GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

IS ER EEN „TUSSCHENTOESTAND” ?

IV.

We kunnen dan ook nu gevoegelijk komen tot ons eigenlijke onderwerp: is er werkelijk een tusschentoestand in den in ons eerste artikel aangegeven zin?

Er zijn er, die het ontkennen. Onder hen beweren sommigen, dat b.v. Luther er weinig of niet van weet of weten wil. Er wordt nog al druk gewerkt met een door Heuirich Quistorp bijgebracht citaat van Luther, dat aldus luidt: „hier moet men den tijd uit zijn gedachten bannen en weten, dat in gindsche wereld geen tijd en geen uur zijn, doch alles een eeuwig oogenbli k". Zij, die zich op Luther beroepen, willen daarmee dan aannemehjk maken, dat in betrekking tot onze gestorvenen elke gedachte aan tijd radicaal uitgesloten is.

Hoe dat bedoeld is ?

Wil men alleen maar ermee zeggen, dat de gestorvenen geen tusschentijd w a a r n e m e n ? Of meten ? Of indeelen, zooals wij het doen met onze klok?

Neen, men bedoelt nog veel meer. Men wil ermee zeggen, dat er ook geen tusschentoestand i s. De tusschentijd IS er eenvoudig niet, dien kant wil men uit, als men zich op Luther beroept.

Nu is het waar, dat Luther over den tusschentoestand weinig heeft gezegd.

Maar dat hij hem ontkend, of over het hoofd gezien heeft, — dat is niet waar. Het zijn er, zegt hij, nog velen, die Christus toebehooren en nog moeten verschijnen voor Christus in de groote kerk-reunie van den jongsten dag. Niet alleen wij, doch ook degenen die vóór ons gestorven zijn, moeten op hen „w a c h t e n" i) Dit woord „wachten" is bij Luther niet zinloos. Zoo als de doode Abel leeft en spreekt in den hemel, alzóó, dat God zelf op aarde voor hem den mond gaat openen tegen Kaïn, zoo genieten ook nu de geloovigen geUjke voorrechten 2). Aldus Luther.

Doch de meening van Luther of een ajider behoeft ons hier niet op te houden. Hoe wordt het bezwaar tegen het geloof aan een tusschentoestand tegenwoordig gemotiveerd? En, — hoe Stelt men zich den loop der dingen voor, als de tusschentoestand uitgeschakeld wordt?

Enkele beelden — niet van mijzelf mogen hier spreken.

Daar is vooreerst het beeld van de t r e i n r e i s. Stel u iemand voor, die met den trein reist, laat ons zeggen van Rotterdam naar Den Haag. Stel u verder voor, dat de man op het oogenblik van het vertrek uit Rotterdam in slaap valt. Of, dat hij bewusteloos wordt. En dat hij. weer bijkomt op het oogenblik, dat de trein in Den Haag halt houdt. Heeft die reis voor zijn besef lang geduurd? weineen. Voor zijn besef heeft de reis maar een oogenblik geduurd. Als hij in Den'Haag aankomt, dénkt hij misschien, nog in Rotterdam te zijn. Maar als hij de oogen opent, en om zich heen ziet, bemerkt hij, in Den Haag te wezen. Wat zijn waarneming betreft, had de trein een oneindig groote snelheid. Zooveel kilometer in... een seconde. En wederom, voor zijn waarneming was de afstand Rotterdam—^Den Haag oneindig klein. Even kort als de afstand tusschen de sigaar, die hij in de hand hield en zijn lippen: die afstand wordt óók afgelegd in... een seconde. Tijd en afstand gelden dus voor hem niet meer.

Zóó nu denkt men zich het verloop der dingen voor den gestorvene. Er is voor zijn besef geen ver-loop. Het moment van den dood, van het ontslapen of inslapen, valt te vergelijken met dat van het bewusteloos raken van den reiziger van daareven in Rotterdam. En het openslaan van de oogen in den dag van Christus' wederkomst is te vergelijken met dat van de aankomst in Den Haag, waar de man weer wakker werd. In werkeUjkheid i s er wel een bepaalde tijds-duur verloopen tusschen het moment van zijn scheiden uit dit leven eenerzijds en dat van Christus' wederkomst anderzijds.

Maar de gestorvene zelf weet daar niet van. Voor zijn besef staat het zóó: hij ontsliep toen hij den laatsten adem uitblies; en aanstonds daar'na ontwaakt hij in de nabijheid van den Christus, die wederkwam om de wereld te oordeelen ten jongsten dage.

