zulk een avondmaalsdienst ook moge zijn, zij hoort op zulk een niet-kerkelijke conferentie niet thuis. Temeer omdal de eenige eisch, die voor het toetreden tot dit H. Avondmaal wordt gesteld, de deelname aan de Conferentie is, terwijl het wel zeker is, dat ook verscheidene „modernen" ter Conferentie aanwezig waren. Bovendien werd te Tambaram het avondmaal zoowel volgens den Gereformeerden als volgens den Anglikaanschen ritus bediend. ^)

ik kan mij voorstellen, dat men op zulk een oecumenisch georiënteerde conferentie, waar zendingsarbeiders uit alle taal en volk en natie zijn saanigekomen, om met elkander te spreken over het allen gemeenschappelijke werk, in de gehoorzaamheid aan één Heer en Heiland, die aller Zender is, een gemeenschappelijke avondmaalsviering als iets vanzelfsprekends beschouwt, en, meegesleept door het diep gevoel van opgenomen te zijn in zulk een wereldwijde gemeenschap van Christenen, met ontroering aan zulk een avondmaalsbediening deelneemt en er later over schrijft als één van de hoogtepunten der Conferentie (ook in ons hart leeft het verlangen naar een tijd, waarin zulk een avondmaalsgemeenschap met al de geloovigen mogelijkheid en werkelijkheid zal zijn), maar ik geloof dat de deelname aan zulk een avondmaalsviering voor ons toch alleen maar mogelijk is in den kerkdijken weg.

Zelfs ben ik er van overtuigd, dat een gemeenr schappelijke avondmaalsviering als te Tambaram (of op welke oecumenisclie conferentie ook) een waarachtig zoeken van kerkelijke vereeniging in den weg staat.

Een openlijk getuigenis, dat men op grond van zijn overtuiging niet aan zulk een avondmaalsdienst kan deelnemen, kan m.i. meer bijdragen tot een helderder inzicht in de smadelijke verscheurdlieSd van het lichaam van Christus en tot een geloovig zoeken-van-eenheid in den door God ons geboden kerkdijken weg, dan een vol ontroering deelnemen aan zulk een avondmaalsviering. Als vanzelf komt dan immers de gedachte op, dat het met de verscheurdheid van Claristus' lichaam toch nog wel wat meevalt. „Hier was dat wonder", lezen wij dan ook in het Tambaramnummer van „De lOpwekker" (Febr. 1939, p. 62), „dat wij allen één lichaam zijn, dewijl we allen eens broods deelachtig zijn". In werkelijkheid was de tegenstelling tusschen het persoonlijk gevoel van kerkelijke gemeenschap (één lichaam) en de droevige werkelijkheid van kerkelijke verscheurdheid (pluraliteit van vertegenwoordigde kerken) wel heel schrijnend.

Het is er mee als met het zenden van officiödo vertegenwoordigers van de eene kerk naar de andere in dezelfde plaats bij de intrede van een predikant. Dat lijkt heel „oecumenisch", maar in werkelijkheid is het met een waarachtig streven naar kerkelijke eenheid geheel in strijd. Want zulk een „handreildng over de kerkmuren heen" stompt af voor het besef van de zonde der gescheidenheid en bedekt de voor Christus smadelijke werkelijkheid der verscheuring met een scliijn van kerkelijke gemeenschap, die practisch den drang naar waarachtige vereeniging op den achtergrond dringt.

Om deze reden geloof ik ook, dan een niet-deelnemen aan een conferentie-avondmaalsdienst als te Tambaram, met openlijk schuldbdijden voor God, meer dienstbaar is voor een waarachtige heeling van de breuk in Christus' kerk dan een praematuur aanzitten aan den avondmaalstafel met velen, waarmee men kerkelijk to recht of ten onrechte gescheiden leeft. Persoonlijke ontroering door momenteele eenheidservaring bij het gemeen^ schappelijk gedenken van de breldng van Christus' lichaam voor onze zonden belet ons dan de smaadheid te zien, die Christus wordt aangedaan• door het tegelijkertijd laten voortbestaan van de breking van Zijn lichaam door onze zonde.

Hoeveel internationale zendingsconferenties als die te Tambaram ook kunnen bijdragen voor het kerkelijk hereenigingswerk, door de gemeenschapipelijke beraadslaging en discussie over het wezen van de kerk en over haar taak m deze wereld (en ik beschouw den groei van het oecumenisch bewustzijn door zulke samensprekingen wel degelijk als één der vruchten van Tambaram), toch wordt m.i. door zulk een niet door Christus gewilde avondmaalsviering bijna evenveel afgebroken als door de Conferentie zelf aan oecumenisch besef werd opgebouwd, al de hooggestemde lofprijzingen ten spijt.

D e n o o d z a a k V a n s a m e n s p' r e k i n g.

Van veel gi-ooter belang acht ik het feit, dat de conferentie van Tambaram, misschien zelfs meer dan die te Edinburgh en Jeruzalem, duidelijk beeft aangetoond, dat we in de huidige wereldzendingssituaüe allerwege met vrijwel overeenkomstige zendingsvraagstukken te doen hebben. Gemeenschappelijke bespreldng daarvan op een conferentie, waar afgevaardigden uit de geheele zendingswereld zijn samengekomen, en welke door degelijke studie en grondig onderzoek is voiorbereid, kan niet anders dan vruchtbaar zijn. Als het maar eenigszins mogelijk is, behooren ook Gereformeerden, als buitengewone leden of als gasten of hoe dan ook op zulk een conferentie aanwezig te zijn.

Wc hebben er veel te leeren. „De zendmgsproblemen worden steeds ingewikkelder", zoo schroef kortgeleden nog onze Hoofdredacteur, naar aanleiding van de inaugurede oratie van Prof. J. H. Bavinck. En hij vervolgde terecht „naast op eigen principicele basis gestelden zendingsarbeid wordt ook een consulteeren van andere bij de zendmg geïnteresseerden steeds noodigcr".

Wij kunnen er ook invloed uitoefenen. Als we maar niet bang zijn om voor onze overtuiging uit te komen. In onzen tijd, nu men ook m de internationale zendingskringen bij het besprekrai van allerlei zendingsvraagstukken meer dan vroeger streeft naar een principiëele fundeering, waarbij aan de Schrift een steeds meer centrale plaats gegeven wordt, kunnen ook de Gereformeerden hun bijdrage leveren tot een oplossing van deze vraagstukken naar de mate van het hun door God geschonken licht. In dit opzicht hebben de Gereformeerden, die steeds gewoon waren zich op Gods Woord te gronden in al hun zendingswerk, zelts iets vóór boven vele andere zendingsarbeiders. En telkens weer blijkt, dat men bereid is om naar ons te luisteren, wanneer met kennis van zaken gesproken wordt. Zoo kunnen ook wij onze bijdrage leveren m. n. in het terugroepen van de wereldzending naar Gods Woord. „De stem en het werk van alle kerken, die leven uit den Bijbel", schreef Ds Pos terecht in zijn verslag, „is een machtige factor tot behoud". Prof. J. H. Bavinck zal niet het minst in dit opzicht, dus wat onze Gereformeerde beginselen betreft, een „representatieve figuur" dienen te zijn. God stelle hem daaria tot een zegen.

Zoolang dergelijke conferenties een louter be-

raadslagend en informatorisch karakter dragen, en de rapporten en besluiten niet meer dan adviseerende kraciit bezitten, kan er tegen deelname ook van de zijde der Gereformeerden m.l. geen overwegend bezwaar worden ingebracht (al ontken ik geenszins, dat aan zulk een deelname allerlei moeilijkheden verbonden kunnen zijn), mits grondslag en doel der samenkomsten niets bevatten, wat strijdig is met onze belijdenis, en het steeds geoorloofd en mogelijk blijft publiek voor onze overtuiging uit te komen.

Uitkomen voor eigen overtuiging.

Dat laatste mag er wel bij, want niet alleen •maakt het verplicht gebruik van de door de Conferentie als voertaal vastgestelde talen het vele deelnemers moeilijk a l'improviste aan de beraadslagingen deel te nemen, rnaar ook kan het heel goed gebeuren, dat leiders der conferentie den spreektijd dusdanig verdeelen, dat er voor een bepaalde groep v/einig gelegenheid bestaat behoorlijk voor haar meening uit te komen.

Dat dit laatste niet een denkbeeldig gevaar is, moge blijken uit hetgeen mij door één van de deelnemers aan de conferentie te Tambaram werd meegedeeld. Zooals U weet, heeft Dr Kraemcr een ])elangrijk boek geschreven ter voorbereiding van de Conferentie. Het schijnt echter, dat Dr Mott dit werk wel Vi^at al te veel rechts georiënteerd achtte, weshalve hij op de conferentie zélf, althans tijdens de plenaire zittingen. Dr Kraemer weinig of geen gelegenheid moer heeft geschonken zijn standpunt nader toe te lichten om de „links georiënteerden" niet al te zeer af te schrilcken. Naar men mij vertelde werd aan Dr Kraemer op de plenaire zittingen slechts éénmaal het woord verleend, en toen hij den vastgestelden tijd van 5 minuten overschreed, werd hij door den praeses eigenhandig van het podium verwijderd! En dat, Lerwijl aan mannen als Stanley Jones, Kagawa e. a. ruimschoots het woord werd verleend bij meer dan één gelegenheid. Natuurlijk moet op' zulk een wereldconferentie met honderden deelnemers streng de hand worden gehouden aan den vastgestelden spreektijd, vooral op de voltallige vergaderingen, maar het bovenstaande bewijst toch duidelijk, dat het streven van Dr Mott om zooveel mogelijk „rechts" en „links" op de conferentie in evenwicht te houden en beide groepen voor deelname aan de internationale zendingsconferenties te behouden, in de practijk er toe leiden kan, dat lang niet ieder voor zijn overtuiging voldoende uit kan komen.

De weg terug. Mede onder invloed der inlieemsche afgevaardigden?