Het beeld is duideüjk. Het kan nog verder worden uitgewerkt. Men zegt b.v. denk u een mede-reiziger, die den man naast hem zag inslapen in Rotterdam en weet, dat hij pas in Den Haag wakker wordt. Die man kan zeggen: hij is al in Den Haag.

Het woordje „i s" moet natuurlijk niet al te letterlijk worden genomen; want dan klopt het beeld niet meer.. Of dat niet-kloppen een verües zal zijn, moet nog blijken. Wie heel precies wil zijn, kan natuurhjk opmerken, dat de mede-reiziger even goed had kunnen constateeren: „h ij is nu nog in Rotterdam". En wie dan nog secuurder spreken wil, kan als derde in de rij zijn schouders ophalen en zeggen: „h ij is op 't oogenblik nergens". Tot den laatste dringt dan de eenvoudige waarheid door, dat hier twee begrippen door elkaar heen gebruikt worden, n.l. „ergens al of niet z ij n", èn: „van het ergens zijn of niet zyh weet hebbe n". Daarmee is dan in zooverre winst behaald, als de heilzame herinnering aan het mankgaan van elk beeld nu ook even aan het woord gekomen is.

Vandaar dan ook, dat het beeld van de treinreis wordt afgewisseld met dat van den slaap. We hoorden hierboven Luther even noemen, en willen daarom ook naar hem even luisteren. Ook Luther spreekt van slapen, maar: Luther maakt daarbij onophoudeUjk verschil tusschen „s t e r v e n" en „s 1 a p e n", of „o n t s ï*a p e n".

^< a#=& 'as=& < a#& < 3; ï& < as=& < 5> < ajsB> < as=5> 'Qsïê> < a5Sê> < a; ^< a*=? > 5^ Als Paulus in 1 Cor. 15 degenen, die na Christus zullen opstaan geen d o o d e n noemt, doch Hem den eersteling noemt dergejnen die ontslapen zijn, dan zegt hij: nu Christus den echten en eeuwigen dood ondergaan heeft, nu is, nadat Hij van dien dood is opgestaan, voor de zijnen de „dood" geen dood meer, doch een slaap geworden; de Christenen die in de aarde liggen, heeten dan ook geen dooden, doch s 1 a p e r s: want ze zullen zeker opstaan. „S 1 a p e n" zegt men van hen, die neerliggen, doch weer ontwaken en opstaan zullen; maar men gebruikt dat woord niet van degenen, die neerliggen zonder hoop van opstanding; hen noemt men geen slapenden, maar doode lijken. De Schrift — aldus Luther — wil juist in dat woord slapen de toekomstige opstanding in rekening doen brengen. ^) Hij bedoelt hier dus de zalige opstanding (Heidelb. Cat. Zondag 17). Want ook de „o n c h r i s t e n e n" moeten allen „opstaan", maar dat is dan geen vrooUjke, geen zalige, doch een verschrikkeUjke opstanding *): hij zelf weet er alles van, want toen hij nog zoo'n vrome heilige monnik was, toen hoorde hij veel liever over alle duivelen in de hel spreken, dan over dien jongsten dag, die hem de" haren te berge deed rijzen^). Maar wie in C h r i s t u s heenging, die „slaapt". Zooals b.v. die goede hertog Johan, Keurvorst van Saksen, slaapt, als hij daar op het doodsbed ligt en Luther de Ujkrede houdt. Die man slaapt: want Christus heeft de dooden, die zich om zijn échten dood bekommerden, omgedoopt; het zijn geen dooden meer, doch slapenden 8). Christus' dood heeft hun dood verslonden („gefressen") ''). En dus is die keurvorst eigenlijk

twee jaar geleden gestorven, op den Rijksdag te Augsburg: daar heeft hij met den duivel gevochten en Christus' dood als den échten dood openlijk beleden. Dat vi? as een zwaar sterven, daar in Augsburg 8). Maar wat hem nü gepasseerd is — de oogen zien niet meer, de ooren hooren niet meer, de handen tasten niet meer —, wel, is dat zoo erg? Dat is maar een kindersterven of-een koeie-sterven. Kinderen sluimeren in, maar worden weer wakker. Koeien kennen dat ook, dat het lichaam — die arme zak — afsterft 8). Maar nu de keurvorst in Augsburg door zijn christelijke belijdenis den dood gestorven is, nu kan hij niet meer sterven, net zoo min als Paulus, die tijdens zijn „leven" kon zeggen: ik sterf alle dagen i"). Christenen zijn geen doode en „verscharrete" lieden ^^), zij slapen, en alleen zij slapeni2-)_ j^jg^ ^^ heele mensch sterft bij hen, doch alleen het lichaam i^).

En daarom is het voor de christenen maar een oogenblik, dat hen scheidt van dat 'heerlijke ontwaken. Zoo als Christus zelf, ook al lag Hij in het graf, in een oogenblik dood èn levend was en weer als een bliksem aan den hemel er uit schoot i*), zoo zal Hij ook ons in een oogenblik („in einem Nu") weer er uit rukken; het gaat vlugger dsin in een onunezien i^). Tot zoolang slapen zij, en de slaap is zoo diep, dat geen droom hem verstoort („und so ein tieffer Schlaf, da einem nichts inne trawme") i"). Reeds heeft Christus, ons Hoofd, het voornaamste stuk van zijn lichaam, d.w.z. de christenheid, uit den dood opgetrokken; alleen nog maar een sprong, een oogenblik is noodig, om de zijnen, die nog naar het lichaam in de aarde liggen, te doen opstaan 1'). Het gaat nog maar om één nacht, dan wekt Hij ons op uit den slaap i^). Wij hebben dus al veel meer dan de helft van onze opstanding achter den r'ug: 2 deelen van de drie zijn al voorbij: a) het Hoofd is boven den dood uit gekomen, dat is het eerste deel; b) wij zijn al met Hem gestorven en opgewekt, dat is het tweede deel; nu rest alleen nog dat lichamelijke verrijzen: het derde deel van ons opstandingsproces 1").

Ziehier hoe L u t h"e r over het slapen spreekt.

Is het nu óók zoo bedoeld in die jongste brochure ? Die het beeld van de treinreis gebruikte ?

Neen.

Want Luther hanteert het beeld van den slaap alleen voor de geloovigen. Hij wil ermee aanduiden, dat zij wel hun aardsche (tijdelijke) redegebruik en de „vijf zinnen" kwijt zijn, doch wil het woord „slapen" alleen in z'n liefelijke, z'n „kinderlijke" beteekenis gebezigd zien. Luther zingt met zijn slaap-motief een zacht troostend liedje bij het sterfbed van den christen.

Maar bedoelde brochure gebruikt het beeld van den slaap voor alle menschen. De pétillante stijl van Luther, die geen begripsmatige wijsheid in het beeld van den „slaap" gelegd wil zien, duikt hier onder, om plaats te maken voor een begripsmatig verhelderende teekening der, situatie voor a l l e overledenen. Het beeld van den slapende moet hier dienen om aan te toonen, hoe het bestaan kan, dat er tijd kan verloopen, dien de gestorvene niet kan waarnemen. Voorj zijn bewustzijn „geldt" naar schrijvers meening de tijd niet. Voor den stervende ligt volgens hem g e e n onderdeel van een seconde tusschen hem en de verschijning van den Christus op de wolken ten jongsten dage. Wie heden sterft, of gister, of in het uur van Abel's dood, die staat voor zijn e r v a r i n g met één slag zóó maar op de nieuwe aarde, waarop gerechtigheid woont, en welke is schoongeveegd door den storm van Christus' parousie, schoongebrand door het vuur van Christus' Geest.

Men ziet het verschil tusschen Luther en deze opvatting. Lutfier's zachte kerkmuziek maakt hier plaats voor een begripsmatige structuur. Het beeld van den slaap wordt — onder erkenning, daf alle vergelijking mank gaat — uitgebreid^-tof alle menschen. Sterven en dan voor het besef v a n ie. dereen dadel ij k het e«rdeel. Het onderscheid is duidelijk.

Men zie nu ook het verschil tusschen deze meening en die, welke wij in ons eerste artikel even lieten spreken als de tot nu toe algemeen gangbare.


1) Ausl. des XV. Oap. der ersten Epist. an dié Corinth., editie Peter Seitzen Erben, 1578, I, 368 a.

2) Die II. Predigt über den Leich Herzog Johans zu len, a.w., 431, b.

3) Ausl. des XV. Gap. etc. 363, a.

*) Idem, 365, a.

5) Idem, 365, a.

e) I. Predigt, etc. 427, «.

7) 427, h.

S) 428, a.

9) 428, b.

10) 428, 6.

11) 429, a.

12) 429, a; vgl. 427, i.

13) 427, a.

W) 432, 6.

15) ibidem; vgl. 431 S.

16) 429, 6.

17) 367, o.

18) 363, a.

19) 363, o.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 maart 1946

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 2 maart 1946

De Reformatie | 8 Pagina's