©verigens is op de Conferentie \yel heel duidelijk geworden — en dat is misschien wel één vEm de allerbelangrijkste vruchten van Tambaram —u dat de afbuiging naar links, die wij in onze vroegere artikelen over de conferentie van Tambaram (in verband met het boek van Dr Kraemer) constateerden ten aanzien van den internationalen Zendingsraad sinds „Edinburgh 1910", in Madras is gestuit.

De Internationale Zendingsbeweging, die te Jeruzalem voor een groot deel duidelijk den weg van het sjmcrelisme opging en door het beruchle „Leeken-rapport" geheel in de wateren van het „tnoderaisme" verzeild dreigde te raken, heeft te Tambaram, mede onder invloed van den (ook in liet boek van Dr Kraemer) telkens weer herhaalden oproep om tot den Bijbel terug te keeren, haar koers veranderd.

Wie de rapporten leest, die door den Internationalen Zendingsraad verleden jaar zijn gepubliceerd, in een boek van meer dan 200 pagina's, •'') kaï: niet anders zeggen, dan dat de wereldzending, Gode zij dank, vfat de overgi-oote meerderheid betreft, zich bevindt op „den weg terug".

Zeker, er staat nog heel wat in deze resoluties, dat wij anders zouden wenschen; ook zullen wij eerst de volledige rapporten nog nader moeten bestudeeren (waarin ook een verslag van de discussies is opgenomen); maar als geheel genomen is een koerswijziging naar rechts onmiskenbaar.

De orthodoxe deelnemers aan de conferentie te Tambaram constateeren dan ook allen, vrijwel zonder uitzondering, met dankbaarheid den duidelijken drang naar een meer aan den Bijbel georiënteerde bespreking der verschillende vi-aagstukken.*) Hoezeer Dr Mott ook een naar zijn meening heilzaam evenwicht wilde bewaren, de „Comittee" van den Internationalen Zendingsraad heeft zelf toch ongetwijfeld den sterken stimulans in de richting van „bijbelsch denken" bevorderd. En het was „merkwaardig te zien", schrijft Ds Pos in zijn boven reeds geciteerd verslag, „hoe in de conferentie als een geheel de met klare bewustheid zich aan den Bijbel als Gods Woord oriënteerende groepen de leiding hadden, en hoe de conferentie als een geheel in deze richting meeging Naarmate de conferentie voortschreed, kwam ze hoe langer hoc dichter bij den Bijbel.

Het lijkt mij niet onmogelijk, dat één der redenen, cöe tot deze koerswijziging hebben geleid, gelegen is in het feit, dat thans voor het eerst de inlieemsche afgevaardigden in de meerderheid waren. Ik heb er vroeger in ander verband reeds op gewezen, dat de inheemsche kerken op het zendingsveld veelal dichter bij de Schrift leven, dan de Zendelingen, die hun het Evangehe hebben verkondigd, ook al is de invloed van moderne zendelingen op de inheemsche kerken, b. v. in China, natuurlijk heel duidelijk merkbaar. De Schi-iftcritiek is een decadentieverschijnsel, dat pas in een later stadium optreedt, wanneer de „eerste liefde" verlaten wordt

Hoe het echter ook zij, de oproep „terug tot den Bijbel", zoo dikwijls vóór en tijdens de Conferentie aangeheven, is niet tevergeefs • geweest. Met enkele voorbeelden wil ik dit nader adstrueeren in een samenvattend slotartikel.


1) „Wir haben das Angesicht der Gemeinde Jesu unter den Völkern geschaut. Und keiner, der in Tambaram war, wird es je vergessen", schrijft Dr Hartenstein in één van zijn artikelen over Tambaram (Ev. Miss. Mag., Febr. '39, p. 37).

2) Prof. Schlunk deelt in één van zijn artikelen over Tambaram (Neue Allg'. Miss. Zeitschr, , Mrt 1939, p. 79) mede, dat de Anglikaansche bisschoppen bij de Avondmaalsviering volgens Gereformeerden ritus wel aan tafel zaten, maar niet aten van het brood noch dronken van den wijn.

3) „The World Mission of the Church, Tambaram, 1938", Londen, 1939.

4) Ik 'haal hier slechts één der desbetreffende uitspraken aan, n.l. van den ook onder ons zeer goed bekenden Dr Schlunk, die al de 3 groote wereldzendingsconferenties van de laatste decennia heeft bijgewoond. In één van zijn artikelen over Tambaram (Neue Allg. Miss. Zeitschr., Mrt '39, p. 77) schrijft hij: „Wenn man den Gesamtgehalt dessen, was die Konferenz zu den entscheidenden Fragen des missionarischen Handelns gesagt hat, übcrschaut, dann kann der deutsche Beobachter nur mit tiefer Bewegung feststellen, wie Gott sein Werk auf dem Wege von Edinburg über Jerusalem nach Madras immermehr in die biblische Linie der Nüchternheit, des Gehorsams und der Demut geführt hat."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

ZENDING EN EVANGELISATIE

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 februari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's